Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verzoeker verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij sinds de afkondiging van naturalisatiebesluit (25 maart 2002) de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank neemt bij haar beoordeling de in een beschikking van de Hoge Raad van 30 juni 2006 neergelegde regels tot uitgangspunt. Onderscheid tussen naturalisatiebesluiten die zijn genomen vóór de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) met ingang van 1 april 2003 en naturalisatiebesluiten van ná die datum. Ter beoordeling staat of verzoeker het naturalisatiebesluit heeft verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens en, zo dat het geval is, of bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat verzoeker desondanks wel voldoende geïdentificeerd was. De rechtbank komt tot het oordeel dat verzoeker niet degene is aan wie bij Koninklijk Besluit van 25 maart 2002 de Nederlands nationaliteit is verleend. Het verzoek wordt afgewezen.

Uitspraak



JKL

rekestnummer: 06.213

zaaknummer: 260405

datum beslissing: 26 april 2007

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

sector civiel recht - meervoudige kamer.

Beslissing op het verzoekschrift van:

[AXY],

woonplaats kiezende te 's-Gravenhage,

procureur: mr. J.L. Hofdijk,

verzoeker,

t e g e n:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

zetelende te 's-Gravenhage,

belanghebbende,

vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Klis.

1. Het procesverloop:

1.1 Verzoeker heeft op 23 februari 2006 een verzoekschrift ingediend waarin hij verzoekt vast te stellen dat hij sinds de afkondiging van het Koninklijk Besluit (25 maart 2002) de Nederlandse nationaliteit bezit en behouden heeft.

1.2 De Staat heeft op 2 november 2006 schriftelijk geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

1.3 De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaats gevonden op 25 januari 2007. Namens verzoeker is mr. J.L. Hofdijk verschenen. Namens de Staat is mr. J.A.M. van der Klis verschenen.

2. Het verzoek:

2.1 Verzoeker voert aan dat hij bij Koninklijk Besluit van 25 maart 2002 tot Nederlander is genaturaliseerd. De Staat neemt volgens hem het onjuiste standpunt in dat hij zich ten onrechte heeft uitgegeven voor Soedanees, op grond waarvan hem het Nederlands paspoort is onttrokken met de motivering dat het Nederlanderschap niet aan hem is toebedeeld. Verzoeker stelt in het bezit te zijn van originele papieren, waaronder een echt en onvervalst Soedanees paspoort, die aantonen dat hij wel degelijk Soedanees was.

3. Het verweer:

3.1 De Staat betoogt dat verzoeker een andere persoon is dan [AXY], geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] (Soedan). Deze in het Koninklijk Besluit van 25 maart 2002 opgenomen persoonsgegevens identificeren verzoeker niet, zodat dit naturalisatiebesluit ten aanzien van hem rechtsgevolg mist. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat de in het naturalisatiebesluit opgenomen personalia verzoeker wel zouden identificeren, zijn niet gesteld of gebleken.

4. De feiten:

4.1 Verzoeker is op [datum] 1996 Nederland binnengekomen. Bij zijn verhoren heeft hij als zijn personalia opgegeven: [AY], geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats], Soedan, zoon van [BXY] en [C]. Zijn aanvraag om als vluchteling te worden toegelaten en zijn aanvraag om een verblijfsvergunning zijn bij beschikking van 26 november 1996 ongegrond verklaard respectievelijk afgewezen. Wel is aan hem een voorwaardelijke vergunning tot verblijf verleend. Deze vergunning is jaarlijks verlengd en kon uiteindelijk worden omgezet in een vergunning tot verblijf zonder beperking.

4.2 Op 21 november 2001 heeft verzoeker in de gemeente [gemeente] onder ede een verklaring afgelegd dat hij [AXY] is, geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] (Soedan), zoon van [BY] en [C]. Op 28 november 2001 heeft verzoeker een naturalisatieverzoek ingediend. Bij Koninklijk Besluit van 25 maart 2002, nummer [nummer] is aan [AXY], geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] (Soedan), de Nederlandse nationaliteit verleend. Bij dat Besluit is zijn geslachtsnaam vastgesteld als [Y] en zijn voornamen als [AX].

4.3 Naar aanleiding van een onderzoek door het team Grensoverschrijdende Criminaliteit van de Koninklijke Marechaussee te Eindhoven en de Regionale Recherche van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, is bij de politie de verdenking gerezen dat verzoeker in Nederland gebruik maakt van een valse identiteit. Bij dat onderzoek zijn telefoongesprekken van verzoeker afgetapt, is zijn post onderschept en hebben observaties plaatsgevonden.

4.4 Verzoeker is bij vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 juni 2004 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren wegens - kort gezegd - valsheid in geschrifte en wegens het in bezit hebben van een vals of vervalst reisdocument.

4.5 Op 24 augustus 2004 heeft de IND verzoeker medegedeeld dat hij wegens het gebruik van onjuiste persoonsgegevens wordt geacht het Nederlanderschap nooit te hebben verkregen. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid binnen vier weken hierop te reageren. De IND heeft hem vervolgens op 18 oktober 2004 bericht dat het standpunt dat hij de Nederlandse nationaliteit nooit heeft verkregen wordt gehandhaafd.

4.6 De verblijfsvergunning asiel van verzoeker is bij besluit van 31 mei 2006 ingetrokken. Verzoeker is daarbij ongewenst verklaard. Tegen dit besluit is op 14 juni 2006 een bezwaarschrift ingediend.

5. De beoordeling:

5.1 De Hoge Raad heeft bij beschikking van 30 juni 2006 beslist dat onderscheid moet worden gemaakt tussen naturalisatiebesluiten die zijn genomen vóór de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) met ingang van 1 april 2003 en naturalisatiebesluiten van ná die datum. Voor de eerste groep geldt dat een naturalisatiebesluit waarin valse of fictieve persoonsgegevens zijn opgenomen betrokkene - behoudens bijzondere omstandigheden - niet identificeert, en daarom geen rechtsgevolg heeft. Het Nederlanderschap is dan nooit verkregen. Voor de tweede groep geldt dat naturalisatiebesluiten geldig zijn en hun werking pas verliezen als zij door de Minister worden ingetrokken. Intrekking is mogelijk als een naturalisatiebesluit is verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens.

5.2 Voormelde beschikking van de Hoge Raad heeft in de literatuur tot grote kritiek geleid. (Zie onder andere een artikel van prof. mr. G.R. de Groot in NJB nr 2 van 12 januari 2007 blz. 74 ev., alsmede de noot onder HR 30-6-2006, JV 2006,314 van prof. mr. H.U. Jessurun d' Oliveira). De rechtbank merkt op dat deze kritiek haar niet ongefundeerd voorkomt. Het praktisch effect van bedoelde beschikking is immers dat degene die is genaturaliseerd vóór 1 april 2003 thans een volledig andere behandeling en toetsing ten deel valt dan degene die na die datum het Nederlanderschap heeft verkregen. Daarbij springt met name in het oog dat de Minister op grond van het thans geldende artikel 14 RWN kan overgaan tot intrekking van het Nederlanderschap zodat er voldoende ruimte is deze verstrekkende sanctie toe te spitsen op alle omstandigheden van het geval. Nu de Hoge Raad echter in twee op 23 januari 2007 gewezen beschikkingen duidelijk heeft vastgehouden aan zijn beschikking van 30 juni 2006 zal de rechtbank de daarin neergelegde regels tot uitgangspunt dienen te nemen bij haar beoordeling. Ter beoordeling staat derhalve of verzoeker het naturalisatiebesluit heeft verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens en, zo dat het geval is, of bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat verzoeker desondanks wel voldoende geïdentificeerd was.

5.3 Uit het hiervoor onder 4.3 bedoelde politieonderzoek blijkt dat verzoeker in de periode 1 februari 2003 tot 1 november 2003 een groot aantal telefoongesprekken heeft gevoerd met personen uit Nigeria. De gesprekken werden gevoerd in de taal Edo, een in Nigeria gangbare taal. Uit de van die gesprekken opgemaakte verslagen blijkt onder meer dat verzoeker in die telefoongesprekken heeft gemeld dat hij [AX] is, geboren op [datum] 1969, afkomstig uit [plaats] (Nigeria). Voorts blijkt dat verzoeker op 1 augustus 2003 telefonisch werd gefeliciteerd met zijn verjaardag, waarbij hij zelf aangaf 34 jaar te zijn geworden, maar op papier 30 jaar te zijn.

Ook blijkt uit de verslagen van die gesprekken dat verzoeker opdracht gaf tot het maken van een document in Nigeria waarin de naam Kelvin moest worden opgenomen, omdat hij onder die naam bekend staat.

5.4 Uit het politieonderzoek blijkt voorts dat de voormalig vriendin van verzoeker op 12 november 2003 en op 14 november 2003 verklaringen met betrekking tot verzoeker heeft afgelegd. Zij verklaart daarin onder andere dat de werkelijke persoonsgegevens van verzoeker zijn: [AZX], geboren op [datum] 1969 te [plaats] (Nigeria) en dat zijn beide ouders nog in leven zijn. In Nigeria wordt verzoeker volgens haar aangesproken met de naam [Z].

5.5 Verzoeker blijkt wel in het bezit te zijn van een origineel Soedanees paspoort, gesteld op naam van [AXY], door hem op 3 maart 2006 overgelegd, maar de IND is uit onderzoek gebleken dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat dit paspoort is afgegeven door de daartoe bevoegde autoriteit in Soedan. Voorts is het paspoort niet door verzoeker zelf aangevraagd of aan hem persoonlijk uitgereikt, zodat de Soedanees autoriteit zich niet van de identiteit van verzoeker heeft kunnen vergewissen. De IND stelt zich op het standpunt dat het paspoort niet volgens de gebruikelijke procedure is afgegeven.

5.6 Uit het vorenstaande valt af te leiden dat er, minst genomen, grote twijfel bestaat over de juiste identiteit van verzoeker. Verzoeker heeft naar het oordeel van de rechtbank hiertegenover onvoldoende aangetoond dat hij [AXY], geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] (Soedan) is. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verzoeker, gelet op de inhoud van een rapport van gehoor naar aanleiding van het voornemen tot intrekken van de vergunning tot verblijf gedateerd op 22 februari 2006, geen adequate verklaring heeft kunnen geven voor de hiervoor bedoelde telefoongesprekken met Nigeria. Ook heeft verzoeker onvoldoende ingebracht tegen de verklaringen van zijn voormalige vriendin. Ter zitting heeft de rechtbank hem hierover geen vragen kunnen stellen aangezien hij, hoewel door zijn procureur daartoe opgeroepen, niet is verschenen. De rechtbank kan dus alleen afgaan op de inhoud van het dossier. De enkele omstandigheid dat verzoeker over een Soedanees paspoort beschikt is, gelet op de twijfels die zijn gerezen over de manier waarop hij dat paspoort heeft verkregen, onvoldoende om het voorgaande te weerleggen. In dat verband verwijst de rechtbank bovendien naar een telefoongesprek van 18 april 2003 waarbij verzoeker met een gesprekspartner spreekt over de verkrijging van een document uit Soedan en die gesprekspartner opmerkt dat het goed is dat verzoeker niet persoonlijk naar de ambassade van Soedan hoeft omdat zijn kennis van de taal daar mogelijk zou worden getest.

5.7 De rechtbank komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat verzoeker niet degene is aan wie bij Koninklijk Besluit van 25 maart 2002 de Nederlandse nationaliteit is verleend. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING:

De rechtbank wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Nijhuis, Dam en Van Dorp en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature