Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Zowel in conventie als in reconventie is de kern van het geschil of eiseres enig erfgename is dan wel gedaagde sub 1 c.s. erfgenamen zijn van (de nalatenschap van) erflater. De uiterste wilsbeschikking dient met toepassing van art. 4:46 BW te worden uitgelegd. Dit betekent dat bij de uitleg dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wilsbeschikking mogen slechts dan voor uitleg worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft.

Uitspraak



LH/I

zaaknummer 263547

rolnummer: 06-1291

datum vonnis: 14 februari 2007

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

sector civiel recht - enkelvoudige kamer

Vonnis in de zaak met bovengenoemd rolnummer van:

[eiseres],

wonende te [gemeente A],

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

procureur mr. B.F. van Noort,

tegen:

1. [gedaage 1],

2. [gedaagde 2],

3. [gedaage 3],

4. [gedaagde 4],

5. [gedaagde 5],

6. [gedaagde 6],

alle wonende [gemeente A],

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

procureur mr. E.A.C. van Kempen.

Partijen worden hierna aangeduid als '[eiseres]' en '[gedaagde 1] c.s.' respectievelijk '[gedaagde 1]' en '[gedaagden 2 t/m 6] c.s.'.

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook het proces-verbaal van comparitie d.d. 25 oktober 2006.

RECHTSOVERWEGINGEN

1. Vaststaande feiten

1.1. Na een kort ziekbed is op 21 januari 2005 [erflater] (hierna: erflater), geboren op [datum] 1951, overleden.

1.2. Erflater was zoon van [gedaagde 1] en broer van [gedaagden 2 t/m 6] c.s.

1.3. Bij uiterste wilsbeschikking d.d. 22 april 1988, verleden voor notaris mr. O.W. de Jong te 's-Gravenhage, heeft erflater - voor zover hier van belang - als volgt over zijn nalatenschap beschikt:

I. Ik herroep alle eerder gemaakte uiterste wilsbeschikkingen.

II. Ik benoem tot mijn enige erfgename [eiseres], met wie ik van één september negentienhonderd zesentachtig af een gemeenschappelijke huishouding voer.

Bij vóór of gelijktijdig met of na [eiseres], treden haar nakomelingen in haar plaats, op de wijze zoals bij plaatsvervulling volgens de wet.

III. Voor het geval ik gelijktijdig met of na [eiseres] en haar nakomelingen kom te overlijden benoem ik tot mijn enige erfgename:

Mevrouw [A], wonende te [gemeente A], [adres], met bij haar vóóroverlijden plaatsvervulling door de kinderen van de Heer [B], wonende te [gemeente B], [adres], op de wijze als bij plaatsvervulling volgens de wet.

1.4. Op [datum] 1989 zijn [eiseres] en erflater met elkaar in het huwelijk getreden.

1.5. In 1995 zijn [eiseres] en erflater feitelijk geschieden van elkaar gaan leven.

1.6. Bij beschikking van 7 mei 1997 is tussen [eiseres] en erflater de echtscheiding uitgesproken.

1.7. Uit hoofde van een levensverzekering met als ingangsdatum 1 juli 1986, gesloten op het leven van erflater en [eiseres], waarin onder meer [eiseres] als begunstigde is aangewezen, is door de verzekeraar aan [eiseres] een bedrag uitgekeerd.

1.8. Op 5 april 2005 heeft mr. O. van der Schatte Olivier, notaris te 's-Gravenhage, een verklaring voor erfrecht afgegeven waarin de in 1.3. bedoelde uiterste wil als 'niet effect sorterende uiterste wil' is aangemerkt en waarin [gedaagde 1] c.s. als erfgenamen van erflater worden aangemerkt.

2. Vordering, grondslag en verweer

2.1. [Eiseres] vordert in conventie dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat de wilsbeschikking van erflater zoals opgemaakt in de akte d.d. 22 april 1988, werking behoudt, en dat [eiseres] uit hoofde van die wilsbeschikking enig erfgename is van erflater, met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum.

2.2. [Eiseres] baseert haar vordering op de vaststaande feiten en voorts op de navolgende stellingen. [Eiseres] dient op grond van de uiterste wilsbeschikking als bedoeld in 1.3. als enig erfgename van erflater te worden aangemerkt. Artikel 4:52 BW mist ter zake toepassing. Immers erflater en [eiseres] waren ten tijde van het opmaken van voormelde wilbeschikking niet gehuwd en hadden evenmin reeds trouwbeloften gewisseld. Erflater heeft uitdrukkelijk de bedoeling gehad om enerzijds zijn vermogen toe te laten komen aan [eiseres] dan wel haar nakomelingen en anderzijds te voorkomen dat zijn vermogen zou toekomen aan zijn familie, [gedaagde 1] c.s. Deze bedoeling leidt [eiseres] af uit de bewoordingen van de uiterste wil, namelijk dat [eiseres] is aangeduid als persoon en niet als echtgenoot en dat daarin als overige erfgenamen uitsluitend familieleden van [eiseres] zijn benoemd. Voorts acht [eiseres] het volgende van belang. Erflater heeft zijn uiterste wil nooit herroepen, hoewel hij hiertoe ampel de gelegenheid heeft gehad. Ook heeft erflater de begunstiging van [eiseres] in de levensverzekering (zie 1.7.) nooit herroepen. Verder heeft erflater volgens [eiseres] tot aan zijn overlijden een zeer goede band gehad met de dochter van [eiseres], [naam dochter], welke in de uiterste wil ook als erfgename is benoemd. Daartegenover was zijn relatie met de familie niet goed.

2.3. [Gedaagde 1] c.s. verweren zich tegen de vordering en voeren hiertoe - samengevat - het volgende aan. De uiterste wilsbeschikking van erflater dient op grond van artikel 4:46 BW te worden uitgelegd. Daarbij achten [gedaagde 1] c.s. van belang dat erflater de verhouding kennelijk zo heeft willen regelen dat in het geval van zijn overlijden, [eiseres] niet alleen de lasten maar ook de volledige lusten van onder meer de woning zou krijgen. Op dat moment leefden [eiseres] en erflater immers al jaren samen. Die verhouding was ten tijde van het overlijden van erflater reeds lang gewijzigd. Van een gezamenlijke huishouding was geen sprake meer. Mede gelet op de echtscheiding en de lange duur van en de moeizame wijze waarop de echtscheiding en de verdeling als gevolg van de opstelling van [eiseres] is verlopen, achten [gedaagde 1] c.s. het redelijk dat artikel 4:52 BW analoog wordt toegepast. Dat erflater de begunstiging van [eiseres] niet heeft herroepen komt omdat erflater dit 'domweg heeft laten sloffen'. [Gedaagde 1] c.s. betwisten dat erflater geen goede relatie met zijn familie had. Daartegenover had erflater na de scheiding en deling in oktober 1999 geen enkel contact meer met [eiseres], aldus nog steeds [gedaagde 1] c.s.

2.4. Dit verweer hebben [gedaagde 1] c.s. doen uitmonden in een vordering in reconventie, inhoudend dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat de uiterste wilsbeschikking van wijlen heer [erflater] is komen te vervallen dan wel van onwaarde is en dat de verklaring van erfrecht als bedoeld in 1.8. juist is, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.

2.5. [Eiseres] verweert zich tegen de vordering op de in 2.2. vermelde gronden.

3. Beoordeling

3.1. Zowel in conventie als in reconventie is de kern van het geschil of [eiseres] enig erfgename is dan wel [gedaagde 1] c.s. erfgenamen zijn van (de nalatenschap van) erflater.

3.2. Met [gedaagde 1] c.s. is de rechtbank van mening dat de uiterste wilsbeschikking met toepassing van artikel 4:46 BW dient te worden uitgelegd. Dit betekent dat bij de uitleg dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wilsbeschikking mogen slechts dan voor uitleg worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft.

3.3. Vast staat dat op het moment dat de uiterste wil werd gemaakt, erflater en [eiseres] al enige jaren samenwoonden. In de wilsbeschikking is aansluitend aan de benoeming van [eiseres] tot erfgename ook uitdrukkelijk vermeld dat erflater met [eiseres] sinds 1 september 1986 een gemeenschappelijke huishouding voert. Bovendien is ter gelegenheid van de comparitie van partijen door [eiseres] onder meer verklaard dat erflater en [eiseres] voordien al een samenlevingscontract hadden opgemaakt met een verblijvingsbeding ten aanzien van de door [eiseres] en erflater per 1 september 1986 betrokken koopwoning en dat erflater en [eiseres] elk een testament hadden gemaakt 'voor het geval er iets met ons zou gebeuren'. Gelet op de bewoordingen van de wilsbeschikking en in het licht van voormelde omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat de wilsbeschikking met het oog op de positie van [eiseres] als samenwonende partner is opgesteld. Derhalve is de meest aannemelijke bedoeling van erflater dat de benoeming van [eiseres] tot erfgename van erflater uitsluitend gold voor de situatie dat [eiseres] met erflater nog samenwoonde op het tijdstip van diens overlijden, welke situatie op 21 januari 2005 reeds jaren niet meer bestond. Door [eiseres] is onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat erflater zijn eigen familie, [gedaagde 1] c.s., onder alle omstandigheden als erfgenamen heeft willen uitsluiten. De omstandigheid dat erflater noch de uiterste wilsbeschikking, noch de begunstiging van [eiseres] ter zake van de levensverzekering heeft herroepen acht de rechtbank niet van beslissende betekenis. Immers een enkel niet doen kan niet als een daad of verklaring in de zin van artikel 4:46, lid 2, BW worden aangemerkt. Reeds op grond van het bovenstaande kan [eiseres] zich niet met succes op de uiterste wilsbeschikking beroepen. Derhalve moeten bij gebreke van een uiterste wilsbeschikking [gedaagde 1] c.s. als erfgenamen bij versterf van erflater worden aangemerkt.

3.4. Tot dezelfde conclusie leidt een analogische toepassing van artikel 4:52 BW op de onderhavige zaak. Voor deze toepassing ziet de rechtbank aanleiding, nu erflater en [eiseres] op het moment dat de uiterste wilsbeschikking werd gemaakt samenwonende partners waren en nadien met elkaar in het huwelijk zijn getreden. Het ligt niet voor de hand dat de wetgever de samenwonende partner (die later met de erflater in het huwelijk is getreden) in een gunstiger positie zou hebben willen brengen dan degene met wie de erflater op het tijdstip van het maken van de uiterste wil was gehuwd of met wie deze reeds trouwbeloften had gewisseld.

3.5. De slotsom is dat de vordering in conventie wordt afgewezen en de vordering in reconventie als hierna vermeld wordt toegewezen. [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.

BESLISSING

De rechtbank:

wijst in conventie het gevorderde af;

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten in conventie, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 248,- aan verschotten en op € 904,- aan procureurssalaris;

verklaart in reconventie voor recht dat de uiterste wilsbeschikking van wijlen heer [erflater] geen effect sorteert en dat de verklaring van erfrecht als hierboven vermeld onder 1.8. juist is;

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op nihil aan verschotten en op € 452,- aan procureurssalaris;

verklaart de veroordelingen in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde in reconventie af.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Punt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

14 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature