E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ2325
LJN BJ2325, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 08 - 38285

Inhoudsindicatie:

Afgeleide verblijfsvergunning asiel / Egypte / genitale verminking / dochter met Nederlandse nationaliteit / bescherming autoriteiten / nader onderzoek

De rechtbank volgt niet het standpunt van verweerder dat eiseres niet in aanmerking kan komen voor een afgeleide verblijfsvergunning asiel, vanwege het feit dat haar dochter de Nederlandse nationaliteit heeft. Zoals door deze rechtbank en nevenzittingsplaats eerder is overwogen bij uitspraak van 7 september 2004 (LJN: AR5501) is de ratio van verweerders beleid terzake van genitale verminking dat met name jonge kinderen hieraan niet worden blootgesteld en dat daartegen bescherming wordt geboden. De ouder van het kind krijgt vervolgens eveneens bescherming. De uitwerking van verweerders beleid zou zijn dat verweerder eiseres een verblijfsvergunning zou onthouden omdat haar dochter de Nederlandse nationaliteit heeft, terwijl zij deze vergunning mogelijk wel zou krijgen indien haar dochter de Egyptische nationaliteit zou hebben. Verweerder heeft geen nadere motivering gegeven voor dit onderscheid naar nationaliteit. Verweerders standpunt terzake is dan ook niet gebaseerd op een redelijk beleid. Gelet daarop kan het door verweerder gestelde vereiste, dat de aanvraag mede namens de dochter moet zijn ingediend, evenmin als een redelijk vereiste worden aangemerkt. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder, gelet op de cijfers die door eiseres naar voren zijn gebracht, onvoldoende heeft gemotiveerd dat de Egyptische autoriteiten meisjes daadwerkelijk kunnen beschermen tegen vrouwenbesnijdenis. Dit geldt eens te meer nu verweerder zelf heeft geconstateerd dat genitale verminking in Egypte thans nog een wijdverbreid probleem is. Nu voorts uit het Home Office rapport van 11 maart 2008 volgt dat ondanks overheidsinspanningen de praktijk van genitale verminking voortduurt, aangezien zij sterk cultureel is bepaald, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder gelegen om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden en de effectiviteit van het inroepen van bescherming bij de Egyptische autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 Awb.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie