Ambtshalve weigering verblijfsvergunning regulier / schorsende werking / herhaalde aanvraag / eerdere Arnhemse jurisprudentie verlaten
In artikel 79, derde lid, van de Vw 2000 is bepaald dat de afdeling over beroep in asielzaken van overeenkomstige toepassing is indien in de voornemenprocedure de vreemdeling tevens in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze te geven over het voornemen niet ambtshalve een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen. Dit geval heeft zich in deze zaak voorgedaan. Artikel 82, eerste lid, van de Vw 2000 , bepaalt dat de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of op het beroep is beslist. Ingevolge dit artikel heeft het beroep in asielzaken als hoofdregel schorsende werking. Artikel 82, tweede lid, van de Vw 2000 bevat een viertal uitzonderingen op die hoofdregel, waarvan er voor deze zaak twee van belang zijn. Onder a is geregeld dat het beroep geen schorsende werking heeft indien het besluit inhoudt "de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren" (waarmee wordt gedoeld op de afwijzing in de Aanmeldcentrum-procedure). Onder b is bepaald dat het beroep geen schorsende werking heeft indien het besluit de afwijzing van de herhaalde aanvraag inhoudt. Beide gevallen doen zich hier voor. Naar het huidige inzicht van de voorzieningenrechter is de afdeling over de asielprocedure van overeenkomstige toepassing op de ambtshalve weigering een reguliere vergunning te verlenen. Overeenkomstige toepassing van de uitzonderingen van artikel 82, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000 brengt mee, dat die uitzonderingen ook van toepassing zijn op het ambtshalve genomen besluitonderdeel over een reguliere vergunning. Verder is van belang, dat de rechtsplicht Nederland te verlaten bij de afwijzing van de asielaanvraag voor bepaalde tijd volgt uit artikel 45, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000 . Deze uit dat besluitonderdeel volgende rechtsgevolgen treden slechts niet in, indien een andere rechtsgrond voor rechtmatig verblijf van toepassing is. Uit de ambtshalve niet-verlening van een reguliere vergunning kan evenwel geen andere rechtsgrond voor rechtmatig verblijf worden afgeleid. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de in de eerdere uitspraken neergelegde uitleg moet worden verlaten en moet worden geoordeeld, dat het beroep tegen de ambtshalve niet-verlening van een reguliere vergunning geen schorsende werking heeft.