Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Mvv-vereiste / Turkse zelfstandige / wezenlijk Nederlands economisch belang / standstill-bepaling.

De Afdeling heeft in haar uitspraak 200307900/1 van 11 maart 2004 getoetst of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat reeds op 1 januari 1973 een wezenlijk Nederlands belang slechts aanwezig werd geacht, indien de desbetreffende vreemdeling met de door hem beoogde bedrijfsmatige activiteit een positieve bijdrage leverde aan de Nederlandse economie, en deze vraag bevestigend beantwoord. Blijkens deze uitspraak lag het door verweerder in dit kader verrichtte onderzoek, dan wel de volledigheid ervan, niet ter toetsing voor. Indien aan de norm van het aannemelijk maken is voldaan, is nader onderzoek niet vereist. De volledigheid van het onderzoek is dan ook op zich zelf niet van doorslaggevend belang voor de betwisting van het oordeel dat verweerder zijn standpunt voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Ter betwisting van dit oordeel dient verzoeker in de onderhavige zaak feiten en omstandigheden te stellen die dit aannemelijkheidsoordeel betwisten. Dat is met het rapport van de Archiefschool niet gedaan, zodat verzoekers grief niet kan leiden tot het gewenste resultaat. De voorzieningenrechter overweegt dat het binnen het domein van de deskundigheid van de minister van Economische Zaken valt om te oordelen dat bepaalde categorieën bedrijfsactiviteiten niet langer individueel behoeven te worden getoetst in het licht van het wezenlijk Nederlands economisch belang en op voorhand een voor een categorie geldend oordeel te geven. Een aparte toets in een individuele zaak zal aan dezelfde deskundigheid worden getoetst en telkens hetzelfde resultaat opleveren. Indien verzoeker het deskundig oordeel van de minister van Economische Zaken betwist, bijvoorbeeld omdat het oordeel enige tijd geleden is gegeven en inmiddels de omstandigheden zijn veranderd ten zien van de desbetreffende bedrijfsactiviteit, dient verzoeker hiertoe een ander deskundig oordeel in de procedure te brengen. Dit is niet geschiedt, zodat ook deze grief faalt. Afwijzing verzoek.

Uitspraak



Rechtbank 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

vreemdelingenkamer

voorlopige voorziening

Uitspraak

artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

jo artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000)

reg. nr.: AWB 05/38865

V-nr.: 915.003.9232

inzake: A, geboren op [...] 1969, van Turkse nationaliteit, verblijvende in het Uitzetcentrum Zestienhoven te Rotterdam, verzoeker,

gemachtigde: mr. H. Dogan, advocaat te Amsterdam,

tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,

gemachtigde: mr. W.B. Klaus, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

I. PROCESVERLOOP

1. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 onder de beperking ‘het verrichten van arbeid als zelfstandige’ bij besluit van 24 augustus 2005 afgewezen. Een van de rechtsgevolgen van dit besluit is dat verzoeker na bekendmaking van het besluit niet meer rechtmatig in Nederland verblijft en dat hij Nederland uit eigen beweging binnen vier weken moet verlaten. Bij bezwaarschrift van 29 augustus 2005 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Dit bezwaar schort de rechtsgevolgen van het besluit niet op.

2. Bij brief van 29 augustus 2005 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist. De gronden van het verzoek zijn ingediend bij brief van 30 augustus 2005.

3. Bij brief van 31 augustus 2005 heeft verweerder meegedeeld dat het besluit van 24 augustus 2005 wordt ingetrokken. Bij besluit van 2 september 2005, aan verzoeker uitgereikt op 5 september 2005, heeft verweerder de aanvraag wederom afgewezen. Het bezwaar van 29 augustus 2005 wordt met toepassing van artikel 6:19 van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 2 september 2005. Het bezwaarschrift van 5 september 2005 wordt aangemerkt als aanvullende gronden van bezwaar.

4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2005. Verzoeker is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.

II. OVERWEGINGEN

1. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorziening te treffen. Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Awb worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In het kader van deze belangenafweging speelt een rol de vraag of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.

2. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen omdat verzoeker niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. Er is geen reden verzoeker vrij te stellen van het mvv-vereiste op grond van de standstill-bepaling van artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol van 23 november 1970 (inwerkingtreding 1 januari 1973, Trb 1971,70) bij de Associatieovereenkomst tussen de EEG en Turkije van 12 september 1963 (hierna: Aanvullend Protocol). De mvv-eis is geen nieuwe maatregel in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol , aangezien deze eis ook al gold ten tijde van de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, op 1 januari 1973.

Voorts is gebleken dat met de arbeid als zelfstandige die verzoeker verricht, te weten een Turkse banketbakkerij, gelet op het bepaalde in paragraaf B5/9.1.5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, geen wezenlijk Nederlands economisch belang is gediend.

3. Verzoeker heeft hiertegen - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Het mvv-vereiste is sedert de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol op 1 januari 1973 aangescherpt, althans minder gunstig geworden voor verzoeker. Ten tijde van de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol werd de mvv-eis enkel tegengeworpen indien en voor zover niet aan de overige voorwaarden werd voldaan. Voorts is het bepaalde in paragraaf B5/9.1 van de Vc 2000, op grond waarvan voor bepaalde categorieën werkzaamheden geen advies hoeft te worden gevraagd aan de Minister voor Economische Zaken, omdat met deze bedrijfsactiviteiten geen wezenlijk Nederlands economisch belang is gediend, een verdergaande beperking met betrekking tot de vrijheid van vestiging, dan het beleid zoals dat op 1 januari 1973 werd gevoerd en derhalve eveneens in strijd met voornoemde standstill-bepaling.

Verzoeker heeft ter zitting zijn grief die ziet op de mogelijke strijd met artikel 10, tweede lid, van het Europese Vestigingsverdrag laten vallen.

4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

5. De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat verzoekers betoog met betrekking tot artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol slaagt. Het huidige beleid en daarbij ontwikkelde uitvoeringspraktijk voor wat betreft het mvv-vereiste, gesteld in de artikelen 16 en 17 van de Vw 2000 j ° artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000, moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden aangemerkt als een beperking ten opzichte van het recht en de uitvoeringspraktijk zoals die golden op 1 januari 1973, welke ingevolge het bepaalde in artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol , niet geoorloofd is. Bedoeld artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol stond derhalve in de onderhavige zaak aan de rechtmatige toepassing van de artikelen 16 en 17 van de Vw 2000 in de weg. De voorzieningenrechter verwijst ter motivering naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 november 2004 (JV 2005/30), welke is aangehecht. Tevens is van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in haar uitspraak van 19 juli 2005 (200409217/1) heeft besloten prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EG omtrent de uitleg die aan artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol moet worden gegeven in het licht van het mvv-vereiste.

6. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat verweerder in het thans voorliggende besluit een subsidiair standpunt heeft ingenomen, te weten dat met de arbeid als zelfstandige die verzoeker verricht of gaat verrichten, geen wezenlijk Nederlands economisch belang is gediend. Derhalve ligt thans de vraag voor of, zoals door verzoeker is aangevoerd, het bepaalde in paragraaf B5/9 van de Vc 2000 in strijd is met voornoemde standstill-bepaling.

7. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.

8. De AbRS heeft in haar uitspraak van 11 maart 2004 (200307900/1) geoordeeld dat door verweerder voldoende aannemelijk is gemaakt dat reeds op 1 januari 1973 een wezenlijk Nederlands belang slechts aanwezig werd geacht, indien de desbetreffende vreemdeling met de door hem beoogde bedrijfsmatige activiteit een positieve bijdrage leverde aan de Nederlandse economie. De formulering van de in paragraaf B5/9 van de Vc 2000 neergelegde criteria en de daarop door verweerder gegeven toelichting geven geen grond voor het oordeel dat bij de beoordeling of met de aanwezigheid van een vreemdeling die hier te lande arbeid als zelfstandige wil verrichten, een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend, thans strengere eisen worden gesteld dan op 1 januari 1973 gebeurde. Aldus bestaat geen grond voor het oordeel dat het huidige inzake zelfstandigen gevoerde toelatingsbeleid op dit punt in strijd is met de standstill-bepaling. De AbRS heeft haar oordeel doen steunen op de Koninklijke besluiten van 28 februari 1974 (RV 1974,5) en van 27 maart 1974 (RV 1974,6).

9. Verzoeker heeft aangevoerd dat verweerder in de zaak die tot voornoemde uitspraak heeft geleid, geen deugdelijk archiefonderzoek heeft verricht, zodat deze uitspraak niet onverkort kan worden gevolgd. Verweerder dient eerst aanvullend onderzoek te verrichten naar de regelgeving op 1 januari 1973, aldus verzoeker. Hiertoe is verwezen naar het overgelegde rapport van de heer H. Waalwijk, werkzaam bij de Archiefschool, waarin is onderzocht welke (rand)voorwaarden gelden voor het vernietigen van archiefbescheiden, meer specifiek de niet te traceren Vreemdelingencirculaires 1966 en wijzigingsbladen tot 1973.

10. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze grief niet slagen. De AbRS heeft in haar uitspraak van 11 maart 2004 getoetst of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat reeds op 1 januari 1973 een wezenlijk Nederlands belang slechts aanwezig werd geacht, indien de desbetreffende vreemdeling met de door hem beoogde bedrijfsmatige activiteit een positieve bijdrage leverde aan de Nederlandse economie, en deze vraag bevestigend beantwoord. Blijkens deze uitspraak lag het door verweerder verrichtte onderzoek, dan wel de volledigheid ervan, niet ter toetsing voor. Indien aan de norm van het aannemelijk maken is voldaan, is nader onderzoek niet vereist. De volledigheid van het onderzoek is dan ook op zich zelf niet van doorslaggevend belang voor de betwisting van het oordeel dat verweerder zijn standpunt voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Ter betwisting van dit oordeel dient verzoeker in de onderhavige zaak feiten en omstandigheden te stellen die dit aannemelijkheidsoordeel betwisten. Dat is met voornoemd rapport van de Archiefschool niet gedaan, zodat verzoekers grief niet kan leiden tot het gewenste resultaat.

11. In paragraaf B5/9 van de Vc 2000 is bepaald voor welke aanvragen geen advies aan de Minister voor Economische Zaken hoeft te worden gevraagd, omdat deze bij het ambtshalve genomen advies van 4 november 1992 (Stcrt. 22 december 1992, 248, p.7, tevens gepubliceerd in MR 1993,3) heeft bepaald dat in bepaalde sectoren reeds in voldoende mate aan de bestaande vraag wordt voldaan en dat derhalve met het aantrekken van iemand uit het buitenland geen wezenlijk Nederlands belang wordt gediend.

12. Volgens paragraaf B5/9.1.5 van de Vc 2000 wordt met - voor zover thans van belang - Turkse bakkerijen en winkels in deegspecialiteiten geen wezenlijk Nederlands economisch belang gediend en wordt dus niet voldaan aan tenminste één van de voorwaarden van artikel 3.30 van het Vb 2000. Deze aanvragen hoeven derhalve niet voor advies aan de Minister voor Economische Zaken te worden voorgelegd.

13. De voorzieningenrechter overweegt naar aanleiding van eisers grief op dit punt dat het binnen het domein van de deskundigheid van de Minister van Economische Zaken valt om te oordelen dat bepaalde categorieën bedrijfsactiviteiten niet langer individueel behoeven te worden getoetst in het licht van het wezenlijk Nederlands economisch belang en op voorhand een voor een categorie geldend oordeel te geven. Een aparte toets in een individuele zaak zal aan dezelfde deskundigheid worden getoetst en telkens hetzelfde resultaat opleveren. Indien verzoeker het deskundig oordeel van de Minister van Economische Zaken betwist, bijvoorbeeld omdat het oordeel enige tijd geleden is gegeven en inmiddels de omstandigheden zijn veranderd ten zien van de desbetreffende bedrijfsactiviteit, dient verzoeker hiertoe een ander deskundig oordeel in de procedure te brengen. Dit is niet geschiedt, zodat ook deze grief faalt.

14. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van het door de AbRS op 11 maart 2004 op dit onderwerp gegeven oordeel en maakt dit tot de zijne. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding de gevraagde voorziening te treffen.

15. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de voorzieningenrechter niet gebleken.

III. BESLISSING

De voorzieningenrechter

wijst het verzoek af.

Gewezen door mr. J. Recourt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Kolk, griffier, en openbaar gemaakt op 19 september 2005.

De griffier,

De voorzieningenrechter,

Afschrift verzonden op:

Coll.:

D:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature