E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC1195
LJN BC1195, Rechtbank 's-Gravenhage, 09/900095-06 (dagvaarding I); 09/900595-07 (dagvaarding II)

Inhoudsindicatie:

Zie ook BC0775. Vonnis in de zaak van het meisje Mehak. Mehak is gedurende de laatste periode van haar korte leven mishandeld en affectief verwaarloosd. Mehak kreeg veelvuldig slaag, met zwaar lichamelijk letsel en uiteindelijk haar dood ten gevolg. Mehak zou behekst zijn geweest of een 'slechte' geest hebben gehad. Bij de ouders hebben daarnaast mogelijk nog andere motieven bijgedragen aan de verwording van de omgang met dit nog zeer jonge en volstrekt weerloze kind. Verdachte heeft Mehak mishandeld en medeverdachten aangezet tot het toepassen van geweld tegen Mehak. Hoewel de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte op 28 januari 2006 opzet heeft gehad op de dood van Mehak, is zij van oordeel dat de rol van verdachte in de periode van verwaarlozing en escalerend geweld daaraan voorafgaand groot is geweest. Verdachte was ervan overtuigd dat Mehak behekst was en beschuldigde Mehak bij alles wat niet goed ging. In verband met de geest in Mehak moest zij klappen krijgen en vastgebonden worden. Verdachte bracht de ouders van Mehak er (mede) toe dat zij hun dochtertje verwaarloosden en sloegen. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de stukken blijkt dat ook de moeder van Mehak overtuigd was van het feit dat er in Mehak een slechte geest zat en dat de vader van Mehak dit op zijn minst voor mogelijk hield. Verdachte heeft Mehak ook zelf geslagen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan, te meer nu medeverdachten de ouders van Mehak en de huishoudster zich in een afhankelijke positie tot verdachte bevonden. Zij werkten voor verdachte en haar man en leefden in hun woning. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van deze positie. De omstandigheden waaronder de ouders van Mehak en de huishoudster bij verdachte en haar man hebben verbleven en hebben gewerkt, moeten worden gekwalificeerd als mensenhandel, een zeer ernstig strafbaar feit is. Verdachte heeft samen met haar echtgenoot goedkope werkkrachten in huis gehaald en deze mensen in een situatie van volledige afhankelijkheid op alle terreinen gebracht. Daar kan niet aan afdoen dat zij wellicht ook meenden deze mensen een plezier te doen door hen in Nederland voor zich te laten werken. In het voordeel van verdachten wordt er rekening mee gehouden dat alles in een Indiase setting heeft plaatsgevonden, waardoor de huishoudster en de ouders van Mehak ten tijde van de telastgelegde periode kennelijk niet de mate van onvrijwilligheid hebben ervaren die naar Nederlandse maatstaven wel degelijk aanwezig was. In hun nadeel laat de rechtbank meewegen dat de bestaande uitbuitingssituatie geacht moet worden mede een voedingsbodem te hebben gecreƫerd voor de uiteindelijke gewelddadigheden jegens Mehak, in het bijzonder die door de moeder van Mehak, die wel weg wilde maar door haar volstrekt afhankelijke positie en mede door gebrek aan medewerking van de vader van Mehak en haar familie geen mogelijkheden had daadwerkelijk te vertrekken. Tot slot heeft verdachte zich samen met haar man schuldig gemaakt aan het belemmeren van de verklaringsvrijheid van een van haar kinderen, de huishoudster, de moeder van Mehak en L. Zij heeft daarmee willen bereiken dat de genoemde personen in onderhavige zaak ten gunste van verdachte en haar man zouden verklaren. Verdachte heeft daarmee de waarheidsvinding in de onderhavige zaak ernstig geschaad. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 47, 57, 273a (oud), 285a, 301 en 303 van het Wetboek van Strafrecht . Gevangenisstraf van 3 jaar en 9 maanden met aftrek.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie