Uitspraak
locatie Dordrecht
zaaknummer: 11336526 CV EXPL 24-4458
datum uitspraak: 9 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: Gorinchem,
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Bos,
tegen
[gedaagde] , die handelt onder de naam [handelsnaam] ,
woonplaats: Gorinchem,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
1 De procedure
1.1.Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
de dagvaarding van 20 september 2024, met bijlagen;
het antwoord;
de repliek, met bijlagen;
de dupliek, met bijlage.
2 De beoordeling
Wat is de kern?
2.1.[gedaagde] huurde van september 2021 tot en met maart 2024 een bedrijfspand van
[eiseres] . De huurprijs bedroeg € 1.210,- per maand. Gedurende de coronaperiode kreeg
[gedaagde] voor een deel van de huur uitstel van betaling in die zin dat hij maandelijks maar € 786,50 van de huur hoefde te betalen. [eiseres] heeft [gedaagde] in december 2023 verzocht het openstaande deel ad € 6.776,- (16 maanden x (€ 1.210,- -/- € 786,50)) te betalen aan haar. [gedaagde] heeft dit gedeelte niet betaald aan [eiseres] , net als de reguliere huurtermijnen van juli 2023 en januari, februari en maart 2024. De totale achterstand bedraagt € 11.192,50.
2.2.
[eiseres] eist betaling van de huurachterstand en daarnaast de contractuele boeterente ad € 300,- per maand tot de totale achterstand is voldaan. De boete bedraagt volgens haar tot en met september 2024 € 45.600,-. [eiseres] eist verder betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.678,89 en de proceskosten, beiden te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort schiet in zijn betalingsverplichting uit de tussen partijen geldende huurovereenkomst.
2.3.
[gedaagde] erkent de huurachterstand, door financiële problemen is hij niet in staat geweest aan zijn verplichtingen te voldoen. Hij wenst een betalingsregeling en matiging van de boete.
2.4.
De kantonrechter stelt [eiseres] in het gelijk, maar dat betekent niet dat [gedaagde] alles moet betalen wat gevorderd wordt. Hij moet de gehele huurachterstand voldoen maar een aanzienlijk lager bedrag aan boete, daarnaast wordt de gevorderde handelsrente afgewezen en de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de huurachterstand betalen
2.5.[gedaagde] erkent de huurachterstand en dat hij verplicht was huur te voldoen voor het bedrijfspand dat hij huurde. De gevorderde achterstand wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet de overeengekomen boete betalen maar voor een bedrag van € 5.700,-
2.6.[eiseres] maakt per 31 januari 2024 aanspraak op het gedeelte van de huurachterstand waarvoor [gedaagde] uitstel van betaling heeft gekregen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan zodat hij met betrekking tot deze openstaande huurtermijnen, 16 in totaal (dat is inclusief het openstaande gedeelte van de huurtermijn van juli 2023 waarvoor geen uitstel was gegeven), een boete verschuldigd is.
[eiseres] berekent de boete vervolgens cumulatief wat niet mag. Uit het arrest van het Hof
’s-Hertogenbosch van 16 maart 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:892) volgt namelijk dat het minimumbedrag van € 300,- uit artikel 23.2 van de algemene bepalingen enkelvoudig moet worden berekend over het totaal aantal huurtermijnen dat in een kalendermaand open staat.
De door [gedaagde] verschuldigde boete tot en met december 2023 bedraagt dan ook € 4.800,-.
Met betrekking tot de huurtermijnen januari tot en met maart 2024 is [gedaagde] 3 x de boete verschuldigd, zijnde € 900,-.
[eiseres] maakt ook aanspraak op de boete over de periode vanaf april 2024. Dit deel van de vordering wordt afgewezen omdat het boetebeding in beginsel het lot van de hoofdverbintenis volgt tenzij dit in strijd is met het doel van de boete. Genoemd boetebeding van artikel 23.2 is bedoeld als prikkel voor de huurder om de huur op tijd te betalen. [eiseres] heeft niet aangevoerd dat in deze zaak het boetebeding anders bedoeld is. Nu de huurovereenkomst eind maart 2024 is beëindigd is een prikkel in de vorm van een boetebeding niet meer nodig.
Dit leidt tot de conclusie dat er een bedrag van € 5.700,- aan boete wordt toegewezen. De kantonrechter acht de hoogte van deze boete in de gegeven omstandigheden niet buitenproportioneel en onredelijk zodat deze niet wordt gematigd zoals door [gedaagde] verzocht.
2.7.
De kantonrechter kan geen betalingsregeling vaststellen in dit vonnis. Daarvoor moet [eiseres] namelijk toestemming geven en dat heeft zij niet gedaan (artikel 6:29 BW). [gedaagde] kan wel contact opnemen met de gemachtigde van [eiseres] om te vragen of er alsnog een betalingsregeling kan worden afgesproken.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.8.De incassokosten worden toegewezen omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Uitgaande van de toegewezen hoofdsom aan huurachterstand wordt een contractueel overeengekomen bedrag van 15% ad € 1.678,88 toegewezen..
2.9.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente over de toegewezen incassokosten. Deze rente wordt afgewezen nu over de incassokosten alleen de normale, en lagere, wettelijke rente kan worden toegewezen. Deze lagere wettelijke rente zal worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan
[eiseres] moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 706,- aan griffierecht,
€ 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.790,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Met betrekking tot de gevorderde handelsrente over de proceskosten geldt hetzelfde als onder 2.7 is overwogen, deze rente wordt dus ook afgewezen, in plaats daarvan wordt de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en
[gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 18.571,38, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.678,88 vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.790,39 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van af de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken.
745