Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek toelating tot de wettelijke schuldsanering. Onvoldoende inzicht schuldenlast. Niet te goeder trouw. Nieuwe schulden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team insolventie

afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling

rekestnummer: [nummer]

uitspraakdatum: 19 januari 2024

[verzoeker] ,

[adres]

[postcode] [woonplaats] ,

verzoeker.

1 De procedure

Verzoeker heeft op 9 oktober 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (hierna: wsnp). Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 12 januari 2024.

Voorafgaand aan de zitting is op 8 december 2023 een e-mail binnengekomen van [persoon A] , werkzaam bij Stroomopwaarts als consulent schuldhulpverlening. Daarin heeft zij meegedeeld dat zij niet bij de zitting zal verschijnen. Als reden van afwezigheid is vermeld dat Stroomopwaarts niet achter de aanvraag staat. Zij heeft de aanvraag alleen ingediend omdat zij als gemandateerde organisatie van de gemeente Vlaardingen daartoe verplicht is.

2 De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 37.028,46.

3 De beoordeling

Verzoeker kan alleen worden toegelaten tot de wsnp als hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. Om dit goed te kunnen beoordelen, moet het verzoek inzicht geven in de aard en omvang van de schuldenlast.

Ook moet de verwachting bestaan dat verzoeker aan de verplichtingen van de wsnp zal voldoen. Dat houdt onder meer in dat verzoeker gevraagd en ongevraagd relevante informatie aan de bewindvoerder moet sturen en dat hij gedurende de wsnp geen nieuwe schulden mag laten ontstaan.

De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat aan deze eisen is voldaan. Het verzoek wordt daarom afgewezen, wat inhoudt dat verzoeker niet wordt toegelaten tot de wsnp.

De rechtbank licht dat hieronder toe.

1. Het verzoekschrift geeft onvoldoende inzicht in de aard en omvang van de schuldenlast

Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat de samenvatting crediteurenlijst bij het verzoek, die gedateerd is op 3 oktober 2023, niet klopt. Twee schulden op de crediteurenlijst in het verzoek zijn volgens hem tussentijds afbetaald. Het gaat om de schuld aan VGZ Zorgverzekeraar ten bedrage van € 12.680,86 en een schuld aan Infomedics Holding N.V. van € 1.270,46. Verzoeker heeft geen bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat deze schulden afbetaald zijn. Tegelijkertijd is uit het dossier gebleken dat de schulden bij het CJIB niet op de crediteurenlijst staan. Daarnaast heeft verzoeker ter zitting verklaard dat onder andere het internetabonnement na ontruiming van zijn woning op 10 oktober 2023 nog doorliep en onbetaald is gebleven. Deze schuld wordt ook niet vermeld op de crediteurenlijst.

Verder zijn de ontstaansdata van een groot aantal schulden niet duidelijk. Schuldenaar heeft op 1 december 2023 aan de rechtbank een kopie van de samenvatting crediteurenlijst gestuurd en daarin met pen de ontstaansdata ingevuld en achter die data een vraagteken geplaatst.

De rechtbank concludeert hieruit dat de crediteurenlijst onvoldoende inzicht geeft in de actuele aard en omvang van de schuldenlast.

2. Schulden niet te goeder trouw

Verzoeker heeft schulden bij het CJIB van in totaal € 278,--. Ter terechtzitting heeft verzoeker verklaard dat één van de CJIB-schulden is ontstaan wegens het ontbreken van een geldig vervoersbewijs in het openbaar vervoer, in 2023. De herkomst van de andere CJIB-schuld kan verzoeker zich niet herinneren, maar het is aannemelijk dat die schuld ook is ontstaan in 2023, gezien de vervaldata van beide schulden (10-10-2023 en 03-01-2024). Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan.

3. Verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan

Verzoeker heeft gedurende het moratorium, dat is uitgesproken op 2 maart 2023 voor de duur van zes maanden, opnieuw een huurschuld laten ontstaan. De totale huurschuld, inclusief achterstand van vóór het moratorium, bedraagt € 5.472,15. Deze schuld aan Benelux Wonen B.V. heeft als ontstaansdatum 1 mei 2022, maar is recent (tussen maart 2023 en oktober 2023) dus verder toegenomen. Schuldhulpverlening schrijft in haar e-mail van 8 december 2023 aan de rechtbank dat verzoeker heeft verklaard dat de huurschuld tijdens het moratorium verder is opgelopen wegens het betalen van privé vorderingen, in verband met afpersing. Schuldenaar heeft dit ter zitting bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze recente schuld in de vaste lasten gevreesd moet worden dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen, meer in het bijzonder de verplichting om geen nieuwe bovenmatige schulden te laten ontstaan.

Feiten of omstandigheden die – ondanks het voorgaande – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank merkt op dat de daartoe gestelde gewijzigde omstandigheden, namelijk het behalen van een diploma en het zeer recent fulltime in dienst te zijn getreden als zorgverlener, blijk geven van een persoonlijke ontwikkeling die als positief wordt gezien. Deze ontwikkeling is echter onvoldoende om toelating tot de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen. Daarvoor moet eerst blijken dat schuldenaar meer grip heeft gekregen op de omstandigheden die hem in financiële problemen hebben gebracht. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven gebruik te willen maken van budgetbeheer. Dit heeft verzoeker echter niet geregeld met schuldhulpverlening. Tijdens de zitting is ook de optie beschermingsbewind besproken, als een mogelijke stok achter de deur om de kans op nieuwe schulden te verkleinen, maar verzoeker heeft tot op heden deze optie niet aangegrepen. Wanneer verzoeker opnieuw een verzoek doet, kan het hebben van budgetbeheer of beschermingsbewind een positief gegeven zijn.

4. Conclusie

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4 De beslissing

De rechtbank:

- wijst het verzoek af.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature