Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verwerping beroep op bewijsuitsluiting.

Veroordeling voor voorhanden hebben wapens en munitie.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 2

Parketnummer: 10/292972-24

Parketnummer vordering TUL VV: 10/196404-22

Datum uitspraak: 3 januari 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [naam PI] ,

raadsman mr. P.R. van de Water, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2024.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.L. van Montfoort heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest;

tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/196404-22.

4 Bewijs

4.1.

Bewijsverweer

Standpunt verdediging

Aangevoerd is dat de woning van de verdachte, waar de in de tenlastelegging genoemde wapens en munitie zijn aangetroffen, onrechtmatig is binnengetreden en doorzocht.

De CIE-informatie over de aanwezigheid van een wapen op basis waarvan het opsporingsonderzoek is gestart was op zichzelf onvoldoende concreet en specifiek om te vermoeden dat deze informatie betrekking had op de verdachte en de woning van de verdachte. Er heeft onvoldoende veredeling van de CIE-informatie plaatsgevonden.

Niet duidelijk is waaruit het nadere onderzoek heeft bestaan dat de politie zou hebben verricht naar aanleiding van de verkregen CIE informatie en op grond waarvan is aangenomen dat deze betrekking had op de verdachte. Dit onderzoek mag dan ook niet worden meegenomen bij de beoordeling van de informatie.

De resultaten van de binnentreding en doorzoeking, te weten het aantreffen van de wapens en de munitie, moeten daarom van het bewijs te worden uitgesloten, hetgeen vrijspraak van de verdachte tot gevolg zal moeten hebben.

Beoordeling bewijsverweer

Vooropgesteld wordt dat van rechtmatig binnentreden op basis van artikel 49 Wet Wapens en Munitie sprake is wanneer redelijkerwijs vermoed kan worden dat overtreding van die wet plaats vindt.

Het proces-verbaal van de TCI van 12 september 2024 houdt in:

Bij het Team Criminele Inlichtingen Rotterdam is recent via een informant de

navolgende informatie binnengekomen: ‘Een man met een grijze hond is in het bezit van een vuurwapen. De man woont op de eerste verdieping van de [straatnaam] en zijn balkon is voorzien van gaas.’

Uit onderzoek is voorts gebleken:

Met de man wordt bedoeld: [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1972 te [geboorteplaats] , BRP ingeschreven [adres] , [postcode] [woonplaats] .

Vaststaat dat de verdachte een grijze hond heeft of toen heeft gehad, destijds ook op de eerste verdieping van de [straatnaam] woonde en dat zijn balkon was voorzien van gaas, een en ander zoals in de TCI-informatie staat vermeld.

Deze specifieke gegevens in combinatie met het BRP-onderzoek dat de politie (kennelijk) heeft gedaan zijn redelijkerwijs voldoende om te kunnen vermoeden dat de CIE informatie op de verdachte betrekking had en – gezien de inhoud van die informatie – dat hij in zijn woning een vuurwapen aanwezig had. Verdere verificatie was niet noodzakelijk. Aangezien ook aan alle andere daarvoor geldende wettelijke eisen is voldaan, mocht de woning van de verdachte dus worden binnengetreden en doorzocht. Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.2.

Bewijsmiddelen en bewezenverklaring

Bijlage II bevat een opgave van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen inhoudelijk verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 12 september 2024 te Rotterdam

- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een

revolver, van het merk Zastava, model m83/92, kaliber .357 magnum

zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver

en

- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een

revolver, van het merk F. Tettioni brescia, model 196, kaliber 10.35

zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en

- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie en categorie II,

onder 3 van de Wet wapens en munitie

te weten een machinepistool, van het merk CZ, model vz 61, kaliber 7.65mm

zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren

en

munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten

- meerdere kogelpatronen van het kaliber 44 russian

en

- 1 kogelpatroon van het kaliber .38 special

en

- meerdere kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm

voorhanden heeft gehad;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

Het bewezen feiten leveren op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en

het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het

feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie .

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft in zijn woning twee revolvers en een machinepistool, alsmede bij elk van die wapens behorende munitie voorhanden gehad. De ernst van deze feiten wordt nog geïllustreerd door het feit dat bij dat machinepistool ook een geluiddemper is aangetroffen.

Aan het voorhanden hebben van vuurwapens en bijbehorende munitie zijn grote risico’s verbonden, omdat de ervaring leert dat het voorhanden hebben van die wapens en munitie het gebruik ervan in de hand werkt en daarmee dodelijk letsel kan worden toegebracht.

Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van

16 september 2024, blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. In 2022 is hem nog een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor wapenbezit. De verdachte liep nog in de proeftijd die daaraan is verbonden. Dit wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen in de hoogte van de straf.

Rapportages

Uit het rapport van Reclassering Nederlandvan 25 november 2024wordt – ondanks twijfels over de haalbaarheid – geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.

Straf

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Bij de bepaling van die strafsoort en de duur daarvan is tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.

Anders dan is geadviseerd door de Reclassering en is betoogd door de verdediging wordt geen aanleiding gezien om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De eerder aan de verdachte opgelegde deels voorwaardelijke gevangenisstraf heeft hem er immers ook niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Onvoldoende aannemelijk is dat het opnieuw opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf nu wel zal helpen om het recidiverisico terug te brengen.

De verdachte staat ook niet open voor de als bijzondere voorwaarden geadviseerde ambulante behandeling door Fivoor en evenmin voor aanmelding bij een instelling voor beschermd wonen. Aan de haalbaarheid van een succesvolle begeleiding van de verdachte wordt dan ook getwijfeld.

De aan de verdachte op te leggen geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf is wel lager dan is geëist door de officier van justitie. Die eis is te hoog.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2: 10 Sv.

8 Vordering tenuitvoerlegging

8.1.

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 17 augustus 2022 is de verdachte ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

8.2.

Beoordeling

Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie .

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde opleveren de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

gelast de tenuitvoerlegging van , van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 17 augustus 2022 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,

en mrs. C.G. van de Grampel en R.D.M. de Boer, rechters,

in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 januari 2025.

De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 12 september 2024 te Rotterdam

- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een

revolver, van het merk Zastava, model m83/92, kaliber .357 magnum

zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool

en/of

- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een

revolver, van het merk F. Tettioni brescia, model 196, kaliber 10.35

zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool

en/of

- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie en categorie II,

onder 3 van de Wet wapens en munitie

te weten een machinepistool, van het merk CZ, model vz 61, kaliber 7.65mm

zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren

en/of

munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten

- meerdere kogelpatronen van het kaliber 44 russian

en/of

- 1 kogelpatroon van het kaliber .38 special

en/of

- meerdere kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm

voorhanden heeft gehad;


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature