U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Aansprakelijkheid voor schade door bodemdaling als gevolg van bemalingswerkzaamheden? Toepassing van afzinkkelder-arrest (HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:17).

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/666556 / HA ZA 23-862

Vonnis van 5 juni 2024

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 1] . en

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 2] .,

beiden gevestigd te Dordrecht, alsmede

3. [eiser 3],

4. [eiser 4] E/V [eiser 3],

5. [eiser 5],

6. [eiser 6] E/V [eiser 5],

allen wonende te Dordrecht,

eisers,

advocaat mr. J. van Meerkerk te Dordrecht,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BAM ENERGIE & WATER WEST B.V.,

gevestigd te Nieuwleusen,

2. de naamloze vennootschap EVIDES N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagden,

advocaat mr. F.R.A. Schaaf te Den Haag.

Partijen worden hierna [eiser 1] c.s. en BAM en Evides genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 26 september 2023, met producties 1 t/m 26;

de conclusie van antwoord, met producties A t/m I;

de e-mail van 28 maart 2024 van de rechtbank met een zittingsagenda;

de aanvullende producties 27 tot en met 29 van [eiser 1] c.s.;

de aanvullende productie J van BAM en Evides;

de mondelinge behandeling op 23 april 2024 en de daarbij door mr. A.F. Ammerlaan, mede advocaat van [eiser 1] c.s., en mr. Schaaf, voornoemd, voorgedragen en overgelegde spreekaantekeningen.

2 De feiten

2.1.

Door bemalingswerkzaamheden van BAM in opdracht van Evides, in 2018, in de directe nabijheid van de percelen van [eiser 1] c.s., is een daling opgetreden van de grond van de terreinen van [eiser 1] c.s. Onder de percelen van [eiser 1] c.s. wordt verstaan:

- de terreinen en opstallen van [eiser 1] . ;

- de terreinen en opstallen die door [eiser 2] . worden gehuurd en gebruikt;

- het woonhuis aan de [adres 1] ;

- het woonhuis aan de [adres 2] .

2.2.

In eerste instantie was een bemaling voorzien vanaf 1 februari 2018 voor de duur van 91 dagen. Het werk liep echter vertraging op waardoor de bemaling eerst op 1 augustus 2018 is uitgeschakeld en de bemaling in totaal 181 dagen heeft geduurd.

2.3.

Voor de aanvang van het werk is door BAM of Evides geen nulmeting uitgevoerd. Wel heeft Evides zich voorafgaand aan het werkzaamheden, op 18 oktober 2017, door Antea laten adviseren ten aanzien van de effecten van de bemaling.

2.4.

[eiser 1] c.s. hebben begin mei 2018 aan BAM en Evides melding gemaakt van verzakking van de grond van hun percelen en de daardoor mogelijk te lijden schade. Evides en haar CAR-verzekeraars hebben de schademelding in behandeling genomen en expertisebureau Lengkeek opdracht gegeven onderzoek uit te voeren.

2.5.

Evides heeft [eiser 1] c.s. bij brief van 15 januari 2019, onder meer, geschreven:

“Het expertiserapport is beoordeeld.

De verzekeraar heeft het rapport van expertisebureau Lengkeek beoordeeld. Uit deze beoordeling komt naar voren dat uw schademelding kan zijn ontstaan door verschillende manieren waarop grond kan ‘verzakken’. Ten eerste kan verzakking ontstaan door de uitgevoerde bemalingswerkzaamheden. Ten tweede kan de extreme droogte van het afgelopen jaar hebben bijgedragen aan de verzakking. Tot slot is bekend dat in het gebied waar uw woning/bedrijfspand staat, sprake is van natuurlijke verzakking. De gemelde schade kan ook zijn ontstaan door een combinatie van de genoemde factoren.

(…)

Uitvoeren werkzaamheden

In het kader van de verbreding van de A16 door Rijkswaterstaat gaan meerdere partijen ook in 2019 nog werkzaamheden uitvoeren in de omgeving van de A16. Dat geldt ook voor Evides. Wij begrijpen dat u dit mogelijk zorgen baart. Onze vervolgwerkzaamheden zullen echter veel minder ingrijpend zijn dan de eerder uitgevoerde werkzaamheden, ook voor wat betreft de verlaging van de grondwaterstand.”

2.6.

Bij brief van 31 januari 2019 heeft Lengkeek aan [eiser 1] c.s. bericht:

“Onlangs ontving u van Evides een informatiebrief waarin het verdere verloop van de behandeling en onze beoordeling van uw schademelding is toegelicht.

In navolging van deze informatiebrief verzoeken wij u om ons een opsomming te sturen van de schade die u claimt, inclusief een gespecificeerd overzicht van de herstelkosten. Na ontvangst en beoordeling hiervan zullen wij met u een afspraak maken om uw claim nader te bespreken.”

2.7.

Op 18 mei 2020 heeft Crawford namens [eiser 1] c.s. een rapport opgesteld over de op de terreinen en aan de opstallen van [eiser 1] c.s. beweerdelijk opgetreden schade en de herstelkosten hiervan en verslag gedaan van de bedrijfsschade van [eiser 2] .

2.8.

Bij brief van 3 juni 2020 van de advocaat van [eiser 1] c.s. aan Lengkeek is opgaaf gedaan van de door [eiser 1] c.s. gevorderde schadevergoeding, totaal € 339.879,21 + P.M.

2.9.

Bij brief van 24 november 2020 heeft Lengkeek namens Evides de schade onder verwijzing naar satellietmetingen van SkyGeo en foto’s grotendeels betwist. Lengkeek begroot de schade op € 29.840,60.

2.10.

De bevindingen van Lengkeek zijn namens [eiser 1] c.s. betwist en er is nader

overleg gevoerd over een minnelijke regeling van de schade. Evides heeft in dat kader op 18 februari 2021 aangeboden om tegen verlening van finale kwijting € 38.271,80 aan [eiser 1] c.s. te betalen, bestaande uit het door Lengkeek vastgestelde schadebedrag van € 29.840,60 en de buitengerechtelijke kosten van € 8.431,20. Dit aanbod is door [eiser 1] c.s. niet aanvaard.

2.11.

Bij e-mail van 30 juni 2021 hebben [eiser 1] c.s. aan Evides laten weten dat zij een contra-expertise willen laten uitvoeren door de heer ing . [deskundige] (hierna: [deskundige] ), werkzaam bij expertisebureau Adinex. In dat kader heeft [deskundige] informatie opgevraagd bij Lengkeek.

2.12.

Bij brief van 18 augustus 2023 van [eiser 1] c.s. zijn BAM en Evides gesommeerd tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding. Hieraan hebben BAM en Evides geen gehoor gegeven. BAM heeft laten weten niet inhoudelijk te reageren, omdat haar belangen verzekerd zijn onder de CAR-verzekering van Evides.

2.13.

Bij brief van 10 april 2024 heeft [deskundige] zijn bevindingen (hierna: het rapport van Adinex) aan (de advocaat van) [eiser 1] c.s. toegestuurd.

3 Het geschil

3.1.

[eiser 1] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht verklaart dat BAM en Evides, althans BAM, jegens [eiser 1] c.s. aansprakelijk zijn/is voor de door [eiser 1] c.s. geleden schade als gevolg van de uitvoering van het werk;

II. BAM en Evides hoofdelijk, althans BAM, veroordeelt tot het vergoeden van de schade van [eiser 1] c.s. nader op te maken bij staat en te vereffenen volgende de wet;

III. BAM en Evides hoofdelijk, althans BAM, veroordeelt tot het betalen van een voorschot op schadevergoeding aan:

[eiser 1] . van € 100.000,00;

[eiser 2] . van € 50.000,00;

de heer [eiser 3] en mevrouw [eiser 4] van € 70.000,00 en

e heer [eiser 5] en mevrouw [eiser 6] van € 30.000,00;

alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling;

IV. BAM en Evides hoofdelijk, althans BAM, veroordeelt tot betaling van de door [eiser 1] c.s. gemaakte buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling;

V. BAM en Evides hoofdelijk, althans BAM, veroordeelt in de proceskosten.

3.2.

[eiser 1] c.s. gronden hun vorderingen ten aanzien van BAM op artikel 6:162 BW. Ten aanzien van Evides gronden zij hun vorderingen op artikel 6:171 BW , subsidiair op artikel 6:162 BW . Ook hebben [eiser 1] c.s., ter zitting, een beroep gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:17 (hierna: het afzinkkelder-arrest).

3.3.

[eiser 1] c.s. stellen schade te hebben geleden van, in totaal, € 339.879,21 plus de nog bijkomende kosten. Bij de schadeberekening (door Crawford) wordt ervan uitgegaan dat de grond van het terrein van [eiser 1] c.s. naar oorspronkelijke hoogte(n) wordt opgehoogd en dat beschadigingen van betonnen platen en de scheurvorming in gebouwen wordt hersteld. De schadeposten zijn verdeeld over de verschillende terreinen waaruit de percelen van [eiser 1] c.s. bestaan. Uit de schadeposten wordt duidelijk dat de schade vooral bestaat uit het ophogen van grote stukken terrein (zowel waar betonnen platen en bestrating liggen als waar het terrein alleen uit gras en puin bestaat) en de kosten van het tijdelijk elders exploiteren van het autobedrijf. In deze procedure vorderen [eiser 1] c.s. een voorschot op deze schadevergoeding.

3.4.

BAM en Evides voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser 1] c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, te vermeerderen met rente, en de nakosten.

4 De beoordeling

4.1.

Het primaire geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of BAM en Evides aansprakelijk zijn voor de bodemdaling die het gevolg is van de bemalingswerkzaamheden van BAM. Tussen partijen is niet in geschil dat de grond van de percelen van [eiser 1] c.s. is gedaald als gevolg van de werkzaamheden van BAM, maar zij verschillen wel van mening over de vraag in welke mate van een bodemdaling als gevolg van die werkzaamheden sprake is, omdat ook zonder die werkzaamheden de grond van de percelen zou zijn gedaald.

Primaire grondslag; onzorgvuldige werkwijze

4.2.

Primair stellen [eiser 1] c.s. dat BAM onzorgvuldig en dus onrechtmatig jegens [eiser 1] c.s. hebben gehandeld. Evides is volgens BAM en Evides op grond van artikel 6:171 BW mede aansprakelijk, nu het werk is uitgevoerd in het kader van het bedrijf van Evides, namelijk de verzorging van de (drink)watervoorziening en de bij [eiser 1] c.s. opgetreden schade is ontstaan als gevolg van onrechtmatig handelen van BAM.

4.3.

BAM en Evides betwisten dat zij bij de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden onzorgvuldig hebben gehandeld. Zij voeren aan dat zij alle vereiste voorzorgsmaatregelen hebben genomen. Van een onrechtmatige daad is, aldus BAM en Evides, dan ook geen sprake.

4.4.

[eiser 1] c.s. hebben aangevoerd dat de in acht te nemen zorgplicht van een aannemer in zijn algemeenheid meebrengt dat de aannemer voor aanvang van de in dit geval omvangrijke bemaling i) onderzoek doet naar de staat en aard en kwetsbaarheid van de percelen, wegen, bestrating en bebouwing in de nabijheid van de plaats waar het werk wordt uitgevoerd, teneinde na te gaan of de daaruit voortvloeiende bevindingen aanleiding geven tot aanpassing van het uit te voeren werk, en ii) een nulmeting verricht met betrekking tot de eventueel reeds aanwezige schade aan die percelen, wegen, bestrating en bebouwing dan wel reeds aanwezige verzakking. Volgens [eiser 1] c.s. heeft BAM geen voorafgaand onderzoek gedaan naar de bouwkundige staat van de op de percelen staande woonhuizen en de fundering daarvan, en ook geen nulmeting verricht met betrekking tot eventueel aanwezige schade aan de (bestrating van de) percelen voordat met de bronbemaling werd begonnen. Ook is geen sprake geweest van schouw (na-opname) na afloop van het werk.

4.5.

BAM en Evides hebben naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd toegelicht dat zij voldoende zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat zij derhalve de jegens [eiser 1] c.s. in acht te nemen zorgplicht niet hebben geschonden. Zij hebben deskundigen, meer in het bijzonder Antea, ingeschakeld voorafgaande aan de bemalingswerkzaamheden om de risico’s die verbonden zijn aan het uitvoeren van deze werkzaamheden in te schatten. Het feit dat er geen nulpuntmetingen zijn gedaan en geen na-opnames, is daarbij niet relevant, omdat die metingen niet zouden hebben voorkomen dat bodemdaling (en daardoor mogelijk schade) zou intreden als bemaald zou worden.

4.6.

In het vlak voor de mondelinge behandeling door [eiser 1] c.s. ingebrachte rapport van Adinex wordt er melding van gemaakt dat BAM en Evides – als alternatief voor de toegepaste ‘deepwell-bemaling’ – hadden kunnen overwegen om ‘onderwaterbeton’ toe te passen. De argumenten van Lengkeek tegen toepassing van deze alternatieve werkwijze acht Adinex “weinig valide”. BAM en Evides hebben op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij op het rapport van Adinex zouden willen reageren, als dat nodig mocht zijn. De rechtbank acht dat niet nodig, omdat Adinex in haar rapport heeft vermeld dat de extra kosten van dit alternatief € 750.000,00 zouden bedragen. Ook gelet op de financiële omvang van de aan BAM gegeven opdracht zijn dit dermate hoge kosten dat van BAM en Evides niet gevergd mag worden dat deze gemaakt hadden moeten worden ter voorkoming van de (door Antea ingeschatte) minimale kans op verzakking van de bodem door de voorgenomen bemaling.

4.7.

Ten slotte acht de rechtbank van belang dat Adinex onderkent dat er voor BAM geen mogelijkheden waren om bij de keuze van deepwellbemaling het optreden van mogelijke schade door verzakking te voorkomen. Adinex onderschrijft de visie van Evides/Lengkeek dat retourbemaling bij de inzet van deepwellbemaling weinig effectief is en tevens qua uitvoering in technisch opzicht tot problemen kan leiden. Ook schrijft Adinex in haar rapport dat BAM niet verweten kan worden na de melding van de verzakkingen niet te besluiten om het debiet van de deepwellbemaling te verlagen, omdat dan het risico voor het ‘opbarsten’ van de bouwkuipbodem zou toenemen, waarbij het geen optie was om het werk te staken.

4.8.

De conclusie is dat BAM niet aansprakelijk wordt gehouden voor de door [eiser 1] c.s. gestelde schade voor zover daaraan de stelling ten grondslag is gelegd dat BAM en Evides onzorgvuldig hebben gehandeld. Daarmee kan in het midden blijven of Evides op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk is. De vraag die resteert, is of dit betekent dat BAM en Evides van aansprakelijkheid voor iedere schade van [eiser 1] c.s. voor zover deze is veroorzaakt door de bemalingswerkzaamheden zijn gevrijwaard. De rechtbank beantwoord die vraag ontkennend. Zij overweegt daartoe het hiernavolgende.

Subsidiaire grondslag; risico op schade is verwezenlijkt

4.9.

Op de zitting hebben [eiser 1] c.s. een beroep gedaan op het arrest HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:17 (afzinkkelder-arrest). BAM en Evides hebben betwist dat dit arrest op de onderhavige zaak van toepassing is. In de rechtsoverwegingen 3.2.2 en 3.2.3 van dit arrest overweegt de Hoge Raad:

“3.2.2 Uit hetgeen het hof in rov. 2.6.3 van zijn arrest heeft vastgesteld (zie hiervoor in 2.4) volgt dat aan de bouwwerkzaamheden van Multi een aanmerkelijk risico verbonden was dat aan het pand van [eiseres 1] schade zou worden toegebracht, ook indien maatregelen ter voorkoming van schade werden getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig werden uitgevoerd. Waar dit risico zich vervolgens heeft verwezenlijkt, kan niet zonder meer worden aanvaard dat [eiseressen] de daardoor veroorzaakte schade dienen te dragen. Hierbij is van belang dat de werkzaamheden in het belang van (de opdrachtgever van) Multi werden uitgevoerd en voor [eiseressen] geen voordeel opleverden, dat de schade van [eiseressen] niet zonder meer behoort tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander, en dat het veeleer op de weg van Multi lag om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren. Het uitvoeren van deze werkzaamheden door Multi met schade aan het pand van [eiseres 1] tot gevolg, kan daarom een onrechtmatige daad opleveren die verplicht tot vergoeding van de schade die daarvan het gevolg is.3

3.2.3

De onderdelen slagen dan ook voor zover zij klagen dat het hof heeft miskend dat ook wanneer Multi bij de voorbereiding en uitvoering van de bouwwerkzaamheden voldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van schade aan zaken van derden en de werkzaamheden op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd, zij aansprakelijk kan zijn voor de schade die [eiseressen] door de bouwwerkzaamheden hebben geleden.”

4.10.

De rechtbank is van oordeel dat deze overwegingen van de Hoge Raad op de onderhavige zaak kunnen worden toegepast.

4.11.

Hoewel BAM en Evides dit ter zitting hebben betwist, kan in de eerste plaats worden vastgesteld dat sprake is van een situatie waarbij een aanmerkelijk risico bestond op het ontstaan van schade aan gebouwen en terreinen van [eiser 1] c.s., ook als de werkzaamheden zorgvuldig zouden worden uitgevoerd. Bij voorbaat stond vast dat door de werkzaamheden van BAM een direct intredende bodemdaling van tenminste een of meer centimeters zou plaatsvinden in de gebieden in de directe nabijheid van het werk. Het werk bestond uit een omvangrijke bemaling en afvoer van grondwater. Deze werkzaamheden waren, zoals Evides in haar brief van 15 januari 2019 ook met zoveel woorden aangeeft, ingrijpend voor wat betreft de verlaging van de grondwaterstand (zie onder 2.5). Onjuist is de aanname van BAM en Evides dat “de panden” niet op staal gefundeerd waren en dat daarom geen schade aan die panden te verwachten was. Dat gold in elk geval niet voor de kelder en de garage van [adres 1] .

4.12.

Voorafgaande aan de werkzaamheden hebben BAM en Evides zich gerealiseerd dat de bemalingswerkzaamheden tot schade aan opstallen in de nabijheid van de werkzaamheden door daling van het maaiveld zou kunnen leiden. Antea heeft in haar rapportage van 18 oktober 2017 (zie onder 2.3) onder meer opgemerkt:

“De bemalingswerkzaamheden vinden plaats in een gebied, waarbinnen een deklaag bestaande uit zettingsgevoelige grondsoorten aanwezig is. Het is dan ook aannemelijk dat er zettingen op zullen treden als gevolg van de grondwateronttrekking.”

Op pagina 21 van dit rapport wordt verder opgemerkt:

“In het gebied waar de stijghoogte met meer dan 0,75 m wordt verlaagd blijken zettingen meer dan 10 mm mogelijk te zijn. Indien er in dit gebied panden met een fundering op staal aanwezig zijn, is zettingsschade niet uit te sluiten. Aanbevolen wordt om de funderingswijze van de panden binnen de 0,75 m verlagingscontour te inventariseren en indien er op staal gefundeerde panden binnen het invloedsgebied aanwezig zijn een bouwkundige vooropname uit te voeren en eventueel hoogtemetingen uit te voeren. In figuur 4.1 is de ligging van dit gebied weergegeven. Aangezien het zettingsverloop als gevolg van de bemaling gelijkmatig is, is het risico op schade aan wegen en kabels en leidingen als gevolg hiervan onwaarschijnlijk.”

4.13.

Door BAM en Evides is niet bestreden dat de percelen van [eiser 1] c.s. zich bevinden binnen het gebied met een stijghoogteverlaging van meer dan 0,75 m. Daarmee staat vast dat voor zover bebouwing aanwezig is die op staal gefundeerd is, een kans op zettingsschade niet was uit te sluiten. Op p. 37 van het rapport van Antea wordt dit herhaald.

4.14.

De Hoge Raad heeft in het afzinkkelder-arrest geen definitie opgenomen van hoe hoog het risico op schade moet zijn om als ‘aanmerkelijk’ te worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit geval, in elk geval voor wat betreft gebouwen in de nabijheid van het werk die niet op palen waren gefundeerd, zoals de kelder en de garage van [adres 1] ) van een dergelijk aanmerkelijk risico op schade worden gesproken om reden dat Antea klip en klaar heeft aangegeven dat de kans op zettingsschade aan opstallen niet is uit te sluiten. Daar komt bij dat zettingsschade ook kan optreden als een bodemdaling gevolgen heeft voor aansluitingen tussen wel onderheide gebouwen en niet onderheide terreinen. Uit de overgelegde foto’s kan worden afgeleid dat met name bij de aansluiting van de bestrating op de gebouwen van [eiser 1] c.s. die op palen zijn gefundeerd hoogteverschillen zijn ontstaan. Voldoende aannemelijk is dat in elk geval een deel van die hoogteverschillen zijn ontstaan door de bodemdaling die een gevolg is van de bemalingswerkzaamheden van BAM. Ook daardoor kan schade zijn opgetreden aan bijvoorbeeld riolering, zoals ook op enkele foto’s te zien is. Ook zulke schade is voorzienbaar bij een bodemdaling van tussen iets meer dan 1 cm en iets meer dan 2 cm, waarvan Antea voorafgaande aan de werkzaamheden nog uitging.

4.15.

Een bijkomende omstandigheid die meebrengt dat BAM en Evides aansprakelijk moeten worden geacht op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen in het afzinkkelder-arrest is dat de bemalingswerkzaamheden van BAM veel langer hebben geduurd dan gepland, waardoor de bodemdaling als gevolg van de bemalingswerkzaamheden aanzienlijk meer is geweest dan de door Antea ingeschatte ruim 1 tot ruim 2 cm. Door de langere duur van de werkzaamheden heeft zich een (aanzienlijk) grotere daling van de grond voorgedaan dan was verwacht (de daling is volgens de berekeningen bijna verdubbeld: 24 tot 43 mm) en daardoor is het risico op schade als gevolg van een zodanige daling van de grond dus alleen maar toegenomen.

4.16.

Het verweer van BAM en Evides dat de bodemdaling sowieso zou zijn ingetreden en dus van schade geen sprake kan zijn, gaat niet op. De daling van de bodem is in elk geval eerder ingetreden dan het geval zou zijn als alleen een natuurlijke zakking aan de orde zou zijn. Dat betekent dat [eiser 1] c.s. eerder dan voor hen nodig zou zijn geweest als zij alleen met dalingen van de bodem geconfronteerd zouden zijn als gevolg van natuurlijke oorzaken maatregelen moet nemen om de nadelige gevolgen van die daling weg te nemen. Dat zijn kostenposten die als schade kunnen worden gekwalificeerd.

4.17.

In navolging van het afzinkkelder-arrest kan naar het oordeel van de rechtbank dus worden gezegd dat voor zover er schade bij [eiser 1] c.s. is ontstaan als gevolg van de bemalingswerkzaamheden van BAM het niet aanvaardbaar is dat die schade voor rekening en risico van [eiser 1] c.s. komt. De overige omstandigheden die de Hoge Raad in zijn overwegingen in het arrest noemt, doen zich in de onderhavige zaak eveneens voor: 1) het werk werd uitsluitend in het belang van Evides (en BAM) uitgevoerd, 2) voor [eiser 1] c.s. leverde dat geen voordeel op en 3) de schade die [eiser 1] c.s. mogelijk door de bodemdaling, veroorzaakt door de werkzaamheden van BAM, hebben geleden, behoort niet zonder meer tot hetgeen [eiser 1] c.s. in het maatschappelijk verkeer zouden moeten dulden bij werkzaamheden als de onderhavige en ten slotte 4) lag het op de weg van in dit geval Evides, die dat feitelijk ook heeft gedaan, om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren

4.18.

De conclusie is dat BAM en Evides aansprakelijk worden gehouden voor de schade voor zover deze bij [eiser 1] c.s. is ontstaan als gevolg van de uitgevoerde bemalingswerkzaamheden van BAM, ook al hebben BAM en Evides bij de voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden voldoende maatregelen genomen ter voorkoming van schade aan zaken van derden en de werkzaamheden verder op zorgvuldige wijze uitgevoerd. De vordering onder I (verklaring voor recht) is daarom toewijsbaar.

Schade; schadestaat

4.19.

De rechtbank zal ook de vordering onder II van [eiser 1] c.s. tot verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijzen. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat het bestaan van de mogelijkheid van schade als gevolg van, in dit geval, de werkzaamheden van BAM, aannemelijk is.

4.20.

BAM en Evides hebben de door [eiser 1] c.s. gestelde schade grotendeels betwist, maar zij hebben niet betwist dat [eiser 1] c.s. schade hebben geleden als gevolg van de werkzaamheden van BAM, aangezien BAM en Evides zelf de schade begroten op € 29.840,60 (zie onder 2.9). Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk en onvoldoende door BAM en Evides betwist, dat [eiser 1] c.s. door de werkzaamheden van BAM mogelijk schade hebben geleden. [eiser 1] c.s. stellen dat zij nu nog niet in staat zijn om hun schade volledig te berekenen en om die reden een verwijzing naar de schadestaat vorderen. Hiermee hebben [eiser 1] c.s. voldoende belang gesteld bij het verkrijgen van de gevorderde verklaringen voor recht. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om, zoals door BAM en Evides is voorgesteld, de schade nu al te begroten. Partijen verschillen van mening over de vraag in welke mate van een daling van de bodem als gevolg van de werkzaamheden van BAM sprake is. Met de door partijen overgelegde stukken heeft de rechtbank te weinig aanknopingspunten om de schade te begroten. Vordering II wordt dus ook toegewezen.

Schade; voorschot

4.21.

[eiser 1] c.s. vorderen, onder III, dat BAM en Evides worden veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding. Zoals overwogen onder 4.1 is tussen partijen niet in geschil dat de grond van de percelen van [eiser 1] c.s. is gedaald, maar zij verschillen wel van mening over de vraag in welke mate van een daling van de bodem als gevolg van de werkzaamheden van BAM sprake is.

4.22.

[eiser 1] c.s. baseren hun schadeberekening op de stelling dat hun percelen op sommige plekken als gevolg van de bemaling meer dan 10 cm is gezakt. BAM en Evides betwisten dat en voeren aan dat SkyGeo heeft uitgerekend dat sprake is van een (gelijkmatige) daling van de bodem in de periode dat de werkzaamheden werden uitgevoerd van ongeveer 3 cm.

4.23.

Ter onderbouwing van hun voormelde stelling voeren [eiser 1] c.s. feitelijk niet meer aan dan dat uit de in het geding gebrachte foto’s zou blijken dat de daling groter is geweest dan door SkyGeo is berekend (zie bijvoorbeeld onder 2.22 van de dagvaarding, waarin [eiser 1] c.s. stellen “De metingen uitgevoerd door SkyGeo komen ook niet overeen met de feitelijke situatie ter plaatse waarop de bepaalde locaties van de percelen van [eiser 1] c.s. sprake is van veel grotere daling dan op andere locaties. Daarbij is de door [eiser 1] c.s. geconstateerde en met foto’s ter plaatse vastgelegde daling veel groter dan kan worden afgeleid uit het rapport van SkyGeo”). De overgelegde foto’s zijn, voor zover daaruit al iets zou kunnen worden opgemaakt met betrekking tot de grootte van de daling van de bodem ten gevolge van de bemalingswerkzaamheden van BAM, een te summiere onderbouwing van de stelling dat hun percelen op sommige plekken als gevolg van de bemaling meer dan 10 cm zijn gezakt. De rechtbank passeert daarom die stelling van [eiser 1] c.s. als onvoldoende toegelicht en onderbouwd.

4.24.

BAM en Evides voeren aan dat de verzakking kan zijn ontstaan door de uitgevoerde bemalingswerkzaamheden, maar ook dat de extreme droogte van het afgelopen jaar kan hebben bijgedragen aan de verzakking en dat er ook sprake is van natuurlijke verzakking of een combinatie van deze factoren (zie onder 2.5). [eiser 1] c.s. hebben naar het oordeel van de rechtbank niet (voldoende gemotiveerd) tegengesproken dat de grond van de percelen van [eiser 1] c.s. in elk geval door een natuurlijke oorzaak daalt, namelijk door inklinking van de grond zoals dat in veel gebieden in Nederland het geval is. In het rapport van Adinex wordt dit ook tot uitgangspunt genomen. Op de mondelinge behandeling is van de zijde van [eiser 1] c.s. geen ander standpunt ingenomen, zodat ervan mag worden uitgegaan dat zij de mening van de eigen deskundige op dit punt volgt. Ook hebben [eiser 1] c.s. niet weersproken dat in de zomer van 2018 sprake was van extreme droogte, waardoor – volgens BAM en Evides – de bodem in die periode en daarna sneller dan normaal is gedaald.

4.25.

Daar tegenover staat dat BAM en Evides niet hebben betwist dat in ieder geval een deel van de verzakking kan zijn veroorzaakt door de uitgevoerde werkzaamheden (zie ook onder 2.5). Zij begroten de schade daarvan op € 29.840,60. De vordering van het voorschot is gebaseerd op de gedachte dat nu al kan worden vastgesteld dat de schade ten minste de in het dictum genoemde geldbedragen bedraagt. Het is echter bepaald nog onduidelijk of dat het geval is. Wel staat vast dat [eiser 1] c.s., dus ook volgens BAM en Evides, recht hebben op het bedrag van € 29.840,60, zodat dit bedrag als voorschot op de schade wordt toegewezen.

Buitengerechtelijke kosten

4.26.

[eiser 1] c.s. vorderen BAM en Evides te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De onderhavige vordering heeft evenwel geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal.

4.27.

[eiser 1] c.s. hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die vergoeding door BAM en Evides rechtvaardigen. Niet in geschil is dat BAM en Evides door [eiser 1] c.s. zijn aangeschreven bij de door [eiser 1] c.s. overgelegde brieven. De aard en omvang van deze brieven rechtvaardigen in beginsel de toewijzing van de vordering op dit punt. De vordering wordt dan ook toegewezen, waarbij op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW aansluiting wordt gezocht bij de wettelijke tarieven. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is echter enkel over de vordering van € 29.840,60 toewijsbaar, nu de vordering tot betaling van een voorschot voor het overige wordt afgewezen. De rechtbank stelt de buitengerechtelijke kosten vast op een bedrag van € 1.073,41,00, op basis van de wettelijke regels met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten, uitgaande van een vordering van € 29.840,60 bij wijze van voorschot in hoofdsom.

Proceskosten

4.28.

Bam en Evides zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:

- dagvaarding € 112,15

- griffierecht € 5.737,00

- salaris advocaat € 5.428,00 (2,0 punten × tarief € 2.714,00)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 11.455,15

Uitvoerbaar bij voorraad

4.29.

[eiser 1] c.s. hebben verzocht het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. BAM en Evides hebben zich hiertegen verzet. Uitgangspunt is dat een veroordeling tijdens een hoger beroep procedure uitvoerbaar moet zijn. De rechtbank kan van dit uitgangspunt afwijken als het belang van BAM en Evides bij behoud van de huidige toestand groter is dan het belang van [eiser 1] c.s. bij de uitvoerbaarheid bij voorraad. [eiser 1] c.s. hebben belang bij de uitvoerbaarverklaring aangezien het vonnis ziet op betaling van een geldsom. BAM en Evides hebben daartegen aangevoerd het niet zeker is dat de betaling kan worden gerestitueerd bij een vernietigend vonnis in hoger beroep. Het enkele feit dat het gerechtshof mogelijk tot een ander oordeel zal komen, is in dit geval onvoldoende om de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad af te wijzen

4.30.

Het vonnis wordt, gelet op het voorgaande, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank zal ook niet, zoals door BAM en Evides is verzocht, aan de veroordeling de voorwaarde verbinden dat door [eiser 1] c.s. zekerheid wordt gesteld. Zoals [eiser 1] c.s. hebben aangevoerd, is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van enig serieus te nemen restitutierisico aan hun zijde en bestaat overigens, zoals onder 4.29 is overwogen, ook overigens geen grond om van het uitgangspunt van uitvoerbaarverklaring bij voorraad af te wijken.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart voor recht dat BAM en Evides jegens [eiser 1] c.s. aansprakelijk zijn voor de door [eiser 1] c.s. geleden schade als gevolg van de uitvoering van het werk,

5.2.

veroordeelt BAM en Evides hoofdelijk tot het vergoeden van de schade van [eiser 1] c.s. nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

5.3.

veroordeelt Bam en Evides hoofdelijk om bij wijze van voorschot op de schadevergoeding aan [eiser 1] c.s. te betalen een bedrag van in totaal € 29.840,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag als dat niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis is voldaan,

5.4.

veroordeelt Bam en Evides hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. van € 11.455,15, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als BAM en Evides niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten BAM en Evides € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,

5.5.

verklaart de veroordelingen onder 5.3 tot en met 5.4 tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar, rechter, bijgestaan door mr. L.S. van Westen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

3242/3152


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature