Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/901034-06
's-Gravenhage, 19 april 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [gemeente A] op [datum] 1950,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, [...]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 april 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr H. Bruijntjes, advocaat te Pijnacker, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Kamps heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding (impliciet) primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging.
Verdachte heeft op 24 december 2006 bij de politie een verklaring afgelegd waarin hij uiteindelijk heeft bekend dat hij zijn echtgenote heeft omgebracht door middel van een messteek in de borst. In latere verklaringen van verdachte heeft hij echter aangegeven dat hij zijn vrouw niet heeft omgebracht, doch dat zij zelfmoord zou hebben gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de manier waarop het slachtoffer door de politie en het ambulancepersoneel is aangetroffen niet strookt met het zelfmoord-scenario dat door verdachte wordt geschetst. Zij lag immers plat op haar rug onder de dekens en niet ineengekrompen op haar zij, zoals verdachte heeft verklaard dat hij haar heeft achtergelaten.
Daarnaast is de rechtbank niet gebleken van omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het slachtoffer op de late avond van 23 op 24 december 2006 in een suïcidale toestand verkeerde. De omstandigheden wijzen eerder op het tegendeel. Het slachtoffer had kort daarvoor nog aangegeven dat zij graag wilde re-integreren in het arbeidsproces. Zij had daartoe een sollicitatiebrief gestuurd naar een groothandel. Verder heeft zij in de avond van 23 december 2006 een opgewekte chat-sessie gevoerd gevoerd met haar vriendin [naam vriendin] en hebben de moeder van het slachtoffer, [moeder van slachtoffer], en de zoon van verdachte en het slachtoffer, [zoon], verklaard dat zij opgelucht en blij klonk tijdens door hen met het slachtoffer in de late avond van 23 december 2006 gevoerde telefoongesprekken.
Voorts acht de rechtbank het door verdachte geschetste zelfmoord-scenario niet aannemelijk wegens, de - ook door verdachte verklaarde - angst voor messen bij het slachtoffer (eerdere zelfmoordpogingen begin 2006 en jaren eerder deed zij met behulp van pillen en/of alcohol), de omstandigheid dat voor het volledig insteken van een 20 cm lang lemmet in de borst toch enige krachtsinspanning vereist is en de omstandigheid dat er geen biologische sporen of vingerafdrukken van het slachtoffer op het handvat van het mes zijn aangetroffen.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat de gedetailleerde bekennende verklaring van verdachte juist wel steun vindt in het overige bewijs. Zo strookt de verklaring van verdachte dat hij latex handschoenen had aangedaan en hij na het steken het handvat van het mes heeft schoongeveegd met het feit dat op dit handvat geen biologische sporen en/of vingerafdrukken van verdachte of het slachtoffer zijn aangetroffen.
De stelling dat verdachte deze bekennende verklaring onder druk zou hebben afgelegd vindt geen steun in de schriftelijke uitwerking van dit verhoor, noch in de eigen waarneming van de rechtbank tijdens het bekijken van dit verhoor op 4 april 2007. Hieruit blijkt dat verdachte op de volledig open opmerking van één van de twee verhorende verbalisanten: 'Lucht je hart' zijn bekentenis aflegt, waarbij nog zij opgemerkt dat de verbalisanten verdachte daarin niet hebben onderbroken en hem in zijn eigen tijd zijn verklaring hebben laten afleggen.
Daarnaast heeft verdachte op 25 december 2006 tegen de verbalisanten verklaard dat hij opgelucht was dat hij eindelijk de waarheid had verteld. Ook op 26 december 2006 heeft verdachte bij het bezoek van een verbalisant niet laten weten dat zijn bekentenis niet juist was.
Ook hieruit blijkt niet dat die verklaring onder druk zou zijn afgelegd en deswege niet tot het bewijs zou mogen dienen.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding (impliciet) primair telastgelegde feit (moord) heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De rechtbank is van oordeel dat uit de handelingen van verdachte, met name het wachten tot zijn echtgenote in slaap was gevallen, het aantrekken van latex handschoenen en het na het steken schoonvegen van het handvat van het mes en het wegwerken van de latex handschoenen, blijkt dat hij de tijd heeft gehad om de gevolgen van zijn voorgenomen daad te overzien en daarna bewust heeft gekozen om zijn plan uit te voeren.
Verdachte heeft aldus gehandeld met voorbedachten rade.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op zijn echtgenote. De echtgenote van verdachte wilde na een jarenlange contactbreuk tussen haar en haar eigen moeder, dit contact langzaam aan weer herstellen. Daartoe had zij op 23 december 2006 laat in de avond een telefoongesprek met haar moeder. Verdachte is naar aanleiding van dat telefoongesprek van zijn echtgenote en het daaraan voorafgaande telefoongesprek dat hij met de huidige partner van zijn schoonmoeder had - waarin hem te kennen werd gegeven dat zijn schoonmoeder in ieder geval geen contact met hem wenste - zodanig van slag geraakt dat hij het idee kreeg dat hij zijn echtgenote uit haar lijden moest verlossen. Dit met name gelet op de pijnlijke geschiedenis die de contactbreuk tot stand had gebracht en de omstandigheid dat zijn echtgenote, in een depressieve bui, eerder dat jaar had getracht zelfmoord te plegen. Verdachte heeft daarom latex handschoenen aangetrokken, een mes uit de vitrinekast gepakt en het 20 cm lange lemmet volledig tot aan het heft in de borst van zijn, reeds slapende, echtgenote gestoken. Daarna heeft hij het handvat van het mes schoongeveegd en zijn latex handschoenen uitgetrokken en door de wc gespoeld en het alarmnummer 112 gebeld om te zeggen dat zijn vrouw zelfmoord had gepleegd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij getracht heeft om de verantwoordelijkheid voor zijn eigen daad af te schuiven op het slachtoffer, door het te doen voorkomen dat zij zelfmoord zou hebben gepleegd.
Verdachte heeft met zijn handelen zijn echtgenote het grootste recht dat een mens heeft, het recht op leven, ontnomen. Voorts heeft hij hun eigen kinderen alsmede de rest van hun familie onherstelbaar leed toegebracht. De rechtsorde is door dit feit ernstig geschokt.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede acht geslagen op de rapporten van de klinisch psycholoog drs. M.H. de Groot, psychiater D.H.M. Lefrandt en de Milieurapportage van de Bouman GGZ Verslavingsreclassering d.d. 19 maart 2007.
De psycholoog, De Groot, komt in haar rapport van 22 maart 2007 tot de volgende conclusie.
Verdachte is een zwakbegaafde man met een narcistische persoonlijkheidsstoornis en tevens antisociale trekken; de antisociale trekken zijn de afgelopen jaren naar de achtergrond verdwenen.
Opvallend is dat verdachte in het geheel geen verdriet laat zien of zich zorgen lijkt te maken over het verlies van zijn echtgenote.
Aangezien het telastgelegde feit door verdachte wordt ontkend kan er geen uitspraak worden gedaan met betrekking tot eventuele toerekeningsvatbaarheid voor het telastgelegde feit. Evenmin kan er derhalve uitspraak worden gedaan met betrekking tot een eventueel op te leggen straf en/of maatregel.
De psychiater, Lefrandt, komt in zijn rapport van 28 maart 2007 tot de volgende conclusie.
Verdachte is een zwakbegaafde man met een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Zwakbegaafdheid is gedurende iemands gehele leven stabiel aanwezig. Verdachte ontkent het telastgelegde feit. Derhalve is er geen delictanalyse mogelijk en kan er geen uitspraak worden gedaan over de toerekeningsvatbaarheid. Het is dan ook niet mogelijk om tot een advies te komen.
Tenslotte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet in het justitieel documentatieregister voorkomt.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank navolgende onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding (impliciet) primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MOORD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 24 december 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 27 december 2006,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Verbeek en Van As, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Bröcheler, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2007.