Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Zaak/rekestnummers:
I. 306554/ JE RK 08-605
II. 320332/ JE RK 08-2379
III. 320328/ JE RK 08-2378
IV. 320335/ JE RK 08-2380
Datum uitspraak: 25 november 2008
Verzoeken tot: verlenging ondertoezichtstelling (I), beëindiging ondertoezichtstelling (II), vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing (III), en machtiging tot uithuisplaatsing (IV).
Beschikking op de verzoekschriften (I en IV) van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (verder te noemen: het Leger des Heils) namens de Stichting Bureau Jeugdzorg.
Tevens beschikking op de verzoekschriften (II en III) van [de vader]) en [de moeder] (verder te noemen: de moeder).
De verzoekschriften hebben betrekking op de minderjarigen:
1. [minderjarige A.], geboren op [datum] 2001 te ’s-Gravenhage,
2. [minderjarige B.], geboren op [datum] 2003 te ’s-Gravenhage,
3. [minderjarige C.], geboren op [datum] 2006 te ’s-Gravenhage,
kinderen uit het huwelijk van de vader en de moeder voornoemd, beiden wonende te [adres] die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarigen wonen feitelijk bij de ouders.
Procesgang
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 10 juli 2007 de minderjarigen onder toezicht gesteld van 16 juli 2007 tot 16 april 2008.
- Op 10 maart 2008 heeft het Leger des Heils een verzoekschrift (I) met bijlagen ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
Daarbij zijn overgelegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
- Bij beschikking d.d. 20 mei 2008 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 16 april 2008 (de rechtbank leest: 26 mei 2008 nu de ondertoezichtstelling bij beschikking d.d. 15 april 2008 van de kinderrechter in deze rechtbank reeds voor korte tijd was verlengd van 16 april 2008 tot 26 mei 2008) tot 26 november 2008 en de verzoeken tot machtiging uithuisplaatsing en tot vervallen verklaring van de – na te noemen – schriftelijke aanwijzing afgewezen. Voorts heeft de rechtbank het NIFP verzocht een orthopedagogisch deskundigenonderzoek te (laten) verrichten naar de volgende vragen:
1. Wordt de cognitieve- en sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarigen bedreigd? En zo ja, in hoeverre?
2. Indien het vorenstaande bevestigend wordt beantwoord, met welk(e) middel(en) kan deze bedreiging het beste worden afgewend?
- De rechtbank heeft het NIFP verzocht uiterlijk één week voor 18 november 2008 te rapporteren. Het NIFP heeft de rechtbank daarop laten weten het onderzoek door FORA te zullen laten verrichten.
- De ouders zijn in hoger beroep gegaan van laatstgenoemde beschikking; het Gerechtshof ’s Gravenhage heeft bij beschikking d.d. 12 november 2008 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Voorts zijn de ouders niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep ten aanzien van de schriftelijke aanwijzing.
- Op 24 juli 2008 (en vervolgens nog een keer op 10 september 2008) hebben de ouders een verzoek (II) ingediend tot beëindiging van de ondertoezichtstelling.
- Het Leger des Heils heeft de ouders een schriftelijke aanwijzing gegeven op 18 maart 2008. Het verzoekschrift tot vervallenverklaring van die aanwijzing (zaaknummer 307747) is bij de kinderrechter binnengekomen op 27 maart 2008, waarop bij voornoemde beschikking d.d. 20 mei 2008 (afwijzend) is beslist. Vervolgens hebben de ouders op 8 september 2008 opnieuw een verzoek (III) tot vervallenverklaring van voornoemde schriftelijke aanwijzing ingediend bij de rechtbank nadat het Leger des Heils bij brief d.d. 24 augustus 2008 (wederom) afwijzend heeft beslist op het verzoek van partijen om de aanwijzing vervallen te verklaren.
In de schriftelijke aanwijzing is gesteld dat de ouders:
1. het Leger des Heils dienen mee te delen bij welke huisarts zij staan ingeschreven;
2. het Leger des Heils dienen mee te delen bij welk consultatiebureau de minderjarigen staan ingeschreven;
3. het Leger des Heils toestemming moeten geven om informatie over de algehele ontwikkeling van de minderjarigen op te vragen bij de genoemde instanties, te weten: huisarts, consultatiebureau, school en GGZ;
4. onverwijld hun medewerking aan de inzet van Stabiel moeten verlenen en dat zij beiden aanwezig moeten zijn bij het intakegesprek met Stabiel op 27 maart 2008 te 10.00 uur op het kantoor van het Leger des Heils.
- Op 15 september 2008 heeft het Leger des Heils een verzoekschrift (IV) met bijlagen ingediend, strekkende tot machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Er is geen indicatiebesluit overgelegd.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
- de eerdere in het kader van de ondertoezichtstelling gegeven beschikkingen met betrekking tot voornoemde minderjarigen, waaronder de beschikking d.d. 21 december 2007 waarbij (onder meer) de uithuisplaatsing van de minderjarigen met ingang van 4 januari 2008 is beëindigd;
- de brief van FORA d.d. 31 oktober 2008, waaruit valt op te maken dat de ouders niet zijn verschenen op een oriënterend gesprek en per fax aan FORA hebben laten weten geen medewerking te zullen verlenen aan het onderzoek;
- de faxen d.d. 3 september 2008 en 3 oktober 2008 (met bijlagen) en de brief d.d. 14 november 2008 (met bijlagen) van het Leger des Heils;
- van de zijde van de ouders: de brief d.d. 17 november 2008 met diverse bijlagen, waaronder brieven, rapportages en verslagen van verschillende instanties.
De verzoekschriften zijn op 18 november 2008 (opnieuw, voor zover het verzoek I betreft) ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- mevrouw M. Blonk en mevrouw J. Buiting namens het Leger des Heils,
- de vader, vergezeld van zijn advocaat, mr. G.L. Gijsberts.
Beoordeling
De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
Het Leger des Heils heeft ter zitting verklaard de verzoeken te handhaven. Er is geprobeerd zicht te krijgen op de situatie bij de ouders thuis, maar zij blijven halsstarrig weigeren iedere medewerking te verlenen, althans zij stellen daaraan steeds allerlei voorwaarden en geven geen toestemming om rechtstreeks informatie op te vragen bij school, de huisarts en andere betrokken instanties. De intensieve gezinsbegeleiding onder leiding van Stabiel, die het Leger des Heils noodzakelijk acht, is door weigering van de ouders en in weerwil van de schriftelijke aanwijzing niet van de grond gekomen. De conclusie is derhalve dat zij nog steeds onvoldoende zicht hebben op de situatie van de kinderen terwijl de zorgen om hen allerminst zijn weggenomen. De stukken die partijen zelf in het geding hebben gebracht doen daar volgens het Leger des Heils niet aan af; de ouders hebben zelf kunnen bepalen wat zij in het geding wilden brengen en veel informatie lijkt gekleurd door hetgeen zij zelf aan de betrokken hulpverleners hebben medegedeeld. Zo vervult psychiater De Jong, die op verzoek van partijen een observatieonderzoek heeft verricht, tevens de rol van vertrouwenspersoon voor de ouders. Als er daadwerkelijk niets aan de hand is dan is het op zijn minst opmerkelijk dat de ouders een onafhankelijk onderzoek niet toelaten.
Teneinde onderzoek mogelijk te maken, is een uithuisplaatsing geïndiceerd, aldus het Leger des Heils. Indien de minderjarigen niet uit huis worden geplaatst en er enkel sprake is van een ondertoezichtstelling, blijft het een zeer lastig werkbare situatie. Dat betekent naar de mening van het Leger des Heils echter niet dat er helemaal geen ondertoezichtstelling moet zijn, gelet op de zorgen die er zijn.
Van de zijde van de ouders is betoogd dat ook zij hun verzoeken handhaven. Zij voeren verweer tegen de verzoeken van het Leger des Heils. Volgens hen zijn er geen gronden voor een ondertoezichtstelling en zijn die er ook nooit geweest. Er is een verkeerd beeld van hen geschetst en de rechtbank heeft beslist op grond van onjuiste informatie. Het Leger des Heils heeft daardoor bij de ouders alle geloofwaardigheid verloren; logischerwijs is er geen basis voor een werkbare relatie. Volgens de ouders gaat het goed met de ontwikkeling van de kinderen. Zij verwijzen daarvoor naar de diverse rapportages die zij in het geding hebben gebracht, onder meer van psycholoog Vrijmoet, psychiater De Jong, de Oostwijzerschool, de kinderarts Hofmeijer, gezondheidszorg psycholoog dr. Schalkwijk, de jeugdarts van de GGD en de huisarts.
De reden dat ouders niet hebben meegewerkt aan het onderzoek via het NIFP, was aanvankelijk vooral gelegen in het feit dat zij de uitslag van het hoger beroep wilden afwachten. De vader heeft ter zitting evenwel uitdrukkelijk verklaard ook thans niet te willen meewerken aan een onderzoek omdat hij de noodzaak daarvan niet inziet. Bovendien, aldus vader, laat het NIFP slechts onderzoek verrichten door een beperkte groep instanties, die geen van alle zijn goedkeuring kunnen dragen, onder meer gelet op de eerdere betrokkenheid bij deze zaak.
Voor wat betreft het verzoek tot uithuisplaatsing zijn de ouders van mening dat er daartoe evenmin gronden aanwezig zijn. Na de beschikking van de kinderrechter d.d. 21 december 2007, waarbij de uithuisplaatsing is beëindigd, hebben zich geen nieuwe feiten of omstandigheden voorgedaan die een nieuwe uithuisplaatsing rechtvaardigen. Bovendien is de vorige uithuisplaatsing volgens de ouders uitermate traumatisch voor de kinderen geweest.
De rechtbank overweegt als volgt.
I. Verlenging ondertoezichtstelling
Uit de door de ouders overgelegde stukken, daargelaten hetgeen hierna over de bewijskracht daarvan wordt overwogen, kan in zijn algemeenheid worden opgemaakt dat sommige van de zorgen die aanvankelijk hebben geleid tot het inleidende verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, op zichzelf nu niet meer aan de orde zijn. Daarbij noemt de rechtbank in het bijzonder het feit dat de vader inmiddels kennelijk over een legale verblijfsstatus beschikt en dat moeder blijkbaar niet aan een chronisch psychiatrisch ziektebeeld lijdt, zoals door de Raad aanvankelijk werd gesteld. Ook lijken de problemen omtrent [minderjarige A.] thans niet (meer) zo groot als deze in eerste instantie werden ingeschat. De zorgen omtrent [minderjarige A.] zijn daarmee echter nog niet geheel weggenomen. Met het Leger des Heils is de rechtbank van oordeel dat het hier informatie betreft die niet objectief te verifiëren valt nu ouders steeds zelf bepalen wat zij in het geding brengen en aan het Leger des Heils hun toestemming onthouden om zelf inlichtingen bij de betrokken instanties te verkrijgen. Voor zover de conclusies in voornoemde stukken al zouden moeten worden gevolgd, bieden zij in ieder geval onvoldoende inzicht in de situatie van [minderjarige B.]. Zo geven de ouders aan dat [minderjarige B.] in het gezin inmiddels wel zou praten, maar dat is door niemand anders dan henzelf waargenomen. Ook is niet duidelijk of zij nog steeds lijdt aan obstipatie, en, zo ja, wat de oorzaak hiervan is (lichamelijk of psychosociaal).
De onduidelijkheden omtrent de vermeende mishandeling van de minderjarigen in combinatie met het gebrek aan een sociaal netwerk, het door de ouders stelselmatig weigeren van medewerking aan de geboden hulp – ondanks al hun toezeggingen – en hetgeen hiervoor is gesteld, zijn omstandigheden die reeds maken dat de rechtbank niet anders kan concluderen dan dat er nog voldoende redenen zijn tot zorg en dat voldaan is aan de gronden als bedoeld in artikel 1:254 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) voor een (verlenging van de) ondertoezichtstelling. In dit verband wijst de rechtbank er, in navolging van het hof bij voornoemde beschikking van 12 november 2008, op dat onvoldoende duidelijk is geworden of de door de ouders overgelegde stukken objectief verifieerbare informatie bevatten waarop de hulpverlenende instanties en de rechtbank hun oordeel zouden kunnen baseren. Hierbij komt ook dat een door de ouders ingeschakelde deskundige, te weten dr. F.W. Schalkwijk, in zijn rapport van 13 september 2007, het standpunt heeft ingenomen dat de ouders begeleiding nodig hebben bij de opvoeding van hun kinderen. Naar zijn oordeel zijn de ouders weliswaar in aanleg goed in staat hun kinderen op te voeden, maar heeft de onzekere gezinssituatie geleid tot een symbiotische situatie.
Het feit dat ouders tot nu toe iedere medewerking aan het Leger des Heils weigeren, kan naar het oordeel van de rechtbank geen reden zijn om de ondertoezichtstelling niet te verlengen. Te meer nu van de zijde van het Leger des Heils is aangegeven dat een voortzetting van de ondertoezichtstelling ook onder de huidige omstandigheden in het belang van de minderjarigen wordt geacht. De rechtbank verwacht dat de ouders zich thans bewust zijn van de ernst van de situatie en dan ook zonder voorbehoud zullen meewerken aan voornoemd orthopedagogisch onderzoek, zoals eerder door de rechtbank bevolen, ter beantwoording van de hiervoor genoemde vragen. Voor wat betreft de door de vader opgeworden bezwaren ten aanzien van de onderzoeksinstanties die het NIFP inschakelt, overweegt de rechtbank dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de professionele objectiviteit die deze instanties in acht nemen.
De rechtbank zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling derhalve toewijzen.
II. Verzoek tot beëindiging ondertoezichtstelling
Nu de rechtbank het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling heeft toegewezen, zal de rechtbank, onder verwijzing naar al hetgeen hieromtrent in het voorgaande is overwogen, het verzoek van de ouders tot beëindiging van de ondertoezichtstelling afwijzen. De rechtbank wijst er overigens op dat de huidige ondertoezichtstelling loopt tot 26 november 2008 en het belang van de ouders bij hun verzoek derhalve zeer gering is.
III. Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing
De rechtbank acht het voor een goede en verantwoorde uitvoering van de ondertoezichtstelling nog steeds essentieel dat het Leger des Heils relevante en recente informatie beschikt aangaande de ontwikkeling van de kinderen. De schriftelijke aanwijzing behelst (onder meer) de opdracht aan de ouders om mee te werken aan het verstrekken van die informatie. In het licht van het vorenstaande en onder verwijzing naar hetgeen reeds bij beschikking d.d. 20 mei 2008 is overwogen, verklaart de rechtbank het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing van het Leger des Heils ongegrond. Overigens wijst de rechtbank de ouders er op dat er door de wetgever gecreëerde grenzen zijn aan de weigering mee te werken aan de ondertoezichtstelling en gevolg geven aan de schriftelijke aanwijzing. Indien zij volharden in hun weigering om met de gezinsvoogd samen te werken, zou dit er uiteindelijk toe kunnen leiden dat zij, conform artikel 1:269 lid 1 onder d Burgerlijk Wetboek , uit het gezag over de minderjarigen worden ontzet.
Indien de ouders aanwijzingen van het Leger des Heils blijven veronachtzamen, geeft de rechtbank het Leger des Heils in overweging de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken om een onderzoek naar een verderstrekkende maatregel te verrichten.
IV. Machtiging tot uithuisplaatsing
Anders dan het Leger des Heils, is de rechtbank van oordeel dat de weigering van de ouders om met de gezinsvoogd samen te werken, waaronder het niet toelaten van een orthopedagogisch onderzoek naar de minderjarigen, er onder de huidige omstandigheden niet toe dient te leiden dat de minderjarigen uit huis moeten worden geplaatst. Hiertoe overweegt de rechtbank dat een dergelijk zwaar middel in de precaire situatie waarin de minderjarigen zich bevinden wellicht helemaal verkeerd zou kunnen uitpakken; temeer nu de kinderen in een eerder stadium reeds gedurende langere tijd uithuis zijn geplaatst. Het wisselen van opvoeders en woonomgeving heeft op kinderen van deze leeftijd zonder enige twijfel een zeer grote impact. Bovendien is – zoals hierboven reeds vermeld – een aantal zorgen weggenomen dan wel verminderd en worden er positieve signalen afgegeven door personen die rechtstreeks contact hebben gehad met de kinderen. Daar komt bij dat, ook in een situatie waarbij de kinderen uithuis zijn geplaatst, voor diverse rechtshandelingen nog steeds de toestemming van de ouders is vereist, nu zij belast zijn met het ouderlijk gezag. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing zal worden afgewezen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen van 26 november 2008 tot 16 april 2009 met behoud van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg , en verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het verzoek tot beëindiging van de ondertoezichtstelling;
*
wijst af het verzoek tot machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen;
*
verklaart het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Rootring (voorzitter), H.M.D. de Jong en
M. Dam, kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2008, in tegenwoordigheid van mr. B. Laterveer als griffier.
Afgezien van de beslissing ten aanzien van het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing – waartegen slechts cassatie in het belang der wet open staat – kan tegen eindbeslissingen in deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage.