Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht Enkelvoudige Kamer
Voorlopige machtiging tot het doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis kenmerk: P 0910664
zaaknummer: 313561 FA RK 08-4715
De rechtbank 's-Gravenhage,
gezien het op 19 juni 2008 ingekomen verzoek van de officier van justitie in het arrondissement .s-Gravenhage d.d. 19 juni 2008, tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis, i.c. een verpleeginrichting, van:
[betrokkene]
geboren op [datum]1937 te [plaats], wonende te [plaats], doch verblijvende in de verpleeginrichting Stichting [naam] te [plaats];
gezien de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 16 juni 2008 ondertekende en met redenen omklede, verklaring van [A], verpleeghuisarts, BOPZ arts Stichting [naam], die de betrokkene heeft onderzocht, maar niet hij zijn behandeling betrokken was;
gehoord op 1 juli 2008 de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.S.C. Leistra, alsmede de arts [B], de maatschappelijk werkster, [C] en de vrijwilliger, [D];
overwegende dat de verzochte machtiging slechts mag worden verleend wanneer stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken, en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis, i.c. een verpleeginrichting, kan worden afgewend;
overwegende dat de advocaat van betrokkene ter zitting heeft aangevoerd dat de geneeskundige verklaring niet is afgegeven door een psychiater zodat reeds daarom het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging moet worden afgewezen;
overwegende dat de geneeskundige verklaring vermeldt dat deze is afgegeven door [A], verpleeghuisarts, BOPZ arts Stichting [naam]. Niet in geschil is dat deze arts betrokkene zelf heeft onderzocht. Overwegende voorts dat de rechtbank van oordeel is dat gelet op de omstandigheid dat betrokkene is opgenomen in een psychogeriatrisch verpleeghuis en de gestelde geheugenproblemen en cognitieve beperkingen van betrokkene, de verpleeghuisarts als "medical expert" als bedoeld in de Varbonov-uitspraak (EHRM 5 oktober 2000, NJ 2001,36) kan worden aangemerkt, zodat de geneeskundige verklaring mitsdien op de juiste wijze is afgegeven;
overwegende voorts ten aanzien van de geestelijke stoornis dat de geneeskundige verklaring de diagnose als volgt classificeert: "psycho-organische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie)", waarbij is aangetekend dat betrokkene lijdt aan blijvende cognitieve stoornissen op basis van hersenaandoening niet aantoonbare schade op MRI. verergerd door alcoholabusus. Bij de mondelinge behandeling is daaraan toegevoegd door de arts en de maatschappelijk werkster van het verpleeghuis dat het alcoholgebruik heeft geleid tot blijvende hersenschade en dat dit zijn uitwerking blijft houden op het dagelijks functioneren van betrokkene. De alcoholschade gaat richting een Korsakov. Betrokkene heeft moeite met het houden van overzicht, toont geen initiatief en heeft een gebrek aan plannend vermogen. Het daarmee verband houdende gevaar behelst zelfverwaarlozing. De advocaat heeft zowel de stoornis als het gevaar gemotiveerd betwist.
overwegende dat de rechtbank bij de beoordeling van de vraag of in voorkomend geval sprake is van een stoornis van de geestvermogens van zodanige aard dat een vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is, voorop dient te staan dat het enkele feit dat een betrokkene verslaafd is aan alcohol niet zonder meer voldoende is. Van belang is of de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed dat aan de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Uit de geneeskundige verklaring noch uit het verhandelde tijdens de zitting is voldoende duidelijk geworden dat de cognitieve stoornis(sen) zodanig zijn dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van betrokkene daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat hem het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis zijn gevaarvolle daden overwegend beheerst en de vrijheidsontneming gerechtvaardigd is. De rechtbank neemt daartoe in aanmerking dat zowel betrokkene als zijn advocaat onweersproken hebben aangevoerd dat er geen sprake (meer) is van een verslaving, betrokkene drinkt al twee jaar geen alcohol (meer), de ernstig verwaarloosde toestand waarin betrokkene zo'n tweejaar geleden was aangetroffen vond onder meer zijn grond in de omstandigheid dat betrokkene een tumor in zijn blaas bleek te hebben waaraan hij bijna is overleden en waarvan bij opname in liet ziekenhuis pas is gebleken. Verder is het gestelde gebrek aan plannend vermogen en aan initiatief, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door betrokkene, onvoldoende onderbouwd. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat zowel de stoornis als het gevaar onvoldoende zijn onderbouwd, zodat de rechtbank de verzochte machtiging zal weigeren.
gelet op de artikelen 2, 3, 5, 6, 8 en 9 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen ;
WEIGERT de verzochte machtiging.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Obbink - Reijngoud, in het bijzijn van M. Rotgans als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2008.