Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor het medeplegen van een explosie bij een woning tot een jeugddetentie van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd 2 jaar.

Rechtbank acht toepassing van het adolescentenstrafrecht passend.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/306031-23

Datum uitspraak: 28 maart 2024

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboortplaats] op [geboortedatum] 2005,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres] , [postcode] [woonplaats] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,

raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2024.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van een ontploffing teweegbrengen;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, verplichte deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contact- en locatieverbod.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdediging stelt primair dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich als medepleger aan het tenlastegelegde strafbare feit heeft schuldig gemaakt. De intellectuele en materiële bijdrage van de verdachte is van onvoldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken. Een vriendin van de verdachte ( [persoon A] ) had een conflict met een van de bewoners ( [slachtoffer] ) van de woning aan de [adres delict] (hierna: de woning). De verdachte wilde [slachtoffer] daarom een lesje leren en eieren naar de woning gooien. Om die reden was hij op zoek naar het adres van [slachtoffer] . Het is echter anders gelopen toen bleek dat vrienden van de verdachte ook problemen hadden met [slachtoffer] en het plan hadden opgevat om een cobra te gooien. De rol van de verdachte hierbij heeft uitsluitend bestaan uit het op eigen initiatief regelen van illegaal vuurwerk (hierna: cobra) en die cobra, uren voorafgaand aan de ontploffing, te overhandigen aan anderen. Hij heeft de cobra die is ontploft bij de woning niet aangestoken en was daarbij ook niet aanwezig. Zijn telefoon had hij uitgeleend aan vrienden, dus de verdachte is niet degene die kort voor de ontploffing het filmpje van de woning heeft gemaakt of anoniem naar [slachtoffer] heeft gebeld. Dat de verdachte wist dat het de bedoeling was om de cobra tot ontploffing te brengen bij de woning is onvoldoende voor het bewijs van (opzet op) medeplegen.

Subsidiair heeft de verdediging verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het tenlastegelegde “gevaar voor zwaar lichamelijk letsel”. De bewoners van de woning hebben geen letsel opgelopen en uit het dossier blijkt onvoldoende dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel daadwerkelijk te duchten was.

4.1.2.

Beoordeling

Medeplegen

Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen, moet er sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het feit en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dit verband stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.

Uit de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte (oftewel [bijnaam 1] ) en [persoon A] (oftewel [bijnaam 2] ) blijkt het volgende. [persoon A] had € 50,00 tegoed van [slachtoffer] en zij heeft haar boosheid over het feit dat zij dit niet had teruggekregen met de verdachte gedeeld. De verdachte heeft haar toen voorgesteld om richting [slachtoffer] te dreigen dat er mensen naar zijn huis gestuurd zouden worden. De verdachte heeft vervolgens geprobeerd om het adres van [slachtoffer] te achterhalen. Hoewel in het berichtenverkeer tussen [persoon A] en de verdachte aanvankelijk gesproken werd over het regelen en gooien van eieren, appte de verdachte later dat ‘ze’ het erover hebben gehad en dat hij een cobra gaat regelen. Op diezelfde dag deelde de verdachte in een groepsapp met vrienden het adres en een TikTok-filmpje van [slachtoffer] . Op de vraag van een van de deelnemers aan het gesprek wie dat is, reageerde de verdachte: “cobra”. Enkele uren voorafgaand aan de ontploffing heeft [persoon A] nog de tekst doorgegeven die op de voordeur van de woning van [slachtoffer] stond. Na afloop van de ontploffing appte de verdachte haar diezelfde tekst terug, waarbij hij zegt dat ze gelijk had. Ook appte hij dat ‘ze’ niet zeker wisten welk adres het was en dat hij daarom haar en [slachtoffer] had gebeld. [persoon A] bevestigde dat ‘het de goede’ was. Op de vraag van [persoon A] of ‘ze’ dronken waren, reageerde de verdachte dat ‘degene die het deed’ nuchter was.

Verder heeft de verdachte ter zitting erkend dat hij de cobra heeft gekocht en wist dat die tot ontploffing zou worden gebracht bij de woning van [slachtoffer] . Daarnaast blijkt uit zijn telefoongegevens en zijn eigen verklaring dat de verdachte ten tijde van de explosie in ieder geval in de buurt van de woning is geweest. Ook is er met zijn telefoon een video gemaakt van de woning.

Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte en de overige verantwoordelijke(n) voor het veroorzaken van de ontploffing nauw en bewust hebben samengewerkt. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat er sprake was van een gezamenlijk plan om bij de woning een explosie te veroorzaken en dat de verdachte bij de voorbereiding en uitvoering van dit plan een cruciale rol heeft gespeeld die van voldoende gewicht was. Dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wie het filmpje met de telefoon van de verdachte heeft gemaakt of wie de cobra heeft aangestoken, doet daaraan niet af.

Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

De aangever, zijn vrouw en hun twee zoons waren op het moment van de explosie in de woning aanwezig. De explosie vond plaats om negen uur ’s avonds. Dat is een tijdstip waarop een reëel risico bestaat dat een bewoner, bezoeker of toevallige voorbijganger zich in de buurt van de ontploffing bevindt. Dit risico heeft zich bovendien ook verwezenlijkt toen de aangever vlak voor de ontploffing de voordeur opende. Een cobra is zwaar vuurwerk, waarvan algemeen bekend is dat het tot ontploffing brengen ervan een gevaarzettend karakter heeft. De cobra was bovendien op de ruit van de voordeur bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank was dan ook naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat de explosie op dat moment zwaar lichamelijk letsel kon veroorzaken zoals ernstig oogletsel door rondvliegend glas. Dat de aangever zich op tijd heeft weggedraaid en niet zwaargewond is geraakt, is aan geluk en niet aan verdachte te wijten.

4.1.3.

Conclusie

De verweren worden verworpen.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 31 oktober 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door

een cobra op een ruit en/of deur van een woning, gelegen aan de [adres delict]

te plakken en deze cobra aan te

steken/tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan

- gemeen gevaar voor goederen, te weten een ruit en deur van

voornoemde woning en één of meer in deze woning aanwezige goederen en

- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de personen

aanwezig in (de nabijheid van) deze woning te duchten was.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig en gevaarlijk strafbaar feit. Samen met (een) ander(en) heeft hij een ontploffing veroorzaakt bij een woning waarin op dat moment een echtpaar en hun twee zoons aanwezig waren. De ruit in de voordeur is gesneuveld en het glas is in de hal en in de woonkamer van de woning terechtgekomen. Twee bewoners van de woning stonden zeer dichtbij de explosie en hadden ook allerlei glas op hun lichaam. De explosie is erg bedreigend en beangstigend geweest voor de bewoners van de woning en leidt ook nu nog tot allerlei psychische klachten. Hun woning is bij uitstek de plek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. Ook leidt een ontploffing voor omwonenden en in algemene zin in de samenleving tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid, zeker in de huidige tijd waarin veel ontploffingen in of bij woningen plaatsvinden. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dat betekent dat het strafblad van de verdachte niet strafverhogend werkt.

7.3.2.

Rapportages

Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2024 en 8 maart 2024. De reclassering adviseert om de verdachte volgens het volwassenenstrafrecht te berechten. De leeftijd van de verdachte en het feit dat de verdachte mogelijk beïnvloedbaar is en de gevolgen van zijn handelen niet goed heeft ingeschat, zouden kunnen pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering ziet echter geen indicaties dat de verdachte functioneert op een laag verstandelijk niveau en heeft de indruk dat er geen sprake is geweest van impulsief handelen. Ook lijkt de verdachte in staat zijn eigen gedrag te organiseren. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, verplichte deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod en een locatieverbod.

7.4.

Adolescentenstrafrecht

De officier van justitie heeft ter zitting het advies van de reclassering overgenomen en zich op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht toegepast dient te worden. De verdediging heeft – indien er geen vrijspraak volgt – gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.

Uit artikel 77c Sr volgt dat de rechtbank bij jongvolwassenen tussen de achttien en

drieëntwintig jaar het adolescentenstrafrecht ( ASR ) kan toepassen als de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, daartoe aanleiding geven. De gedachte achter het adolescentenstrafrecht is dat sanctionering volgens het jeugdstrafrecht voor sommige jongvolwassenen passender is. De reden daarvoor is dat bij jongvolwassenen sprake kan zijn van een nog onvoltooide emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling, aldus de Memorie van Toelichting bij dit artikel. De hersenen van (jonge) mensen zijn meestal pas volledig ontwikkeld wanneer zij ongeveer 24 jaar oud zijn. Die onvolledige ontwikkeling heeft niet alleen gevolgen voor de mate van verwijtbaarheid, maar ook voor het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Zolang de hersenen zich nog ontwikkelen, kan de ontwikkeling nog maximaal worden beïnvloed. Door die ontwikkeling op een positieve manier te beïnvloeden, wordt de kans op herhaling zo klein mogelijk.

De rechtbank ziet, anders dan de reclassering en de officier van justitie, aanleiding om in deze zaak het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank kan zich weliswaar grotendeels vinden in de bevindingen van de reclassering, maar ziet onder meer daarin wel aanknopingspunten voor de toepassing van ASR. Hierbij zijn de volgende factoren van doorslaggevend belang. De verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde feit net achttien jaar oud. Hij woont nog thuis bij zijn moeder, neemt actief deel aan het gezin en er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Daarnaast gaat de verdachte nog naar school. Uit de WhatsApp-gesprekken en de verklaring van de verdachte op de terechtzitting blijkt weliswaar dat de verdachte een bewuste keuze heeft gemaakt, maar ook dat hij beïnvloedbaar is en een ogenschijnlijk onschuldig conflict op een onvolwassen en verontrustend ondoordachte manier heeft geprobeerd te beslechten. Daarbij heeft hij de gevolgen van zijn handelen niet goed kunnen inschatten. Pas achteraf heeft de verdachte ingezien wat de impact is geweest van zijn handelen en is het besef gekomen dat het veel erger had kunnen aflopen. Gelet op het voorgaande en gelet op het ontbreken van duidelijke contra-indicaties ziet de rechtbank aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen, ook voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Op die manier wordt beoogd een positieve gedragsverandering te bewerkstelligen, zodat de kans op herhaling wordt verkleind.

7.5.

Hoogte straf

Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Op feiten als deze worden doorgaans, bij toepassing van het volwassenenstrafrecht, flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd zoals ook geëist. De Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken voor jeugd geven en straffen in soortgelijke jeugdzaken echter aanleiding om aan de verdachte een lagere straf, in de vorm van jeugddetentie van acht maanden, op te leggen.

Een deel hiervan, te weten vier maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de straf de voorwaarden verbinden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel en de bijbehorende proeftijd en voorwaarden dienen er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: de heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. Zij vorderen beiden een vergoeding van € 4.000,00 aan immateriële schade.

8.1.

Standpunt officier van justitie / verdediging

De officier van justitie acht beide vorderingen in zijn geheel toewijsbaar, nu deze voldoende zijn onderbouwd.

De verdediging heeft verzocht de vorderingen te matigen tot een bedrag van € 2.000,00 per persoon en de vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.

8.2.

Beoordeling

Bij de woning van de benadeelden heeft een explosie plaatsgevonden terwijl zij thuis waren. Eén van hen heeft kort voor de explosie de voordeur opengedaan terwijl de ander ook in de gang stond, waardoor beiden de explosie van dichtbij hebben meegemaakt. Uit de vorderingen van de benadeelden blijkt dat de explosie grote psychische gevolgen voor hen heeft gehad. Het gevoel van veiligheid in hun eigen woning is ernstig beschadigd en ze kampen nog dagelijks met gevoelens van spanning en angst. Daarvoor hebben zij professionele hulp ingeschakeld.

Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde feit meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat voor beide benadeelden kan worden aangenomen dat zij ‘op andere wijze’ in de persoon zijn aangetast, zoals bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW. De rechtbank zal, gelet op de nu beschikbare onderbouwing van de vorderingen, de betwisting van de hoogte en vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak, de immateriële schade van benadeelden op dit moment naar billijkheid vaststellen op € 2.000,00 per persoon. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 oktober 2023.

Nu de vorderingen van de benadeelde partijen deels zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot nu toe begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.3.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partijen de heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] elk een schadevergoeding betalen van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken jeugd zal geen gijzeling worden toegepast.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 8 (acht) maanden;

bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

de veroordeelde meldt zich binnen 48 uur na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029AK Rotterdam (088 8041302), indien nodig ter verdere verwijzing naar (een ander adres van) de jeugdreclassering. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de (jeugd)reclassering, zo vaak en zolang de (jeugd)reclassering dat nodig vindt;

de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De (jeugd)reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;

de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de bewoners van de [adres delict] te Rotterdam én de medeverdachte in onderhavige zaak [medeverdachte] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

de veroordeelde bevindt zich niet in de Rotterdamse wijk Lombardijen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden

- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling of aan de door haar aangewezen jeugdreclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] te betalen € 2.000,00 (hoofdsom, zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , te betalen een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 2] te betalen € 2.000,00 (hoofdsom, zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,

en mr. E. IJspeerd en mr. I. Tillema, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij

op of omstreeks 31 oktober 2023 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk

een ontploffing teweeg heeft gebracht door

(een) cobra's, althans een explosief danwel een stuk zwaar vuurwerk op/aan een

ruit/raam en/of deur van een woning, gelegen aan het [adres delict]

te plakken/bevestigen en/of (vervolgens) deze/dit cobra('s)/vuurwerk aan te

steken / tot ontploffing te brengen,

terwijl daarvan

- gemeen gevaar voor goederen, te weten een ruit/raam en/of deur van

voornoemde woning en/of één of meer in deze woning aanwezige goederen en/of

- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de personen

aanwezig in (de nabijheid van) deze woning

te duchten was;

(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

één of meer (tot op heden onbekend gebleven) personen

op of omstreeks 31 oktober 2023 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk

een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door

(een) cobra('s), althans een explosief danwel een stuk zwaar vuurwerk op/aan een

ruit/raam en/of deur van een woning, gelegen aan het [adres delict]

te plakken/bevestigen en/of (vervolgens) deze/dit cobra/vuurwerk aan te steken

/ tot ontploffing te brengen,

terwijl daarvan

- gemeen gevaar voor goederen, te weten een ruit/raam en/of deur van

voornoemde woning en/of één of meer in deze woning aanwezige goederen

en/of

- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de

personen aanwezig in (de nabijheid van) deze woning

te duchten was

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks

de periode van 25 oktober 2023 tot en met 31 oktober 2023 te Rotterdam, tezamen

en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk behulpzaam is

geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft

door

- de adresgegevens van voornoemde woning (van het slachtoffer) aan de

onbekend gebleven dader(s) te verstrekken en/of

- ( een) cobra('s), althans een explosief danwel een stuk zwaar vuurwerk aan

te schaffen en/of

- ( vervolgens) deze cobra('s), althans een explosief danwel een stuk zwaar

vuurwerk aan deze onbekend gebleven dader(s) te overhandigen/verstrekken,

ten einde deze ontploffing te kunnen laten plaatsvinden;

(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature