Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Engels recht is van toepassing op de verdeling. Wettelijk systeem in Engeland: scheiding van goederen, maar bij echtscheiding zijn daarop uitzonderingen mogelijk . De auto wordt op basis van "equity" als gemeenschappelijk beschouwd

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector familie- en jeugdrecht

Enkelvoudige Kamer

Scheiding

Beschikking op het op 9 mei 2008 ingekomen verzoek van:

[de man]

wonende te [plaats A.]

advocaat: mr. E.P. Niemeijer te 's-Gravenhage.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw]

wonende te [plaats A.]

advocaat: mr. Y. van der Bijl te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoekschrift;

- het verweerschrift tevens verzoekschrift;

- het verweer tegen de zelfstandige verzoeken;

- de brief d.d. 1 december 2008, met bijlagen, van de zijde van de man;

- de brief d.d. 1 december 2008, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 4 december 2008, met bijlagen, van de zijde van de man.

De [minderjarige 1] geboren op [datum] 1996 te [plaats B.] (Groot-Brittannië) heeft zowel schriftelijk als in raadkamer zijn mening kenbaar gemaakt.

Op 12 december 2008 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door mr. H.D. Gelderloos (een kantoorgenoot van zijn advocaat), de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en een tolk voor beide partijen, mevrouw M.L. von der Assen-van Zonneveld.

Verzoek en verweer

Beide partijen verzoeken de echtscheiding tussen hen uit te spreken en zij zijn het erover eens (hetgeen blijkt uit de stukken dan wel uit het verhandelde ter terechtzitting) dat de rechtbank de navolgende nevenvoorzieningen treft:

- vaststelling van de verblijfplaats van de na te melden minderjarigen bij de vrouw;

- vaststelling van een omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen;

- vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage van € 525,- per maand per kind in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift;

een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Partijen twisten nog over:

- de door de vrouw verzochte bijdrage van de man ter voorziening in haar levensonderhoud van € 2.000,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

- de door de vrouw verzochte toekenning aan haar van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning te [adres] (hierna: de echtelijke woning), met inboedel, gedurende zes maanden na inschrijving van deze beschikking;

- de door beide partijen verzochte vaststelling van de verdeling van het vermogens van partijen.

De man verzoekt vaststelling van een lagere partneralimentatie en toekenning aan de vrouw van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor een kortere periode. Ten aanzien van de verdeling doen beide partijen een ander voorstel.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.

Blijkens authentiek bewijsstuk zijn de echtgenoten op 8 april 1993 te Port Harcourt (Nigeria) met elkaar gehuwd. Zij hebben twee thans nog minderjarige kinderen, te weten:

[minderjarige 1] geboren op [datum] 1996 te [plaats B.] (Groot-Brittannië);

[minderjarige 2], geboren op [datum] 1998 te [plaats B.] (Groot-Brittannië).

In het kader van de beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht op de verzoeken staan de volgende feiten vast op grond van de stukken dan wel gelet op de onweersproken stellingen van de man.

Beide echtgenoten zijn thans Brits Burger. De vrouw is op 18 juni 2002 Brits Burger geworden en zij had ten tijde van de huwelijkssluiting de Nigeriaanse nationaliteit. Partijen hadden ten tijde van de huwelijkssluiting hun gewone verblijfplaats in Nigeria en hebben in 1998 in Groot-Brittannië hun gewone verblijfplaats gevestigd. Partijen hebben zich op 11 december 2003 in Nederland gevestigd.

Echtscheiding

[art. 2 lid 1 sub a onder 1 / art. 3 lid 1 sub a onder 1]

Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.

Nu de man onweersproken een keuze voor het Nederlandse recht heeft gedaan, zal de rechtbank krachtens artikel 1, lid 4, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.

Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat dit in rechte vaststaat. De daarop steunende niet weersproken verzoeken tot echtscheiding zijn derhalve als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar.

Verblijfplaats minderjarigen en omgangsregeling

Overweging in verband met EG-verordening (Brussel II / Brussel IIbis voor verzoeken vanaf 1 maart 2005 ingediend

Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verblijfplaats van de minderjarigen en het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling.

De rechtbank zal overeenkomstig de door partijen overeengekomen regeling beslissen als na te melden.

Kinderalimentatie

Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zal de rechtbank op grond van artikel 4 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, Nederlands recht toepassen.

De rechtbank zal de kinderalimentatie bepalen op het door partijen overeengekomen bedrag van € 525,- per maand per kind met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 9 mei 2008.

Partneralimentatie

Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het alimentatieverzoek.

Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 8 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, Nederlands recht toepassen.

Behoefte vrouw

De man heeft de behoefte van de vrouw, zoals door de vrouw onderbouwd aan de hand van een behoefteberekening, ter terechtzitting niet langer betwist. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de vrouw in ieder geval behoefte heeft aan de verzochte bijdrage.

De rechtbank zal niet vooruitlopen op een eventuele toekomstige situatie waarin de vrouw mogelijk deels in eigen levensonderhoud kan voorzien. De man heeft wel gewezen op het feit dat de vrouw zijns inziens op termijn een eigen inkomen kan genereren, maar hij heeft hieromtrent geen concreet verzoek gedaan. Overigens heeft de vrouw onweersproken gesteld dat zij haar studie in Afrika heeft opgegeven om de man te volgen, dat er tijdens het huwelijk sprake was van een traditioneel rollenpatroon, dat zij ook thans voor de minderjarigen zorgt, dat er een taalbarrière is en dat zij zich dient bij te scholen. De rechtbank gaat er vanuit dat de vrouw zich zal inspannen om op termijn (deels) in eigen levensonderhoud te voorzien.

Draagkracht man

Ter terechtzitting is de lastige financiële situatie van partijen met betrekking tot de echtelijke woning besproken. Samengevat zijn partijen het erover eens dat (zo begrijpt de rechtbank):

- de vrouw een woning voor haar en de kinderen zal gaan huren (bij voorkeur voordat de tweejaarstermijn in het kader van de aftrekbaarheid van de hypotheekrente eindigt);

- de voormalige echtelijke woning, gezien de huidige markt, voorlopig niet zal worden verkocht;

- de voormalige echtelijke woning zal worden verhuurd, zo dat de kosten van deze woning (voorlopig) gedekt zijn.

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank twee berekeningen maken.

In de eerste berekening berekent de rechtbank de draagkracht van de man voor de situatie dat de man, naast zijn eigen huurlasten, de hypotheeklasten van de voormalige echtelijke woning voor zijn rekening neemt. De rechtbank neemt voor die situatie aan de inkomenszijde van de man in aanmerking de door de man in zijn draagkrachtberekening opgevoerde fiscaal aftrekbare hypotheekrente ad € 19.907,- per jaar en de bijtelling eigen-woningforfait ad € 2.760,- per jaar.

In de tweede berekening berekent de rechtbank de draagkracht van de man voor de situatie dat de voormalige echtelijke woning verhuurd is, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat de huuropbrengst voldoende is om de kosten verbonden aan deze woning te dekken. Er wordt in die situatie geen rekening gehouden met aftrekbaarheid van hypotheekrente en een eigenwoningforfait.

De rechtbank houdt bij de draagkrachtbepaling van de man rekening met een inkomen van € 103.268,- bruto per jaar, waarin zit begrepen de bijtelling werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet ad € 1.991,-. De vrouw heeft dit door de man in zijn draagkrachtberekening opgenomen inkomen niet betwist. Daarnaast houdt de rechtbank aan de inkomenszijde rekening met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.

De man heeft de volgende maandelijkse lasten opgevoerd:

€ 1.065,- huur

€ 1.659,- hypotheekrente

€ 322,- aflossing hypotheek

€ 95,- forfait overige eigenaarslasten

€ 208,- ziektekosten

€ 43,- kosten omgangsregeling

€ 401,- aflossing schulden

Huur

De opgevoerde last betreft de gehele huurlast van de thans door de man gehuurde woning. Gelet op de verklaring van de man ter terechtzitting dat hij spoedig - nog eerder dan binnen enkele maanden - zal gaan samenwonen met zijn nieuwe partner en nu de bijdrage zal worden vastgesteld met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand, zal de rechtbank bij de draagkrachtbepaling van de man de helft van de opgevoerde last, te weten € 533,- per maand, als huurlast in aanmerking nemen. Gesteld noch gebleken is immers dat deze nieuwe partner niet in staat is in eigen levensonderhoud te voorzien. Op dit bedrag wordt het in de bijstandsnorm begrepen bedrag van de gemiddelde basishuur van € 202,- per maand in mindering gebracht.

Hypotheekrente, - aflossing en forfait overige eigenaarslasten

De rechtbank houdt in de eerste berekening rekening met de door de man opgevoerde lasten zoals voormeld en overweegt daartoe als volgt.

De vrouw heeft de lasten voor hypotheekrente en het forfait overige eigenaarslasten niet betwist, maar wel de last van € 322,- per maand bij gebrek aan wetenschap en omdat de man mogelijk bij de bank kan regelen dat hij deze aflossing niet meer verricht.

De rechtbank acht echter, gelet op de overgelegde stukken en de toelichting van de man ter terechtzitting, voldoende aannemelijk dat de man maandelijks op leningdeel 2 van de hypotheekschuld dient af te lossen en dat hij bij een echtscheiding niet zomaar onder deze verplichting uit kan komen. Mede gelet op de aanbevelingen in de zogeheten Tremanormen zal de rechtbank derhalve rekening houden met de maandelijkse aflossingsbedragen.

Uit de hypotheekakte blijkt echter van een aflossingsbedrag van € 308,33. Uit het hypotheekoverzicht 2007 blijkt van een afname van de hypotheek met nummer 107 van € 3.699,99 oftewel € 308,33 per maand. Uit het bankafschrift d.d. 10 maart 2008 blijkt van een betaling aan de ABN AMRO Bank betreffende de hypotheek van € 1.960,16, derhalve naast de hypotheekrente van € 1.659,- nog een bedrag van € 301,-. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank rekening houden met een maandelijkse last van € 305,-.

In de tweede berekening blijven deze lasten buiten beschouwing.

Ziektekosten en kosten omgangsregeling

De rechtbank houdt rekening met de door de man opgevoerde en door de vrouw niet betwiste lasten.

Aflossing schulden

Partijen twisten over de vraag of en in hoeverre met de aflossing op het flexibel krediet van de man bij ABN AMRO rekening gehouden moet worden.

De vrouw is van mening dat deze aflossing geen voorrang heeft boven de onderhoudsverplichting van de man. Zij heeft daartoe aangevoerd niets te weten van het bestaan van het krediet. De schuld is volgens haar buiten haar medeweten en na haar vertrek door de man aangegaan en zij heeft niet van het geld geprofiteerd. De man heeft dit geld mogelijk besteed aan een vakantie of aan nieuwe inboedel.

De man heeft - samengevat - het volgende verklaard. Het krediet is door de man - in overleg met de vrouw - in 2003 afgesloten voor de aanschaf van de gezinsauto en bedroeg toen ongeveer € 23.000,-. Na het uiteengaan van partijen is het krediet uitgebreid naar een bedrag van € 45.000,-. Dit geld is voor het grootste deel besteed aan extra woonlasten (huur én hypotheek) en huishoudelijke lasten (gas, water, licht, telefoons) vanwege het voeren van twee verschillende huishoudens en voorts aan het aanschaffen van nieuwe inboedel. De man heeft toegelicht dat hij aan al zijn verplichtingen wilde blijven voldoen, maar hier niet de middelen voor had.

De rechtbank stelt voorop dat alle schulden in beginsel van invloed zijn op de draagkracht van de onderhoudsplichtige. De rechtbank ziet in de onderhavige situatie geen reden om op grond van bijzondere omstandigheden van voormeld uitgangspunt af te wijken, mede gelet op het feit dat naar haar oordeel de vrouw mede, direct dan wel indirect, profijt heeft gehad van de geleende bedragen. De rechtbank neemt bij haar oordeel het volgende in aanmerking.

1. Daargelaten het antwoord op de vraag wanneer het krediet is afgesloten en of de vrouw op de hoogte was van het bestaan van het krediet, blijkt uit de stukken in ieder geval dat het krediet op 31 december 2006 - derhalve ongeveer een half jaar vóór de samenwoning van partijen werd verbroken - € 22.627,- negatief bedroeg.

2. De schuld is in 2007 toegenomen tot een bedrag van € 45.287,64 negatief op 31 december 2007. De man heeft in deze laatstgenoemde periode de lasten van de voormalige echtelijke woning (waar de vrouw en de kinderen verbleven) op zich genomen, daarnaast ook eigen huurlasten gehad, € 2.000,- per maand aan de vrouw overgemaakt en zaken aangeschaft om zijn woning in te richten.

3. In het kader van de verdeling zal de inboedel in de echtelijke woning zonder verrekening aan de vrouw worden toegedeeld en zal de gezinsauto, die is gekocht van geld van de man (geleend geld dan wel eigen geld) als een gemeenschappelijk goed in de verdeling worden betrokken.

De rechtbank acht het redelijk om bij de draagkrachtbepaling van de man rekening te houden met de rente over voormelde schuld en met een maandelijkse aflossing op deze schuld. Het opgevoerde bedrag van € 401,- per maand komt de rechtbank redelijk voor en zij zal deze last derhalve in aanmerking nemen.

Voor de man geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60.

De rechtbank houdt rekening met het feit dat de man € 1.050,- per maand aan kinderalimentatie betaalt en met de fiscale voordelen daarvan.

Gezien het voorgaande en gelet op de fiscale gevolgen is de rechtbank van oordeel dat de volgende door de man te betalen bijdrage ter voorziening in het levensonderhoud van de vrouw redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is:

- voor de situatie dat de man naast de lasten van zijn huurwoning de woonlasten van de voormalige echtelijke woning voor zijn rekening neemt: € 340,- per maand;

- voor de situatie dat de woonlasten van de voormalige echtelijke woning niet meer voor rekening van de man komen: € 1.985,- per maand.

De rechtbank zal aldus beslissen.

Voortgezet gebruik echtelijke woning

De vrouw heeft verzocht het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen voor de duur van zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De man heeft verzocht de duur te beperken tot mei 2009, omdat de man vanaf dat moment de hypotheekrente niet meer kan aftrekken. Voor zover de man zijn verweer heeft gehandhaafd, overweegt de rechtbank dat zij het belang van de vrouw en de kinderen om de tijd te krijgen om een andere woning te zoeken laat prevaleren boven het door de man genoemde financiële belang. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw derhalve toe.

De rechtbank gaat er hierbij wel vanuit dat de vrouw zich zal inspannen om zo spoedig mogelijk andere woonruimte te vinden. Dit komt immers, indien de vrouw een woning zal huren met een redelijke huurlast, de financiële situatie van beide partijen ten goede.

Verdeling

Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot verdeling van de vermogensbestanddelen.

Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen.

Krachtens artikel 4, eerste lid, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 (hierna: Verdrag 1978), werd het huwelijksvermogensregime van partijen vanaf de huwelijkssluiting beheerst door het Nigeriaanse recht, nu de echtgenoten kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in Nigeria en zich geen van de in artikel 4, tweede lid, van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet.

Gelet op de hiervoor op pagina 2 vermelde feiten is echter, op grond van artikel 7 lid 2 sub 1 van het Verdrag 1978, op 18 juni 2002 het op het huwelijksvermogensregime toepasselijk recht gewijzigd in het Britse recht.

Voor zover hier van belang geldt in Engeland (het deel van Groot-Brittannië waar partijen zich hadden gevestigd) als wettelijk systeem de scheiding van goederen, met dien verstande dat in geval van echtscheiding, afhankelijk van de omstandigheden, afwijkingen daarop mogelijk zijn. De rechter kan in dit verband diverse maatregelen treffen. Voor zover de rechtbank daartoe aanleiding ziet, zal zij dit in het hierna vermelde bespreken.

Partijen hebben blijkens de stukken en het verhandelde ter terechtzitting overeenstemming bereikt ten aanzien van de volgende zaken.

Echtelijke woning en hypotheek

De echtelijke woning te [adres], alsmede de daarop rustende hypothecaire geldlening, zal voorlopig onverdeeld blijven. De man zal de hypothecaire lasten voor zijn rekening (blijven) nemen. Partijen zullen trachten deze woning te verhuren en de huuropbrengst zal dienen ter dekking van de hypothecaire lasten. Gezien deze afspraken behoeft de rechtbank omtrent de verdeling van de echtelijke woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening niets te beslissen.

Verzekeringen

Er is geen levensverzekering gekoppeld aan de hypothecaire geldlening. Partijen beschikken wel over een overlijdensrisicoverzekering , maar die vertegenwoordigt geen waarde.

Inboedel echtelijke woning

Deze inboedel zal aan de vrouw worden toegedeeld zonder nadere verrekening.

Doorlopend krediet bij ABN AMRO

Deze schuld staat ten name van de man en de man zal deze schuld voor zijn rekening (blijven) nemen, zonder nadere verrekening met de vrouw.

Partijen twisten nog over de volgende zaken.

Auto Renault Scenic

De man stelt dat deze auto is gekocht van zijn geld zodat hij, gelet op het feit dat er een scheiding van goederen is, de eigenaar is. De man heeft in dit verband opgemerkt dat het doorlopend krediet, dat volgens hem is aangegaan voor de aanschaf van de auto, ook voor zijn rekening komt. De man stelt voor dat de auto wordt verkocht en dat de opbrengst wordt aangewend voor aflossing op het krediet. De vrouw kan voor haarzelf en voor het vervoer van de minderjarigen een nieuwe auto kopen van het contante geld dat zij volgens de man in bezit heeft. De man betwist een andere auto in eigendom te hebben. Hij leent slechts af en toe de auto van zijn nieuwe partner. Een door de man geraadpleegde garage heeft de waarde van de auto geschat op € 10.000,-.

De vrouw is van mening dat de auto gezamenlijk eigendom is en zij verzoekt toedeling van de auto aan haar. Zij stelt hiertoe dat zij de auto onder meer nodig heeft om de kinderen naar school en naar buitenschoolse activiteiten te brengen. De man heeft volgens de vrouw de beschikking over een andere auto. De door de vrouw geraadpleegde (Renault) garage heeft de waarde van de auto, die volgens de vrouw enkele gebreken heeft, op ongeveer € 5.500,- geschat.

De rechtbank stelt vast dat de auto is aangeschaft vanuit het inkomen van de man. Het Engelse recht biedt in dit verband echter de mogelijkheid de auto, op basis van de redelijkheid en billijkheid (in het Engelse recht: equity) als een gemeenschappelijk vermogensbestanddeel te beschouwen. De bedoeling die partijen bij de aanschaf van de auto hadden speelt in dit verband een belangrijke rol, alsmede de wijze waarop partijen feitelijk hebben gehandeld. Nu naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is dat de bedoeling van partijen was om deze auto als gezinsauto, mede voor het vervoer van de minderjarigen, te gebruiken en dat zij de auto ook als zodanig hebben gebruikt, ziet de rechtbank aanleiding om de vrouw een deel van de auto toe te kennen. Bij de bepaling van de grootte van dit aandeel acht de rechtbank het feit dat de man de auto heeft gefinancierd even zwaarwegend als het belang dat de vrouw én daarmee de minderjarigen heeft c.q. hebben bij het gebruik van deze auto. De auto behoort naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan ieder van partijen bij helfte toe.

De rechtbank acht het, de stellingen van partijen in aanmerking nemende - de vrouw wenst toedeling van de auto aan haar en de man wenst verkoop van de auto - redelijk de auto aan de vrouw toe te delen, waarbij de vrouw de helft van de waarde van de auto aan de man dient uit te keren. De waarde van de auto dient te worden bepaald op de volgende wijze. De vrouw dient drie taxateurs voor te stellen aan de man, waaruit de man één taxateur zal kiezen, waarna de vrouw opdracht tot taxatie dient te geven. Beide partijen dienen in de gelegenheid te worden gesteld om bij de - voor partijen bindende - taxatie aanwezig te zijn. De kosten van de taxatie dienen door partijen gezamenlijk te worden gedragen.

Als de vrouw de auto niet wenst, vindt toedeling van de auto aan de man plaats tegen de als voormeld vastgestelde waarde. Indien de man de auto ook niet wenst dient deze te worden verkocht en hebben beide partijen recht op de helft van de netto verkoopopbrengst.

Gezamenlijke bankrekening in Groot-Brittannië

De rechtbank stelt op grond van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht vast dat op deze bankrekening de opbrengst van de woning van partijen in Engeland, die rond september 2007 is verkocht, is gestort. Deze opbrengst vormt het voornaamste deel van het saldo. Het saldo vóór deze verkoop, volgens de man ongeveer 1.000 Engelse Pond (GBP), bestond uit huurinkomsten van deze gemeenschappelijke woning. Het saldo inclusief de verkoopopbrengst was volgens de man ongeveer GBP 138.000, maar volgens de vrouw minder. Het saldo op de bankrekening ten tijde van de terechtzitting was volgens de man ongeveer nihil, hetgeen door de vrouw niet is betwist.

De vrouw is van mening dat bij deze bankrekening van het beginsel van verdeling bij helfte moet worden afgeweken. Volgens de vrouw dient de verdeling van het geld zoals die reeds feitelijk heeft plaatsgevonden gehandhaafd te blijven. De vrouw erkent dat zij feitelijk meer dan de helft heeft gehad (daargelaten de vraag hoeveel meer).

De vrouw acht dit redelijk omdat volgens haar - samengevat - de man haar heeft toegezegd dat zij het gehele saldo van deze rekening mocht hebben. De man zag dit volgens de vrouw als tegemoetkoming voor het feit dat hij de vrouw heeft verlaten. De man heeft volgens de vrouw aangegeven dat zij dit geld mocht gebruiken om een onderneming op te zetten.

De man betwist de door de vrouw gestelde toezegging van zijn kant. Hij heeft verklaard dat hij en de vrouw wel over het bedrag hebben gesproken, maar dat hij de vrouw nooit heeft toegezegd dat zij het gehele bedrag mocht hebben. Dit was ook niet zijn bedoeling. De vrouw had recht op de helft van het bedrag, welk bedrag zij kon gebruiken voor het opzetten van een onderneming.

De rechtbank overweegt als volgt.

Het geld op de bankrekening is, gelet op vorenstaande feiten, in beginsel gemeenschappelijk, zodat partijen in beginsel ieder recht hebben op de helft ervan. De door de vrouw gestelde toezegging van de man over de toedeling van het gehele saldo aan haar is door de man gemotiveerd betwist. Het lag derhalve op de weg van de vrouw haar stelling nader te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten kan de rechtbank niet uitgaan van de juistheid van deze stelling en de rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij. Het saldo dat direct na de verkoop van de woning (dus inclusief de verkoopopbrengst) op de rekening stond dient derhalve bij helfte te worden verdeeld.

Partijen zijn het eens dat de man van dit saldo GBP 55.000 heeft gehad, te weten eerst een bedrag van 25.000 en daarna een bedrag van 30.000. Het overige gedeelte is aan de vrouw toegekomen. Dit leidt ertoe dat de vrouw aan de man wegens overbedeling dient te betalen: de helft van het saldo dat direct na de verkoop van de woning (dus inclusief de verkoopopbrengst) op de rekening stond minus GBP 55.000.

De rechtbank overweegt ten overvloede dat het feit dat de vrouw heeft verklaard dat het geld dat aan haar is toegekomen thans voor een groot deel op is, in dit verband niet ter zake doende is. Voor zover dit uit het voorgaande niet genoegzaam is gebleken bepaalt de rechtbank op grond van de redelijkheid en billijkheid de peildatum voor de waardering van de bankrekening op de dag dat de verkoopopbrengst van de Engelse woning op deze rekening is gestort.

De rechtbank zal beslissen als na te melden.

Beslissing

De rechtbank:

spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man] en [de vrouw], gehuwd op 8 april 1993 te Port Harcourt (Nigeria);

bepaalt dat de minderjarigen:

[minderjarige 1] geboren op [datum] 1996 te [plaats B.] (Groot-Brittannië)

[minderjarige 2], geboren op [datum] 1998 te [plaats B.] (Groot-Brittannië).

de gewone verblijfplaats zullen hebben bij de vrouw, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat de minderjarigen bij de man zullen zijn gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de man de minderjarigen zal halen en terugbrengen, en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat de man, met ingang van 9 mei 2008, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw, die de minderjarigen verzorgt en opvoedt, (bij co-ouderschap eventueel: medeverzorgt en opvoedt)zal betalen een bedrag van € 525,- per maand, per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren:

- gedurende de periode dat de man naast de lasten van zijn huurwoning de woonlasten van de voormalige echtelijke woning voor zijn rekening neemt € 340,- per maand,

- vanaf het moment dat de woonlasten van de voormalige echtelijke woning niet meer voor rekening van de man komen € 1.985,- per maand,

telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de woning te [adres], en het gebruik van de zaken, die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, mits deze woning op het ogenblik van die inschrijving door de vrouw wordt bewoond en aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling tussen partijen als volgt:

1. de inboedel van voormelde voormalige echtelijke woning komt zonder nadere verrekening aan de vrouw toe;

2. het doorlopend krediet bij ABN AMRO op naam van de man zal voor rekening van de man blijven (zonder nadere verrekening met de vrouw);

3. de auto Auto, Renault Scenic, wordt aan de vrouw toegedeeld, waarbij de vrouw de helft van de waarde (vast te stellen op de wijze als in deze beschikking bepaald) aan de man dient uit te keren;

4. in het kader van de verdeling van de gezamenlijke bankrekening van partijen in Groot-Brittannië dient de vrouw aan de man het volgende bedrag uit te keren: de helft van het saldo dat direct na de verkoop van de woning (dus inclusief de verkoopopbrengst) op de rekening stond minus GBP 55.000.

en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature