Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bouw schepen. Aanneming. Betalingsregelingen. (Contractuele) rente. Ontbinding. Dwaling. Schadevergoeding. Schadestaatprocedure. Buitengerechtelijke kosten. Beslagkosten.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/645533 / HA ZA 22-789

Vonnis van 21 februari 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MSVA MARINE SERVICES B.V. ,

gevestigd te Rotterdam,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. M.A.C. Geurts te ‘s-Hertogenbosch,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VEKA SCHEEPSBOUW B.V. ,

gevestigd te Werkendam, gemeente Altena,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. E.J. Heijnen te Rotterdam.

Partijen zullen hierna MSVA en Veka genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 15 september 2022, met producties 1 tot en met 75;

de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 14;

de conclusie van antwoord in reconventie;

de akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van MSVA, met producties 76 tot en met 81;

de akte overlegging producties van Veka, met producties 15 tot en met 19;

de akte overlegging producties van Veka, met producties 20 tot en met 31;

de mondelinge behandeling van 28 september 2023;

de pleitaantekeningen van MSVA;

de pleitaantekeningen van Veka.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

MSVA is een bedrijf dat actief is op het gebied van scheepsbouw en scheepsreparatie.

2.2.

De activiteiten van Veka bestaan voornamelijk uit de bouw en het onderhoud van schepen.

2.3.

MSVA, de aannemer, heeft in opdracht van Veka, de opdrachtgever, gewerkt aan de (om)bouw van een aantal schepen, te weten (in ieder geval) de Longbay, de Longbeach en de Ocean Diva London (hierna: ODL). Ook heeft MSVA tekenwerkzaamheden (laten) verrichten voor zogeheten Box Pontons (drijvende platformen).

2.4.

Met betrekking tot de Longbay hebben partijen op 13 april 2021 een overeenkomst gesloten voor de bouw van (tussen)secties, een ‘Section Building Contract’ (prod. 19 MSVA) en op 2 december 2021 een overeenkomst voor de installatie van de verlenging van het schip, een ‘Verlengingsovereenkomst’ (prod. 27 MSVA).

2.5.

Met betrekking tot de Longbeach hebben partijen op 13 april 2021 een overeenkomst gesloten voor de bouw van (tussen)secties, een ‘Section Building Contract’ (prod. 20 MSVA) en op 2 december 2021 een overeenkomst voor de installatie van de verlenging van het schip, een ‘Verlengingsovereenkomst’ (prod. 28 MSVA).

2.6.

Op 4 augustus 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten met betrekking tot de werkzaamheden aan de ODL (prod. 26 MSVA, hierna: de ODL Overeenkomst).

2.7.

Met betrekking tot alle overeengekomen projecten zijn partijen termijnbetalingen overeengekomen. Veka hoefde dus voor geen enkel project de totale verschuldigde (aanneem)som in één keer te betalen.

2.8.

MSVA heeft in de loop van de tijd diverse facturen naar Veka gestuurd voor bovengenoemde projecten. Veka heeft bezwaar gemaakt tegen een aantal van deze facturen en heeft een aantal van deze facturen (ten dele) onbetaald gelaten. Ook is een aantal van deze facturen door Veka te laat betaald. Sommige van deze facturen hebben (ten dele) betrekking op rente en/of op schadevergoeding.

2.9.

Op 14 juni 2022 heeft MSVA een brief gestuurd aan Veka waarin staat dat zij “alle tussen MSVA en Veka gesloten overeenkomsten ter zake van de Longbay, de Longbeach en Ocean Diva London (en eventueel aanpalende overeenkomsten) enkel voor de toekomst buitengerechtelijk ontbindt (partiële ontbinding)”

2.10.

Na daartoe verkregen rechterlijke verloven heeft MSVA op 2 september 2023 diverse conservatoire beslagen doen leggen ten laste van Veka.

3 Het geschil

in conventie 3.1.

MSVA vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij

voorraad te verklaren vonnis:

Primair:

a. a) voor recht verklaart dat Veka toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van

de tussen partijen gesloten overeenkomsten (en eventuele aanpalende

overeenkomsten) inzake de ODL, de Longbeach, de Longbay en de Box Pontons waardoor Veka aansprakelijk is jegens MSVA voor de door haar geleden en te lijden schade;

b) voor recht verklaart dat MSVA deze overeenkomsten rechtsgeldig (buitengerechtelijk)

partieel heeft ontbonden dan wel de overeenkomsten alsnog partieel ontbindt;

c) Veka veroordeelt tot betaling aan MSVA van de openstaande facturen voor een

bedrag van € 1.327.166,40, althans de overeengekomen prijs geheel of gedeeltelijk aan de kostenverhoging op grond van artikel 7:753 BW aanpast, althans Veka veroordeelt tot betaling van een in goede justitie te bepalen bedrag;

d) Veka veroordeelt tot betaling aan MSVA van een (aanvullende) schadevergoeding

als gevolg van de ontbinding van de overeenkomsten van € 793.700,31;

e) subsidiair, voor zover de onder sub d) gevorderde schade in deze procedure niet kan

worden vastgesteld, vordert MSVA een verwijzing naar de schadestaatprocedure;

f) het onder sub c) toegewezen bedrag primair vermeerderd met de overeengekomen

contractuele rente vanaf de dag wanneer de afzonderlijke bedragen opeisbaar zijn dan

wel subsidiair vermeerdert met de wettelijke handelsrente dan wel meer subsidiair

vermeerdert met de wettelijke rente;

g) het onder sub d) toegewezen bedrag ten titel van schadevergoeding vermeerdert met

de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022, althans vanaf de dag wanneer deze bedragen

opeisbaar zijn;

h) voor zover MSVA gehouden is om de facturen van Jongert te betalen en deze ook

daadwerkelijk betaalt, dan wel indien MSVA tot verrekening hiervan overgaat, vordert

MSVA dat Veka gehouden is om hetzelfde bedrag ten titel van schadevergoeding aan

MSVA te betalen;

Subsidiair:

i. i) Veka veroordeelt tot betaling aan MSVA van een bedrag van € 1.402.695,30, primair te

vermeerderen met de overgekomen contractuele rente vanaf de dag wanneer de

afzonderlijke bedragen opeisbaar zijn dan wel subsidiair te vermeerderen de wettelijke

handelsrente dan wel meer subsidiair te vermeerderen met de wettelijke rente;

Primair en subsidiair:

j) Veka veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 6.775,-- en

een bedrag van € 17.400,-- inzake de door MSVA gemaakte kosten ter vaststelling van

de geleden schade en aansprakelijkheid;

k) Veka veroordeelt in de door MSVA gemaakte beslagkosten;

l) Veka veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de

wettelijke rente vanaf de achtste dag na het vonnis.

3.2.

Aan haar vorderingen legt MSVA – samengevat – het volgende ten grondslag:

Reeds vanaf de start van haar werkzaamheden in april 2021 heeft Veka ondanks herhaaldelijke protesten en aanmaningen van de zijde van MSVA structureel zeer forse betalingsachterstanden laten ontstaan;

MSVA heeft meer kosten en meerwerk gehad als gevolg van fouten van Veka;

Er zijn diverse betalingsafspraken gemaakt, maar die afspraken is Veka niet nagekomen;

MSVA heeft op 14 juni 2022 de overeenkomsten met Veka voor de toekomst ontbonden en onmiddellijke betaling van de reeds vervallen facturen opgeëist. Betaling heeft echter niet plaatsgevonden, reden waarom MSVA in deze procedure betaling vordert van de vervallen facturen (waarbij de meerkosten en/of het meerwerk ook in rekening is gebracht), het onderhanden werk en de vergoeding van de door haar geleden schade.

3.3.

Veka voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van MSVA in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van MSVA bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, in – zakelijk weergegeven – de proceskosten, de nakosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente.

3.4.

Op de stellingen van Veka wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.5.

Veka vordert in reconventie dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

II. voor recht verklaart dat MSVA ten onrechte de overeenkomsten met Veka heeft ontbonden waardoor zij jegens Veka schadeplichtig is;

III. voor recht verklaart dat MSVA ten onrechte vanaf 25 mei 2022 haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten heeft opgeschort waardoor zij jegens Veka schadeplichtig is;

IV. de procedure voor wat betreft de hoogte van de schade die Veka als gevolg van II en III lijdt verwijst naar de schadestaat;

V. MSVA veroordeelt de door haar gelegde conservatoire beslagen binnen vijf dagen na het wijzen van dit vonnis op te heffen;

VI. MSVA veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de

wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het vonnis.

3.6.

Aan haar vordering legt Veka – samengevat – ten grondslag dat MSVA niet gerechtigd was haar werkzaamheden op te schorten en de overeenkomsten te ontbinden.

Doordat MSVA haar werkzaamheden ten onrechte niet heeft voltooid, heeft Veka derden moeten inschakelen om het werk aan de schepen af te maken. Daardoor lijdt Veka schade die MSVA dient te vergoeden.

3.7.

MSVA voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Veka in haar vorderingen, althans tot ontzegging aan haar van die vorderingen, met veroordeling van Veka bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie

Inleiding betreffende het primair gevorderde

4.1.

Alle primaire vorderingen van MSVA zijn gebaseerd op haar standpunt dat zij op 14 juni 2022 alle lopende overeenkomsten met Veka voor de toekomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Over dat standpunt oordeelt de rechtbank als volgt.

4.2.

Partijen hebben in de loop van de tijd een aantal keren mondeling en schriftelijk overleg met elkaar gevoerd over punten die hen verdeeld hielden. Zo hebben zij op 11 en 12 april 2022 besprekingen gevoerd waarvan een verslag is gemaakt in de vorm van een bijlage bij een e-mailbericht van 13 april 2022, 13:14 uur, van MSVA aan Veka (prod. 44 MSVA). De besprekingen hadden blijkens de eerste alinea van genoemde bijlage tot doel “ om een complete deal én gelijk schoonschip te maken” Dit verslag, dat deel uitmaakt van productie 44 van MSVA, wordt afgesloten met de volgende samenvatting – aangehaald voor zover van belang:

4.3.

Het bestaan van deze betalingsregeling is door Veka erkend en staat daarmee vast. Partijen hebben het per 12 april 2022 nog openstaande bedrag gefixeerd op € 866.142,65, exclusief rente. Veka heeft in totaal € 300.000,-- betaald aan MSVA op grond van de betalingsregeling.

4.4.

Veka voert het verweer dat de betalingsregeling tot stand is gekomen onder een verkeerde voorstelling van zaken. Veka zou gedwaald hebben. Dit is een bevrijdend verweer, waarvoor de stelplicht (en indien daaraan wordt toegekomen de bewijslast) op Veka rust. Veka voert het volgende aan. Partijen hebben de afspraak gemaakt dat er pas gefactureerd kon worden en betaling pas verschuldigd zou zijn nadat bepaalde vooraf vastgestelde ‘milestones’ gehaald zouden zijn. Door ‘prematuur’ te factureren, wekte MSVA bij Veka de indruk dat de betreffende ‘milestones’ al gehaald waren, terwijl dat in werkelijkheid niet zo was. Toen er, na het overeenkomen van de betalingsregeling, nog eens goed werd gekeken naar de weekrapportages, werd duidelijk dat ten aanzien van bepaalde facturen te vroeg was gefactureerd door MSVA, aldus Veka.

4.5.

In dit dwalingsverweer ligt de stelling besloten dat Veka er pas na het overeenkomen van de betalingsregeling achter is gekomen dat MSVA (een aantal keren) te vroeg had gefactureerd en dat zij dat ook niet eerder had kunnen weten. Hoewel dit op haar weg had gelegen, heeft Veka nagelaten deze door MSVA betwiste stelling (nader) te onderbouwen.. Veka heeft daarentegen ter zitting desgevraagd verklaard dat zij alle weekrapporten van MSVA controleerde. Veka beschikte met die weekrapporten ook vóór de totstandkoming van de betalingsregeling al over de informatie die nodig was om te bepalen of de betreffende ‘milestone’ was gehaald op het moment dat MSVA hiervoor een factuur zond. Ook blijkt uit de tussen partijen gevoerde correspondentie (prod. 29 MSVA) dat Veka al op 3 december 2021 – en dus ver voor de betalingsregeling tot stand kwam – het standpunt had ingenomen dat er voor de ODL facturen waren gestuurd waarvoor wel het vereiste aantal weken was gehaald, maar nog niet de (volgens Veka cumulatieve) ‘milestone’ van het aantal ton verwerkt materiaal. Daarmee staat vast dat Veka ruim voor het sluiten van de betalingsregeling kon vaststellen óf de relevante ‘milestones’ waren gehaald en dat zij zelfs daadwerkelijk het standpunt had ingenomen dat die niet waren gehaald. Het dwalingsverweer faalt daarom.

4.6.

De betalingsregeling moet, gelet op het voorgaande, door Veka worden nagekomen. Na betaling van in totaal € 300.000,-- is Veka dus ten onrechte gestopt met betalen. Concrete termijnbedragen voor het betalen van het blijkens de betalingsregeling nog openstaande bedrag zijn niet met zoveel woorden in de betalingsregeling opgenomen. Uit de tussen partijen nadien gevoerde correspondentie en de door Veka na 12 april 2022 gedane betalingen en de daarmee gepaard gaande werkhervatting door MSVA, laat zich echter afleiden dat, zoals door Veka in de hiervoor onder 4.2 aangehaalde bijlage bij de e-mail van 13 april 2022 ook voorgesteld, tussen partijen (stilzwijgend) een betaling van € 100.000,00 per week overeengekomen is. De laatste betaling is op 22 april 2022 door Veka gedaan. Op 29 april 2022 heeft Veka per e-mail aan MSVA bericht de voor die dag geplande betaling, waarvan eerder die dag nog bevestigd was dat die zou worden gedaan, niet meer te zullen doen. Dit is een mededeling als bedoeld in artikel 6:83 onder c. BW, zodat Veka van af 29 april 2022 in verzuim is.

4.7.

Voor zover Veka zich erop beroept dat zij bevoegd was haar betalingen onder de betalingsregeling op te schorten totdat MSVA weer bij was met haar werkzaamheden (zie 3.3 conclusie van antwoord), overweegt de rechtbank als volgt. Door de betalingsregeling stond het Veka niet vrij zich te beroepen op achterstanden in het werk die reeds vóór het aangaan van de betalingsregeling bestonden. Immers, met de betalingsregeling was ‘schoon schip gemaakt’. Veka kon dus uitsluitend haar verplichtingen onder de betalingsregeling opschorten indien sprake was van tekortkomingen in de nakoming door MSVA, ontstaan ná 12 april 2022. Dat daarvan sprake was, is gesteld noch gebleken. Veka was dus niet opschortingsbevoegd.

4.8.

Gebleken is dat MSVA en Veka de betalingsregeling zijn overeengekomen om een regeling te treffen voor al hun bestaande betalingsverplichtingen onder de bestaande overeenkomsten. Met de betalingsregeling zijn de bestaande overeenkomsten dus gewijzigd, in die zin dat de ten tijde van de betalingsregeling bestaande betalingsverplichtingen zijn vervangen door de betalingsverplichtingen zoals opgenomen in de betalingsregeling. Niet-nakoming van de betalingsverplichtingen onder de betalingsregeling vormt dus een tekortkoming in de nakoming van de bestaande overeenkomsten zoals gewijzigd door de betalingsregeling.

Het primair gevorderde onder a)(verklaring voor recht)

4.9.

Door € 566.142,65 van de betalingsregeling onbetaald te laten is Veka dus toerekenbaar tekort geschoten in haar betalingsverbintenissen uit de overeenkomsten inzake de ODL, de Longbeach en de Longbay, zoals gewijzigd door de betalingsregeling. Dit betekent dat Veka aansprakelijk is voor eventuele schade die MSVA door deze tekortkomingen heeft geleden en nog zal lijden. In zoverre zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen. Dat geldt echter niet voor zover de gevorderde verklaring voor recht betrekking heeft op, zoals MSVA het in haar vordering formuleert, “eventuele aanpalende overeenkomsten”. In zoverre is de gevorderde verklaring voor recht namelijk te ruim en te weinig gedefinieerd geformuleerd en is niet duidelijk wat daar allemaal (in de ogen van MSVA) onder zou vallen. Dát gedeelte van de vordering zal dus worden afgewezen. Voor zover de gevorderde verklaring voor recht betrekking heeft op de Box Pontons verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in rechtsoverweging 4.24 oordeelt. Ook ten aanzien van de Box Pontons wordt de gevorderde verklaring voor recht afgewezen.

Het primair gevorderde onder b)(ontbinding)

4.10.

MSVA vordert een verklaring voor recht dat zij de in het primaire petitum onder a) bedoelde overeenkomsten rechtsgeldig “partieel” en “ enkel voor de toekomst ” (buitengerechtelijk) heeft ontbonden; naar de rechtbank begrijpt: voor zover het werk op het moment van ontbinding nog niet was uitgevoerd. Gedeeltelijke ontbinding is mogelijk (art. 6:270 BW). Zoals hiervoor is overwogen, is MSVA in de nakoming van haar betalingsverbintenissen uit de overeenkomsten inzake de ODL, de Longbeach en de Longbay, zoals gewijzigd door de betalingsregeling, toerekenbaar tekort geschoten. Betaling van de overeengekomen prijs is een kernverplichting van de opdrachtgever en MSVA was dan ook gerechtigd deze overeenkomsten op 14 juni 2022 buitengerechtelijk te ontbinden. De vordering zal ten aanzien van deze overeenkomsten worden toegewezen. Voor zover de gevorderde verklaring voor recht op “aanpalende overeenkomsten” ziet, wordt deze afgewezen op dezelfde grond als hiervoor in r.o. 4.9 vermeld.

4.11.

De vordering zal, gelet op het voorgaande, worden toegewezen op de wijze als in het dictum is bepaald.

Het primair gevorderde onder c)(nakomen betalingsverplichting)

4.12.

MSVA heeft op de zitting verklaard dat het gevorderde bedrag van € 1.327.166,40 betrekking heeft op de facturen die ten tijde van de ontbinding bij brief van 14 juni 2022 al verzonden waren aan Veka. Kennelijk is MSVA van mening dat Veka al die facturen voorafgaande aan de ontbinding al verschuldigd waren.

4.13.

Hiervoor (r.o. 4.3) heeft de rechtbank al vastgesteld dat MSVA en Veka met de betalingsregeling het nog te betalen bedrag (per 12 april 2022) ter zake van alle tot dan toe verstuurde facturen hebben gefixeerd op € 866.142,65. Vast staat dat van dat bedrag € 300.000,00 is betaald, zodat een nog onder de betalingsregeling te betalen bedrag van € 566.142,65 resteert. Dat gedeelte van de vordering zal dan ook worden toegewezen. Voor het eventueel meerdere dat vóór 12 april 2022 is gefactureerd, is met de betalingsregeling kwijting verleend.

4.14.

Veka moet echter ook de overeengekomen prijs betalen voor de tussen 12 april 2022 en 14 juni 2022 (ontbinding) geleverde prestaties. Dit zijn de facturen voor de werkzaamheden van MSVA tussen 12 april 2022 en 14 juni 2022, die de rechtbank hierna zal bespreken.

Met betrekking tot de ODL

4.15.

Uit het door MSVA als productie 78 in het geding gebrachte overzicht blijkt dat de facturen met de nummers 2022070, 2022074, 2022073 en 2022117 betrekking hebben op de periode tussen 13 april en 14 juni 2022.

4.16.

De factuur met nummer 2022070, voor € 22.297,88 (excl. btw), is al meegenomen in de berekening die tot de betalingsregeling heeft geleid (r.o.4.2) en kan daarom niet nogmaals zelfstandig worden toegewezen.

4.17.

De factuur met nummer 2022074, voor € 115.052,00 (excl. btw), betreft meerwerk. Veka heeft deze factuur gemotiveerd betwist. Zij betwist dat meerwerk is overeengekomen en betwist dat meerwerk is verricht. In het licht daarvan heeft MSVA haar stellingen onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. MSVA verwijst naar bonnen van de leverancier waarop het gewicht staat, maar dat is niet voldoende, want die bonnen zijn niet overgelegd en het extra cascogewicht blijkt verder ook niet uit het Winkelman-rapport. Nu de stellingen onvoldoende gemotiveerd zijn gehandhaafd, wordt aan bewijsvoering niet toegekomen en zal dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.

4.18.

De factuur met nummer 2022073, voor € 123.430,50 (excl. btw), betreft eveneens meerwerk. Veka betwist de verschuldigdheid van deze factuur. Het is de rechtbank noch op grond van de stellingen van MSVA noch op grond van de producties duidelijk geworden op welk soort werkzaamheden dit meerwerk ziet. MSVA heeft daarmee dus niet voldaan aan haar stelplicht zodat aan bewijsvoering niet wordt toegekomen en dit gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.

4.19.

De factuur met nummer 2022117, voor € 97.616,95 (excl. btw), betreft volgens de omschrijving “accommodatiekosten door slechte levering / betaling Veka febr-22 t/m mei-22”. Het gaat hier om accommodatie van medewerkers van MSVA. Uit artikel 2.4 van de ODL Overeenkomst volgt echter dat de kosten van accommodatie van de medewerkers van MSVA in de aanneemsom zijn begrepen (“The price includes […] Accommodation and daily meals of the workers”). Deze separaat gefactureerde accommodatiekosten zijn reeds daarom niet toewijsbaar. Dat het hier om andere kosten zou gaan dan de reeds in de aanneemsom inbegrepen huisvestingskosten is door MSVA onvoldoende gemotiveerd gesteld. Daarom zal dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.

Met betrekking tot de Longbeach

4.20.

Uit het door MSVA als productie 79 in het geding gebrachte overzicht blijkt dat alle facturen inzake de Longbeach dateren van vóór 13 april 2022. Die facturen zijn dus al meegenomen in de betalingsregeling, zodat Veka geen aanvullende betaling meer verschuldigd is. Dit gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.

Met betrekking tot de Longbay

4.21.

Uit het door MSVA als productie 80 in het geding gebrachte overzicht blijkt dat de factuur met nummer 2022115 betrekking heeft op de periode tussen 13 april en 14 juni 2022. Blijkens dit overzicht is deze factuur echter nooit verzonden.

4.22.

Daarnaast is onduidelijk wat wordt gefactureerd. Het overzicht vermeldt “eind-factuur”. Tussen partijen staat echter niet ter discussie dat de werkzaamheden aan de Longbay nog niet waren afgerond. Een eindfactuur is Veka dus nog niet verschuldigd. Daar komt bij dat de factuur in het overzicht van productie 80 onder de kop “Schade” wordt vermeld. De factuur zelf (productie 67 MSVA) vermeldt dan weer niets concreets omtrent wat wordt gefactureerd, anders dan “delivery of the vessel at Veka Werkendam”.

4.23.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft MSVA ten aanzien van deze factuur gezien deze onduidelijkheid niet aan haar stelplicht voldaan en zal ook dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.

Met betrekking tot de Box Pontons

4.24.

Veka heeft betwist dat een overeenkomst voor de Box Pontons is gesloten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat MSVA enkel een offerte heeft verstuurd, waarna Veka een tegenvoorstel heeft gedaan, maar nog geen overeenstemming was bereikt. MSVA heeft daarna enkel nog aangevoerd dat Veka de offerte heeft geaccepteerd, zonder daarbij concreet naar enig stuk te verwijzen (randnummer 57 conclusie van antwoord reconventie). Daarmee heeft MSVA haar stelling onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. De stelling van MSVA dat blijkens het besprekingsverslag van 11/12 april mondeling is toegezegd “dat er nog een opdracht van 44 pontons (…) zou komen” maakt dat niet anders. Ook daaruit volgt immers niet dat er daadwerkelijk een opdracht verstrekt is. Ook deze factuur (met nummer 2022081) zal daarom – zonder dat wordt toegekomen aan bewijsvoering - buiten beschouwing worden gelaten. Voor zover de vordering van MSVA betrekking heeft op de Box Pontons zal dit gedeelte worden afgewezen.

Het primair gevorderde onder d) en e)(schadevergoeding of schadestaatprocedure)

4.25.

De schadevergoeding zoals MSVA die vordert, ziet enerzijds op het positieve contractbelang en anderzijds op de aanvullende schadevergoeding, een en ander op grond van de tekortkoming in de nakoming door Veka.

4.26.

Dat Veka toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de op haar rustende (betalings)verplichting heeft de rechtbank hiervoor al vastgesteld. Dat maakt Veka schadeplichtig jegens MSVA (art. 6:74 BW).

4.27.

MSVA vordert schade bestaande uit door haar gederfde winst, aan haar medewerkers betaald wachtgeld en betaalde huisvestingskosten. MSVA heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende (concrete) gegevens in het geding gebracht om te kunnen vaststellen of zij daadwerkelijk schade heeft geleden en, zo ja, om de hoogte van die schade vast te kunnen stellen of deugdelijk te kunnen begroten.

4.28.

Anderzijds blijkt uit de door MSVA ingenomen stellingen en in het geding gebrachte stukken echter wel dat aannemelijk is dat MSVA mogelijk als gevolg van de tekortkoming door Veka en de daarop gevolgde ontbinding, schade heeft gelden. Meer dan dat is voor toewijzing van de ook door MSVA gevorderde verwijzing naar een schadestaatprocedure niet nodig. De rechtbank zal daarom de onder d) gevorderde schadevergoeding afwijzen, maar de onder e) gevorderde verwijzing naar een schadestaatprocedure toewijzen.

Het primair gevorderde onder f)(rente)

4.29.

Over het toegewezen gedeelte van de hoofdsom (€ 566.142,57) zal de rechtbank de gevorderde contractuele rente van 12% per jaar toewijzen. Zoals hiervoor in r.o. 4.6 is vastgesteld, is Veka per 29 april 2022 in verzuim geraakt. Conform de (stilzwijgende) betalingsafspraak die tussen partijen is gemaakt (zie ook r.o. 4.7 ) moesten op dat moment nog vijf wekelijkse termijnen van elk € 100.000,00 (respectievelijk op 29 april, 6, 13, 20 en 27 mei 2022) en een laatste termijn van € 66.142,57 (op 3 juni 2022) betaald worden. De contractuele rente zal steeds per vervaldatum van de hiervoor genoemde termijnen worden toegewezen.

Het primair gevorderde onder g)(wettelijk rente over schade)

4.30.

Deze vordering betreft wettelijke rente over het toegewezen gedeelte van de onder d) gevorderde schadevergoeding. Aangezien het gevorderde onder d) wordt afgewezen – zie r.o. 4.28 – zal ook deze rentevordering worden afgewezen.

Het primair gevorderde onder h)(Jongert)

4.31.

MSVA vordert schadevergoeding van Veka ter zake van facturen van Jongert B.V. (hierna: Jongert) die door MSVA moeten worden betaald dan wel die MSVA zou kunnen verrekenen met Jongert. De facturen waar het hier om gaat, zijn echter (grotendeels) onderdeel van de betalingsregeling. In de betalingsregeling is geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van die facturen. MSVA kan zich dus redelijkerwijs niet op het standpunt stellen dat zij die facturen onterecht heeft betaald. Voor zover deze facturen niet zijn meegenomen in de betalingsregeling, geldt dat deze vordering ziet op schade in de vorm van betaalde huisvestingskosten die (zoals hiervoor in 4.28 overwogen) in een schadestaatprocedure moet worden vastgesteld. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.

Het primair gevorderde onder j)(buitengerechtelijke kosten)

4.32.

MSVA maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 6.775,00 en op een bedrag van € 17.400,-- ter zake van de door haar gemaakte kosten ter vaststelling van de geleden schade en aansprakelijkheid. Veka heeft de buitengerechtelijke kosten niet betwist. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt, kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal toewijzen zoals gevorderd. Veka heeft evenmin het gevorderde bedrag van € 17.400,-- betwist ter zake van de door MSVA gemaakte kosten ter vaststelling van de geleden schade en aansprakelijkheid. Ook dit bedrag zal dus worden toegewezen. Wat het primair gevorderde onder j) betreft zal dus in totaal een bedrag van € 24.175,-- worden toegewezen.

Het primair gevorderde onder k)(beslagkosten)

4.33.

Bij twee beslagverloven, van 19 juli 2022 en van 18 augustus 2022, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland verlof verleend aan MSVA tot het leggen van conservatoire derdenbeslagen ten laste van Veka. In beide beslagverloven is de vordering van MSVA begroot op € 3.000.000,--. Aangezien een groot deel van het door MSVA gevorderde bedrag van in totaal ongeveer € 1.400.000,-- zal worden toegewezen, is hier geen sprake van een onnodig gelegd beslag. De gevorderde beslagkosten, die op grond van de door MSVA als productie 75 in het geding gebrachte beslagstukken uitkomen op een totaalbedrag van € 3.291,94, zullen dan ook worden toegewezen.

Het subsidiair gevorderde (onder i)(veroordelen tot betaling)

4.34.

Gezien het toewijzen van de primaire vorderingen als hiervoor is overwogen, komt de rechtbank aan beoordeling van de subsidiaire vordering niet toe en kan deze onbesproken blijven.

in reconventie

4.35.

Uit de beoordeling hierboven in conventie volgt dat alle vorderingen in reconventie worden afgewezen.

in conventie en in reconventie

4.36.

Als de in het ongelijk gestelde partij zal Veka worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van MSVA in conventie en in reconventie. De proceskosten in conventie van MSVA worden tot aan deze uitspraak begroot op:

dagvaardingskosten € 108,26

griffierecht € 8.519,00

salaris advocaat € 12.741,00 (drie punten in liquidatietarief VIII)

Totaal € 21.368,26.

4.37.

De proceskosten in reconventie van MSVA worden tot aan deze uitspraak begroot op € 598,00 voor salaris advocaat (1 punt in liquidatietarief II).

4.38.

De nakosten in conventie en reconventie worden begroot op € 271,- plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing.

4.39.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

verklaart voor recht dat Veka toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten inzake de ODL, de Longbeach en de Longbay zoals gewijzigd door de betalingsregeling, waardoor Veka aansprakelijk is jegens MSVA voor de door MSVAhierdoor geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

5.2.

verklaart voor recht dat MSVA de tussen partijen gesloten overeenkomsten inzake de ODL, de Longbeach en de Longbay zoals gewijzigd door de betalingsregeling rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden;

5.3.

veroordeelt Veka tot betaling aan MSVA van een bedrag van € 566.142,65, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar met ingang van de vervaldata van de respectievelijke termijnen genoemd in 4.29 tot aan de datum van volledige betaling;

5.4.

veroordeelt Veka tot betaling aan MSVA van de beslagkosten ten bedrage van

€ 3.291,94;

5.5.

veroordeelt Veka tot betaling aan MSVA van € 24.175,-- wegens de door MSVA gemaakte buitengerechtelijke kosten en kosten ter vaststelling van de geleden schade en aansprakelijkheid;

5.6.

veroordeelt Veka in de proceskosten van € 21.368,26, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;

in reconventie

5.7.

wijst de vorderingen af;

5.8.

veroordeelt Veka in de proceskosten van € 598,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;

in conventie en in reconventie

5.9.

veroordeelt Veka in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten in conventie en in reconventie als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

5.10.

veroordeelt Veka in de nakosten ad € 271,00, vermeerderd met de kosten van betekening indien zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend;

5.11.

verklaart de veroordelingen onder 5.3, 5.4, 5.6, 5.8, 5.9 en 5.10 in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.12.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits, mr. W.A.M. Schellekens en mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.

901/3195/3310/2990


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature