Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummers: AWB 06/51945 en 06/51947
Datum uitspraak: 18 maart 2008
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000)
inzake
[eiser],
geboren op [datum] 1968,
v-nummer [nummer],
[eiseres],
geboren op [datum] 1971,
v-nummer [nummer],
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
eisers,
gemachtigde mr. A. Portier,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Op 18 januari 1999 hebben eisers toelating als vluchteling gevraagd. Bij besluiten van 22 oktober 1999 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd en ambtshalve beslist aan eisers geen vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard te verlenen.
Daartegen hebben eisers op 25 november 1999 bezwaar gemaakt.
Bij besluiten van 25 september 2006 (hierna: de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eisers gegrond verklaard en eisers met ingang van 18 januari 1999 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 . Tevens is eisers met ingang van 18 januari 2002 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend.
Op 24 oktober 2006 hebben eisers beroep ingesteld tegen deze besluiten.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van de beroepen heeft plaatsgevonden ter zitting van 11 maart 2008. Eisers zijn verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L. Verheijen.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb , dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten en hebben in de gronden van beroep, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Eisers kunnen zich niet verenigen met de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunningen. Eisers hebben zich voorts op het standpunt gesteld dat zij als gevolg van de lange beslisperiode van verweerder schade hebben geleden. Indien verweerder de verblijfsvergunningen eerder had verleend, hadden eisers eerder een verzoek tot naturalisatie in kunnen dienen, waren eisers eerder in aanmerking gekomen voor normale huisvesting en scholing en waren zij al ingeburgerd. Daarbij waren eisers eerder in aanmerking gekomen voor een uitkering en sociale voorzieningen, waaronder een tegemoetkoming in de studiekosten en kinderbijslag.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Ter zitting is namens eisers desgevraagd medegedeeld dat het beroep, voor zover dat is gericht tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunningen, niet wordt gehandhaafd. De gemachtigde van eisers heeft ter zitting verder verklaard dat, hoewel het standpunt is verdedigd dat verweerder, door niet uit eigen beweging bij eisers navraag te doen of sprake is van schade, onzorgvuldig heeft gehandeld, eisers met het beroep niet willen bewerkstelligen dat de besluiten door de rechtbank worden vernietigd. Eisers beogen met het beroep enkel de door de lange procedure veroorzaakte schade van verweerder vergoed te krijgen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat, nu eisers met het beroep tegen de begunstigende besluiten van 25 september 2006 niet in een gunstigere positie kunnen geraken, het beroep wegens het ontbreken van enig procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. De rechtbank zal het beroepschrift van 12 december 2007 aanmerken als een aanvraag om een zelfstandig schadebesluit en dat beroepschrift met toepassing van het bepaalde in artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar verweerder.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
zendt de beroepen, voor zover deze betrekking hebben op het verzoek om schadevergoeding, door aan verweerder.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Linschoten, voorzitter, en mr. A.W.M. van Hoof en mr. A.M. Overbeeke, rechters, en is door de voorzitter en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2008 in tegenwoordigheid van mr. W.E.M. van Erp als griffier.
de griffier
de voorzitter?