Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Onrechtmatige daad in sport en spel situatie; voetbal. Is er bij de begane overtreding sprake van een abnormaal gevaarlijke gedraging?

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 287906 / HA ZA 07-1646

Vonnis van 6 februari 2008

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

procureur mr. R. Schoemaker,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

procureur mr. J. Keereweer.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 22 augustus 2007

- het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2007.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Op [datum] 2002 werd in [plaats] een voetbalwedstrijd gespeeld tussen teams van de verenigingen [team 1] en [team 2]. [eiser] speelde in het team van [team 1] en [gedaagde] speelde in het team van [team 2].

2.2. Tijdens de eerste helft van de wedstrijd was [eiser] aan de bal. Hij rende over het veld richting het doel van de tegenstander. Nadat hij twee tegenspelers voorbij had gespeeld, speelde hij de bal in de richting van het zogenaamde zestien meter gebied van het veld met de bedoeling er achter aan te rennen.

2.3. [gedaagde] speelde in de verdediging van zijn team. Vlak na de actie van [eiser] heeft [gedaagde] [eiser] vanaf rechts achter in een verdedigende actie op de rechtervoet en/of enkel geraakt.

2.4. Als gevolg hiervan heeft [eiser] ernstig letsel aan zijn rechtervoet/enkel opgelopen. Bij aankomst in het ziekenhuis bleek zijn enkel te zijn gebroken. [eiser] is meerdere malen geopereerd. Zijn enkel is daarbij gefixeerd en hij is niet meer in staat om te rennen. Hij is 80 tot 100% afgekeurd in het kader van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.

2.5. [gedaagde] heeft voor deze actie een rode kaart van de scheidsrechter gekregen. De tuchtcommissie van de KNVB (Koninklijke Nederlandse Voetbalbond) heeft hem op [datum] 2002 bericht dat hij wegens het op grove wijze onderuit halen van een tegenstander met ingang van [datum] 2002 wordt uitgesloten van deelname aan 4 wedstrijden.

2.6. Op [datum] 2003 is [gedaagde] door de politierechter te Den Haag veroordeeld ten aanzien van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen (artikel 308 Wetboek van Strafrecht ).

3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van zijn onrechtmatig handelen tegen [eiser] op [datum] 2002, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet.

Voorts vordert [eiser] buitengerechtelijke kosten, begroot op een bedrag van € 2.572,50 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, dit alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Bij de beoordeling van het geschil staat voorop dat wanneer een deelnemer aan een sport als voetbal een ander letsel toebrengt tijdens een wedstrijd de vraag of deze ook onrechtmatig heeft gehandeld minder snel bevestigend beantwoord zal worden dan wanneer die zelfde gedraging niet in het kader van sport en spel zou hebben plaatsgevonden. De deelnemers aan een teamsport als voetbal hebben tot op zekere hoogte over en weer gevaarlijke gedragingen waartoe het spel uitlokt van elkaar te verwachten, terwijl deze zelfde gedragingen buiten het kader van de sport door de deelnemers aan het maatschappelijk verkeer als regel niet van elkaar behoeven te worden verwacht en mede daarom veelal niet aanvaardbaar zijn. Met andere woorden ligt de drempel voor aansprakelijkheid in sport en spel situaties hoger dan daar buiten.

4.2. In deze procedure staat vast dat [gedaagde] een overtreding heeft begaan door het te laat inzetten van een sliding, namelijk nadat de bal door [eiser] was weggespeeld. Dit enkele feit is echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de actie van [gedaagde] jegens [eiser] onrechtmatig was. Het is wel een factor die meetelt in de beoordeling van de onrechtmatigheid. De actie van [gedaagde] dient daarnaast zodanig te zijn geweest dat deze buiten het normale risico valt dat men in een voetbalwedstrijd loopt. Er moet aldus sprake zijn geweest van een abnormaal gevaarlijke gedraging (vgl. HR 28 juni 1991, NJ 1992, 622).

4.3. [eiser] heeft zijn vordering gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door, nadat [eiser] de bal had weggespeeld, met beide voeten op de rechtervoet van [eiser] te springen. Hierdoor heeft [eiser] ernstig letsel opgelopen. Het uitvoeren van de sliding nadat [eiser] de bal reeds had gespeeld en de bal aldus ongeveer 10 meter van [eiser] verwijderd was valt volgens [eiser] buiten de orde van het spel en is een grove schending van de spelregels. Daarnaast heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde] door de politierechter veroordeeld is voor dit feit en dat een veroordeling door een rechter dwingend bewijs oplevert. De onrechtmatigheid van het handelen van [gedaagde] is daarmee gegeven, aldus [eiser].

4.4. De rechtbank overweegt als volgt. In het dossier bevinden zich een aantal door [eiser] in het geding gebrachte verklaringen van aanwezigen bij de wedstrijd. Deze aanwezigen geven een omschrijving van hetgeen in hun visie is voorgevallen. De juistheid van deze verklaringen is voor wat de feitelijke gang van zaken betreft door [gedaagde] niet bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen deze verklaringen de stelling van [eiser] dat van scrimmage geen sprake was, maar van een zware overtreding in een overzichtelijke spelsituatie.

4.5. De scheidsrechter van de wedstrijd heeft bij de politie het volgende verklaard:

Ik zag dat [eiser] de bal weg schoot. Ik zag vervolgens dat een lid van de vereniging [team 2] wiens naam ik niet weet een opzettelijke sliding maakte in de richting van [eiser]. Dit deed hij vanaf de zijkant, halverwege in het speelveld van [team 2]. Dit was een meter of vijfentwintig vanaf de achterlijn. Ik zag dat hij met een van zijn voeten de enkel van [eiser] raakte. Ik zag dat [eiser] hierop meteen ten val kwam. (...) Omdat de sliding opzettelijk werd gemaakt, gaf ik een rode kaart aan de speler van [team 2].

4.6. [A], speler uit het team van [eiser], verklaart:

[eiser] speelde links de bal vooruit, voorbij een tegenstander. Op volle snelheid liep [eiser] door met de bal. De bal rolde voor hem uit, waarna [gedaagde] een volle sliding inbracht vanaf schuin rechts achter op [eiser] en hem vol op de enkel raakte. Naar mijn mening heeft [gedaagde] schuld, omdat de bal al vooruit gespeeld was en hij [eiser] bewust op de enkel trapte.

4.7. [B], speler uit het team van [eiser], verklaart:

[eiser] rende voorbij de verdediging waarna de verdediger een sliding maakte met 2 gestrekte benen achterop [eiser] z'n enkel. Naar mijn mening is het de schuld van de verdediger, omdat hij hem niet meer kon inhalen en daarna een smerige overtreding maakte.

4.8. Toeschouwer [C] verklaart tenslotte:

[eiser] was doorgebroken op de linkerkant. De speler van [team 2] waar ik de naam niet van ken was in de achtervolging. Toen hij zag dat hij de [team 1] speler niet meer in ging halen maakte hij een 'kansloze' sliding. Kansloos, omdat hij gewoon te ver achter hem liep en met deze sliding nooit de bal kon halen. Enige conclusie die je mijns inziens kan trekken is dat deze speler van [team 2] moedwillig [eiser] onderuit haalde met alle gevolgen van dien.

4.9. [gedaagde] heeft bij wijze van verweer gesteld dat hij weliswaar te laat was met zijn actie, maar dat deze actie slechts is ingezet in het kader van de normale verdediging. De snelheid van het voetbalspel noopt ertoe dat in een fractie van een seconde beslist moet worden over de actie, waarbij de speler tijd nodig heeft om de situatie te beoordelen. Dat de actie te laat werd ingezet, met alle gevolgen van dien, is zeer ongelukkig, maar daarmee niet direct onrechtmatig. De bal was ook niet zo ver weg als [eiser] heeft gesteld, althans, aldus nog steeds [gedaagde], de bal was wel al weggespeeld, maar als je hard schopt, is hij al binnen enkele seconden ver weg.

4.10. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn verweer en is van oordeel dat hij had moeten afzien van zijn actie. Een ervaren verdediger die het spel op zich af ziet komen moet kunnen inschatten of hij een actie gericht op het afstoppen van een speler van de tegenpartij nog kan inzetten zonder die speler mogelijk ernstig te blesseren. Uit de overgelegde verklaringen blijkt dat [eiser] aan de zijlijn al twee verdedigers had gepasseerd voordat hij 'doorbrak' naar het strafschopgebied van [team 2]. Verder blijkt uit de verklaringen dat [gedaagde] zich toen op de as van het veld ongeveer halverwege de eigen helft bevond. Op het moment dat [eiser] twee verdedigers had uitgespeeld en voor hem een vrij veld naar het strafschopgebied lag, had [gedaagde], die ter comparitie heeft verklaard dat hij wist dat [eiser] een zeer snelle speler was, reeds moeten inzien dat het vanuit zijn positie niet eenvoudig zou zijn [eiser] nog reglementair af te stoppen. Toen [eiser] de bal ook nog een aantal meters voor zich uitspeelde en op volle snelheid richting strafschopgebied rende had het voor [gedaagde] duidelijk moeten zijn dat hij [eiser] niet meer zou kunnen afstoppen zonder dat daarbij de aanmerkelijke kans op ernstig letsel zou ontstaan. Door de snelheid van [eiser], mede mogelijk gemaakt doordat hij de bal niet meer in bezit had, zou een sliding van [gedaagde] met een zodanige snelheid en kracht ingezet moeten worden dat ernstig letsel bijna onvermijdelijk was. Doordat [eiser] de bal reeds had weggespeeld had voor [gedaagde] bovendien duidelijk moeten zijn dat [eiser] niet meer bedacht zou zijn op een sliding of tackle. [gedaagde] heeft desondanks een sliding (schuin) van achteren ingezet die niet op de bal gericht kon zijn, waardoor de aanmerkelijke kans op letsel zich heeft verwezenlijkt. Hierdoor is [eiser] - ondanks vier operaties - voor zijn werkzaamheden afgekeurd en zal hij nooit meer voetballen.

4.11. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een abnormaal gevaarlijke gedraging, welke gedraging onrechtmatig was jegens [eiser]. De discussie of [gedaagde] wel of niet een voetbaltechniek heeft toegepast, kan bij deze stand van zaken blijven rusten.

4.12. Dit oordeel wordt overigens ondersteund door het feit dat de actie van [gedaagde] tot gevolg heeft gehad dat de KNVB, naar aanleiding van de rode kaart die [gedaagde] voor de actie heeft gekregen, heeft besloten hem voor 4 wedstrijden te schorsen. De overtreding wordt door de KNVB in de zich bij de processtukken bevindende brief van [datum] 2002 omschreven als 'het op grove wijze onderuithalen van een tegenspeler'. Ook deze omschrijving geeft weer dat het niet ging om een gewone, maar om een grove overtreding. Verder vindt dit bevestiging in het vonnis van de politierechter alhier van [datum] 2003.

4.13. Nu het causaal verband, de schade en de toerekenbaarheid door [eiser] zijn gesteld en door [gedaagde] niet zijn weersproken, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van [eiser] toewijsbaar is.

4.14. Aan het algemene bewijsaanbod van [gedaagde] wordt niet toegekomen nu niet duidelijk is waar dit bewijsaanbod precies op ziet en indien de door [gedaagde] gestelde feiten bewezen zijn dit niet tot een ander oordeel leidt.

4.15. De vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten begrijpt de rechtbank zo, dat [eiser] veroordeling van [gedaagde] in die kosten vraagt. Deze kosten zijn niet betwist door [gedaagde]. De vordering gaat het in het Rapport Voor-werk II gehanteerde forfaitaire tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht, in ruime mate te boven. Uit de stellingen van [eiser] kan niet worden afgeleid dat hij duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door [eiser] gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het forfaitaire tarief overschrijden. De rechtbank zal deze kosten toewijzen met dien verstande dat zij worden gematigd tot twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, zijnde totaal € 904,-.

4.16. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot heden begroot op € 251,- aan griffierecht, € 87,55 inclusief BTW aan kosten dagvaarding en € 904,- (2 punten tarief II) aan salaris procureur, samen € 1.242,55.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1 verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van zijn onrechtmatig handelen tegen [eiser] op [datum] 2002, nader op te maken bij staat;

5.2 veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 904,00;

5.3 veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 338,55 aan verschotten en € 904,- aan salaris procureur;

5.4 verklaart de veroordelingen vermeld onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Thierry, mr. W.A. Jacobs en mr. C.M. Offers en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2008.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature