Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: 08-5464
Zaaknummer: 315183
Datum beschikking: 26 februari 2009
Alimentatie
Beschikking op het op 10 juli 2008 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te 's-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlagen d.d. 11 augustus 2008 van de zijde van de vrouw;
- de brief met bijlagen d.d. 14 augustus 2008 van de zijde van de vrouw;
- het verweerschrift;
- de brief met bijlage d.d. 18 augustus 2008 van de zijde van de man;
- de brief met bijlagen d.d. 21 oktober 2008 van de zijde van de man;
- de brief met bijlagen d.d. 28 oktober 2008 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 25 november 2008 van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht met bijlage d.d. 9 december 2008 van de zijde van de man;
- de brief met bijlagen d.d. 16 december 2008 van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht d.d. 18 december 2008 van de zijde van de vrouw.
Op 29 januari 2009 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat alsmede de man met zijn advocaat.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief met bijlage d.d. 3 februari 2009 van de zijde van de man;
- de brief met bijlage d.d. 11 februari 2009 van de zijde van de vrouw.
Feiten
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad waarbij zij hebben samengewoond.
Uit de vrouw is op [datum] 2002 te [plaats] geboren de thans nog minderjarige [minderjarige]. De man heeft [minderjarige] erkend. De vrouw is van rechtswege met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast.
Verzoek, grondslag en verweer
De vrouw heeft verzocht - uitvoerbaar bij voorraad -:
- te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, telkens bij vooruitbetaling, een bedrag van € 350,-- per maand aan de vrouw dient te voldoen, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht;
kosten rechtens.
De man heeft verweer gevoerd. Hij heeft verzocht - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens - het verzoek van de vrouw af te wijzen.
Beoordeling
De behoefte van de minderjarige
De rechtbank hanteert bij de vaststelling van de behoefte van de minderjarige de bedragen zoals opgenomen in de tabel eigen bijdrage kosten van kinderen uit het Tremarapport. Hierin is de behoefte van kinderen gerelateerd aan hun leeftijd en de welstand tijdens het huwelijk, dat wordt gemeten aan de hand van het netto gezinsinkomen.
Partijen zijn ter terechtzitting overeengekomen dat voor het bepalen van de behoefte van de minderjarige het netto gezinsinkomen ten tijde van hun uiteengaan in 2004 van € 2.000,-- per maand in aanmerking dient te worden genomen. De rechtbank bepaalt op grond hiervan het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de minderjarige aan de hand van voornoemde tabel bij twee kinderbijslagpunten op € 270,-- per maand.
De behoefte van de minderjarige dient in beginsel door beide partijen te worden gedragen naar rato van hun draagkracht. De rechtbank zal hierna de draagkracht van beide partijen beoordelen, te beginnen bij de draagkracht van de van de vrouw.
Draagkracht van de vrouw
Inkomen
De rechtbank gaat bij de vrouw uit van een inkomen van € 18.617,-- bruto per jaar, inclusief vakantiegeld en bijtelling werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW), zoals blijkt uit de door haar overgelegde jaaropgave 2008.
De rechtbank zal bij de vrouw - nu als onweersproken vaststaat dat de minderjarige bij haar staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie - rekening houden met de fiscale heffingskortingen die hiermee verband houden.
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op € 1.551,-- per maand.
Lasten
Aan de lastenzijde houdt de rechtbank rekening met een huur van € 376,44 per maand, de premie ZVW ad € 119,70 per maand en de werkgeversbijdrage ZVW ad € 104,-- per maand.
De rechtbank houdt - overeenkomstig de Tremarichtlijnen - geen rekening met het verplicht eigen risico van € 13,-- per maand, nu de vrouw niet heeft aangetoond dat dit risico is gerealiseerd. De rechtbank gaat er voorts vanuit dat een nominaal deel van de premie ZVW ad € 43,-- per maand is verdisconteerd in de bijstandsnorm.
Uitgaande van de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60, berekent de rechtbank de draagkracht van de vrouw op € 179,-- per maand.
Draagkracht van de man
Inkomen
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de man uit van een inkomen van € 22.850,-- bruto per jaar inclusief vakantiegeld en bijtelling werkgeversbijdrage ZVW, zoals blijkt uit de door hem overgelegde jaaropgave 2008.
De rechtbank houdt voorts rekening met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man op € 1.648,-- per maand.
Lasten
De rechtbank gaat uit van de volgende niet, althans onvoldoende betwiste, maandlasten:
- € 297,58 hypotheekrente ,
- € 118,45 kosten bouwdepot ,
- € 95,-- forfait overige eigenaarslasten,
- € 119,45 premie ZVW,
- € 128,-- inkomensafhankelijke bijdrage ZVW,
- € 37,50 kosten omgangsregeling,
- € 28,-- verbouwingskosten (€ 118,45 minus teruggave belasting € 90,--).
De vrouw heeft de aflossing Postbankcard van € 211,-- per maand betwist, stellende dat de man al jarenlang op de schuld aflost, maar tegelijkertijd ook krediet opneemt voor privé-uitgaven, waardoor de schuld verder is toegenomen. Nu de man de schuld allang had kunnen aflossen, acht de vrouw het onredelijk om hiermee thans nog rekening te houden.
De man heeft gesteld dat hij, gezien de hoge rentelasten, met zijn huidige inkomen voorlopig niet in staat is de Postbankschuld, die al bestond tijdens de relatie van partijen, volledig af te lossen. Er dient in elk geval rekening te worden gehouden met de hoogte van de schuld van € 2.200,-- ten tijde van het uiteengaan van partijen, aldus de man.
Uit het door de man overgelegde bankafschrift blijkt dat hij nog steeds krediet opneemt waardoor hij de schuld in stand houdt. De rechtbank acht het redelijk slechts rekening te houden met tweederde deel van het aflossingsbedrag van € 211,-- per maand, zijnde € 140,-- per maand behorend bij de schuld van € 2.200,-- ten tijde van het uiteengaan van partijen.
Zij overweegt hierbij dat het meerdere voor rekening van de man komt en niet ten laste van zijn alimentatieverplichting moet worden gebracht.
De rechtbank houdt - overeenkomstig de Tremarichtlijnen - geen rekening met de premie begrafenisverzekering en het verplicht eigen risico van € 13,-- per maand, nu de man niet heeft aangetoond dat dit risico is gerealiseerd. De rechtbank gaat er voorts vanuit dat een nominaal deel van de premie ZVW ad € 43,-- per maand is verdisconteerd in de
bijstandsnorm. Op de premie ZVW strekt ten slotte in mindering de zorgtoeslag ad € 37,-- per maand, welke de man ontvangt.
Uitgaande van de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60, berekent de rechtbank de draagkracht van de man op € 161,-- per maand.
Draagkrachtvergelijking
Gelet op de hiervoor vastgestelde draagkracht van de man van € 161,-- per maand en van de vrouw van € 179,-- per maand en rekening houdend met de fiscale gevolgen, bepaalt de rechtbank het aandeel van de man in de kosten van de minderjarige op € 137,-- per maand.
Conclusie
Gezien de beschikbare draagkrachtruimte van de man en gelet op de fiscale gevolgen is de rechtbank van oordeel dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om zijn aandeel in de kosten van de minderjarige te voldoen. De rechtbank zal, onder afwijzing van het meer of anders verzochte, aldus beslissen.
De proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt de door de man met ingang van heden te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige], geboren op [datum] 2002 te [plaats], op € 137,-- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2009.