E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY0264
LJN AY0264, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 05/40687

Inhoudsindicatie:

Besluit 1/80 / legale arbeid / bezwaarprocedure.

Eiser heeft een reguliere verblijfsvergunning voor verblijf bij echtgenoot gehad. Eiser beroept zich op Besluit 1/80 en stelt zich op het standpunt dat de door hem verrichte arbeid gedurende de bezwaar- en de beroepsfase in zijn geval is aan te merken als legale arbeid in de zin van Besluit 1/80. De rechtbank is van oordeel dat uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen volgt dat arbeid verricht hangende de beroepsprocedure tegen een afwijzende beslissing niet als legale arbeid in de zin van het Associatiebesluit kan worden aangemerkt, voor zover eiser bij het rechtelijk oordeel over die beroepsprocedure niet in het gelijk is gesteld. Hiervoor verwijst de rechtbank naar de uitspraak van het Hof van 20 september 1990 in de zaak Sevince nr. 192/89. In het onderhavige geval is niet in geschil dat eiser geen aanspraak kan maken op verlenging van zijn oorspronkelijke verblijfsvergunning noch op wijziging daarvan in een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf. Voor zover het beroep is gericht tegen de weigering eiser één van deze vergunningen te verlenen is het derhalve ongegrond. Dit leidt tot de conclusie dat de situatie in de onderhavige zaak overeenkomt met de situatie in de zaak Sevince. Derhalve kan de door eiser gedurende zijn beroepsprocedure verrichte arbeid niet worden aangemerkt als legale arbeid in de zin van het Associatiebesluit. Naar het oordeel van de rechtbank kan arbeid verricht hangende de bezwaarprocedure, evenmin als legale arbeid in voormelde zin worden aangemerkt. Hiervoor verwijst de rechtbank naar de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Birden op 26 november 1998, nr. C-1/97. De rechtbank overweegt dat een bezwaarprocedure een nationaal rechtsmiddel is om een beslissing in primo ongedaan te maken. Het indienen van bezwaar tegen een afwijzende beslissing op een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier heeft, behoudens uitzonderingen, schorsende werking van het besluit in primo tot gevolg. De vreemdeling heeft in afwachting van de beslissing op bezwaar rechtmatig verblijf in Nederland. Derhalve is de periode van de bezwaarprocedure een tijdvlak waarin een vreemdeling, wegens de geschorste werking van een besluit tot weigering van het verlenen van een verblijfsvergunning, een voorlopig recht heeft in Nederland te verblijven en zijn reeds toegestane arbeid te continueren. Uit het voorgaande vloeit voort dat, hoewel er eventueel legaal arbeid verricht mag worden, niet gezegd kan worden dat de situatie van de vreemdeling op de arbeidsmarkt hangende de bezwaarprocedure stabiel en niet voorlopig is. Vanaf het moment waarop verweerder afwijzend heeft beslist op de (verlengings-) aanvraag is naar het oordeel van de rechtbank niet langer sprake van een niet omstreden verblijfsrecht. Derhalve is de arbeid verricht ten tijde van de bezwaarprocedure niet als legale arbeid in de zin van het Associatiebesluit aan te merken. Beroep ongegrond.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie