Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ongewenstverklaring / overlevingscriminaliteit

Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een vreemdeling ongewenst worden verklaard indien hij een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l van de Vw 2000. In hoofdstuk A5/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) worden 3 categorieën onderscheiden waarbij verweerder bevoegd is om vreemdelingen ongewenst te verklaren. Dit zijn

- vreemdelingen die ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie), of een taakstraf dan wel een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd hebben gekregen en waarbij het (totale) onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel ten minste een maand bedraagt;

- vreemdelingen die bij herhaling ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke (korte) gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie) tot een taakstraf of een onvoorwaardelijke geldboete dan wel een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd hebben gekregen, dan wel een transactieaanbod hebben aanvaard of een strafbeschikking opgelegd hebben gekregen;

- vreemdelingen die een gevaar voor de nationale veiligheid vormen.

Uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat eiser diverse keren is veroordeeld vanwege het plegen van een diefstal tot onder meer onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een werkstraf en een geldboete, met een proeftijd van twee jaren wegens het plegen van een diefstal op 5 oktober 2001. Op grond van deze feiten was verweerder derhalve bevoegd eiser tot ongewenst vreemdeling te verklaren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe nopen gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid. Dat slechts sprake zou zijn van “overlevingscriminaliteit” leidt niet tot een ander oordeel nu het beleid zoals hiervoor omschreven hier geen uitzondering voor kent.

Uitspraak



RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Vreemdelingenkamer

Nevenzittingsplaats Arnhem

Registratienummer: AWB 08/5152

Datum uitspraak: 8 augustus 2008

Uitspraak

Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000)

inzake

[eiser]

geboren op [datum] 1978,

v-nummer [nummer],

gesteld staatloos,

eiser,

gemachtigde mr. drs. L.J. Blijdorp,

tegen

de Staatssecretaris van Justitie,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,

verweerder.

Het procesverloop

Op 26 juni 2006 heeft eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken” aangevraagd.

Bij besluit van 3 mei 2007, uitgereikt aan eiser op 9 mei 2007, heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Verweerder heeft eiser bij dit besluit tevens ongewenst verklaard.

Eiser heeft op 9 mei 2007 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend wegens het aan het bezwaar onthouden van schorsende werking.

Eiser heeft op 14 mei 2007 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 mei 2007.

De voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij uitspraak van 12 december 2007 het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en het bezwaar van eiser, gericht tegen het besluit van 3 mei 2007, voor zover dit ziet op de afwijzing van eisers aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, ongegrond verklaard.

Bij besluit van 30 januari 2008 (verder: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen het besluit van 3 mei 2007, voor zover dit ziet op de ongewenstverklaring, ongegrond verklaard.

Op 12 februari 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 juli 2008. Eiser is daarbij, na voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L.H.M. Hanssen-Telman.

De beoordeling

1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb , dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en heeft daaraan het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. Verweerder stelt zich - onder verwijzing naar het besluit van 3 mei 2007 en voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2007- op het standpunt dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt omdat hij meerdere malen wegens het plegen van misdrijven is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en een geldboete. Gelet hierop heeft verweerder eiser ongewenst verklaard. Verweerder stelt dat er geen aanleiding is gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb . Voorts voldoet eiser volgens verweerder niet aan de voorwaarden zoals verwoord in het zogenoemde buiten schuld beleid.

3. Hiermee kan eiser zich niet verenigen en voert daartoe het volgende, kort samengevat, aan. Naar de mening van eiser vormt hij geen gevaar voor de openbare orde nu de delicten, waarvoor hij veroordeeld is, geen gewelds,- drugs- of zedendelicten betreffen. Door omstandigheden heeft eiser zich schuldig gemaakt aan overlevingscriminaliteit, omdat hij geen inkomsten en geen opvang had. Verweerder heeft naar de mening van eiser onvoldoende rekening gehouden met deze omstandigheden. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder een zelfstandig oordeel had dienen te vormen over de gronden van zijn bezwaar en dat verweerder zich derhalve ten onrechte achter het oordeel van de voorzieningenrechter schaamt. Verweerder heeft zich ook niet uitgelaten over de omstandigheid dat eiser statenloos is en derhalve niet kan vertrekken uit Nederland vanwege het ontbreken van reisdocumenten. Eiser stelt zich tenslotte op het standpunt dat hij gehoord had moeten worden.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

5. De rechtbank stelt allereerst vast dat blijkens de brief van de gemachtigde van eiser van 8 juli 2008 en de door de gemachtigde van verweerder ter zitting gedane mededeling, eiser op 27 mei 2008 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie vrijwillig is vertrokken naar Armenië.

6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep, voor zover dit nog ziet op de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken” niet ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft hierop bij voornoemde uitspraak van 12 december 2007 beslist met toepassing van artikel 78 van de Vw 2000 . Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

7. De rechtbank verstaat het bestreden besluit aldus dat de overwegingen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 12 december 2007 voor zover die zien op de ongewenstverklaring zijn overgenomen en als ingelast dienen te worden beschouwd.

8. Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een vreemdeling ongewenst worden verklaard indien hij een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l van de Vw 2000.

9. Artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 is nader uitgewerkt in hoofdstuk A5 /2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000). Deze paragraaf luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “Het betreft hier vreemdelingen die niet rechtmatig op grond van een verblijfsvergunning noch op basis van het Gemeenschapsrecht, de Overeenkomst EG-Zwitserland of het Associatiebesluit 1/80 hier te lande verblijven. Niet is vereist dat deze vreemdelingen zich feitelijk in Nederland bevinden. Ten aanzien van deze grond vallen drie categorieën te onderscheiden:

- vreemdelingen die ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie), of een taakstraf dan wel een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd hebben gekregen en waarbij het (totale) onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel ten minste een maand bedraagt;

- vreemdelingen die bij herhaling ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke (korte) gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie) tot een taakstraf of een onvoorwaardelijke geldboete dan wel een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd hebben gekregen, dan wel een transactieaanbod hebben aanvaard of een strafbeschikking opgelegd hebben gekregen;

- vreemdelingen die een gevaar voor de nationale veiligheid vormen”.

10. De rechtbank stelt vast dat uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 6 september 2007 blijkt dat eiser door de politierechter is veroordeeld:

- op 19 april 2006 tot twee weken gevangenisstraf waarvan een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens het plegen van een diefstal op 16 december 2005;

- op 25 januari 2006 tot 20 uren werkstraf wegens het plegen van een diefstal op 20 oktober 2005;

- op 30 september 2004 tot een week gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens het plegen van een diefstal op 23 juli 2004;

- op 20 maart 2003 tot een geldboete van € 300,-- wegens het plegen van een diefstal op 15 augustus 2002;

- op 2 augustus 2002 tot twee weken gevangenisstraf waarvan een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens het plegen van een diefstal op 5 oktober 2001.

Op grond van deze feiten was verweerder derhalve bevoegd eiser tot ongewenst vreemdeling te verklaren.

11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe nopen gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid. Dat slechts sprake zou zijn van “overlevingscriminaliteit” leidt niet tot een ander oordeel nu het beleid zoals omschreven in rechtsoverweging 9 hier geen uitzondering voor kent.

12. Ten slotte heeft eiser een beroep gedaan op schending van de hoorplicht. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder op goede gronden het bezwaar als kennelijk ongegrond heeft verklaard omdat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was over die conclusie. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat ook overigens geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit niet in rechte stand kan houden.

13. Derhalve is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

De beslissing

De rechtbank verklaart

- het beroep, voor zover dit ziet op de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken”, niet-ontvankelijk;

- het beroep, voor zover dit ziet op de ongewenstverklaring, ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Linschoten, voorzitter, en mr. drs. I.D. Jacobs en mr. A.M. Overbeeke, rechters, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter op

8 augustus 2008 in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen als griffier.

de griffier

de voorzitter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature