Uitspraak
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11072122 CV EXPL 24-11361
datum uitspraak: 20 december 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J.C. Hennipman,
tegen
Zoutewelle Export B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Thielen.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Zoutewelle’ genoemd.
1 De procedure
1.1.Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
de dagvaarding van 22 april 2024, met bijlagen;
het antwoord, met bijlagen;
nadere producties van [eiser];
de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser].
1.2.
Op 14 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
[eiser] en zijn gemachtigde;
[naam 1] en [naam 2], zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd bestuurders van Zoutewelle, bijgestaan door de gemachtigde en een kantoorgenoot van de gemachtigde.
2 De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] heeft van 1 februari 2010 tot 30 november 2024 bij Zoutewelle gewerkt, laatstelijk in de functie van accountmanager. In 2009, voordat [eiser] bij Zoutewelle in dienst kwam, hebben zij afgesproken dat [eiser] op de dinsdagmiddagen na 14:30 uur was vrijgesteld van zijn werkzaamheden en dat hij woensdag pas om 9:00 uur hoefde te beginnen. In 2018 heeft Zoutewelle [eiser] voor de keuze gesteld om ofwel op dinsdagmiddag weer te gaan werken, ofwel een salariskorting van 5% te accepteren. [eiser] is niet weer op dinsdagmiddag gaan werken en Zoutewelle heeft toen met ingang van 1 januari 2018 zijn salaris gekort. [eiser] eist in deze procedure betaling van het salaris dat volgens hem sinds 2018 te weinig is betaald met wettelijke verhoging, rente en kosten. Ook vraagt hij de kantonrechter om voor recht te verklaren dat de doorgevoerde loonsverlaging niet rechtmatig is en door Zoutewelle ongedaan moet worden gemaakt.
2.2.
Zoutewelle is het niet eens met de eisen van [eiser], omdat de voorwaarde waaronder de afspraak over de werktijden is gemaakt is geëindigd en [eiser] de uren niet heeft ingehaald, wat hij voorheen wel deed. Van eenzijdige wijziging is ook geen sprake, want [eiser] heeft ingestemd met een correctie op zijn salaris. Zoutewelle vindt ook dat [eiser] te laat heeft geklaagd en dat de loonvordering (deels) is verjaard.
2.3.
Hierna zal, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.
2.4.
Om een inhoudelijke beslissing over de eisen te kunnen nemen, heeft de kantonrechter meer informatie nodig. De kantonrechter draagt Zoutewelle op om te bewijzen dat de afspraak over de werktijden slechts gold voor de periode dat de kinderen van [eiser] op de basisschool zaten. [eiser] wordt gelijktijdig in de gelegenheid gesteld om een nieuwe berekening van zijn eis over te leggen waarin rekening gehouden is met zijn ziekteperiode van 2 jaar en de ingangsdatum van de WIA-uitkering. Ook wordt [eiser] opgedragen om te bewijzen dat hij in de periode vanaf 1 januari 2018 meer uren heeft gewerkt dan de 36,1 uur per week die Zoutewelle aan hem heeft uitbetaald Hierna wordt deze uitkomst toegelicht.
Verjaring
2.5.
Het verweer van Zoutewelle dat een deel van de eis is verjaard slaagt niet. Anders dan Zoutewelle stelt, valt uit de e-mails van [eiser] gericht aan Zoutewelle van 18 juli 2019 en 8 december 2019 wel degelijk af te leiden dat [eiser] zich het recht op loonbetaling voorbehield. Hierin schrijft [eiser] immers: “(…) Ik heb wel email geschreven, dat ik niet mee eens was, en je zou het terugdraaien (…)” en “(…) Het feit, dat mijn salaris is verlaagd met 5% zonder mijn instemming vanaf januari 2018. Ik heb meerdere keren aangegeven, schriftelijk en verbaal, dat ik het niet mee eens ben (…)”. Met deze berichten heeft [eiser] de verjaring rechtsgeldig gestuit. Vervolgens is hij binnen een termijn van 5 jaar deze procedure gestart. Van verjaring is daarom geen sprake.
Klachtplicht
2.6.
Ook het verweer van Zoutewelle dat [eiser] niet tijdig zou hebben geklaagd zoals bedoeld in artikel 6:89 BW , slaagt niet. Vast staat immers dat [eiser] reeds in januari 2018 en daarna in 2019 nogmaals zijn ongenoegen over de gang van zaken en de (beoogde) loonswijziging kenbaar heeft gemaakt en dat dit ook een belangrijk onderwerp is geweest bij een mediationtraject tussen partijen in 2022. Daarmee zijn de bezwaren van [eiser] van meet af aan bij Zoutewelle bekend geweest en is Zoutewelle niet onredelijk benadeeld of in haar belangen geschaad.
[eiser] heeft niet ingestemd met een salariskorting
2.7.
Uit de overgelegde stukken blijkt, anders dan Zoutewelle stelt, niet dat [eiser] met de salariskorting akkoord is gegaan. Integendeel, uit de correspondentie volgt juist dat [eiser] meermaals heeft aangegeven het daarmee niet eens te zijn. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, omdat hetgeen Zoutewelle op dit punt heeft gesteld niet tot de conclusie kan leiden dat [eiser] met een salariskorting heeft ingestemd.
Niet gebleken dat de gemaakte afspraak tijdelijk van aard was
2.8.
Partijen zijn het erover eens dat voorafgaand aan de aanvang van de arbeidsrelatie is afgesproken dat [eiser] de uren die hij op dinsdagmiddag niet werkte, op een ander moment buiten kantooruren moest inhalen. Zij hebben dus uitdrukkelijk niet beoogd de arbeidsduur te beperken tot 35 uur per week. Verder staat niet ter discussie dat partijen tot 2018 uitvoering hebben gegeven aan de afspraak.
2.9.
Voor de beoordeling van de eisen van [eiser] is van belang of Zoutewelle er op terechte gronden vanuit is gegaan dat de afspraak per 2018 is komen te vervallen, in die zin dat [eiser] vanaf dat moment weer dinsdagmiddag zou moeten werken. De overgelegde stukken bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Zoutewelle draagt de bewijslast van haar stelling dat de afspraak over de werktijden slechts gold voor de periode dat de kinderen van [eiser] op de basisschool zaten. Zoutewelle krijgt daarom een bewijsopdracht. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rolzitting van 23 januari 2025.
Zoutewelle mocht het salaris van [eiser] niet eenzijdig wijzigen
2.10.
Het verweer van Zoutewelle dat geen sprake is van wijziging van een arbeidsvoorwaarde slaagt niet. Vast staat immers dat Zoutewelle het loon van [eiser], en daarmee een arbeidsvoorwaarde, gewijzigd heeft.
2.11.
Het verweer van Zoutewelle dat [eiser] als goed werknemer in de zin van artikel 7:611 BW het wijzigingsvoorstel van Zoutewelle had moeten aanvaarden vanwege gewijzigde omstandigheden, wordt eveneens verworpen. Vast staat dat [eiser] niet met de wijziging heeft ingestemd. Aangezien er geen eenzijdig wijzigingsbeding ex artikel 7:613 BW in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, mocht Zoutewelle de wijziging bij gebreke van instemming van [eiser] alleen doorvoeren in het geval van gewijzigde omstandigheden op het werk die aanleiding hebben gegeven om een voorstel tot wijziging te doen. Dit voorstel moet bovendien redelijk zijn en het moet in redelijkheid van de werknemer kunnen worden gevergd om hiermee in te stemmen. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is aan voornoemde criteria niet voldaan. De redenen daarvan zijn als volgt.
2.12.
Zoutewelle heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding zijn geweest om het loon van [eiser] te verlagen. Dat de omzet van het bedrijf ernstig zou zijn gedaald vanwege de situatie in Oekraïne en Rusland en de daarmee gepaard gaande daling van de import en export van en naar deze regio’s en dat de omzet vanuit andere regio’s onvoldoende is gestegen om dit omzetverlies te compenseren, is door Zoutewelle niet cijfermatig onderbouwd. Daarbij komt dat Zoutewelle [eiser] voor de keuze heeft gesteld om ofwel met behoud van salaris weer op dinsdagmiddag te gaan werken, ofwel een loonverlaging te accepteren. Daaruit blijkt reeds dat het niet zo is dat de hoogte van het loon als zodanig voor Zoutewelle het probleem was. Gewijzigde omstandigheden kunnen ook niet gelegen zijn in het feit dat de kinderen van [eiser] in 2018 niet meer naar de basisschool gingen, want vast staat dat zij op dat moment al enkele jaren van de basisschool af waren. Zoutewelle heeft bovendien niet toegelicht waarom deze laatste omstandigheid relevant is in het kader van een loonswijziging.
Nieuwe berekening van de hoogte van de eis
2.13.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] in zijn berekening ten onrechte geen rekening gehouden heeft met het feit dat tijdens ziekte (vanaf 11 mei 2022) niet het volledige loon hoeft te worden doorbetaald. Verder staat vast dat de loondoorbetalings-verplichting van Zoutewelle is geëindigd op 8 mei 2024 en dat [eiser] vanaf deze datum recht heeft op een WIA-uitkering. Om vertraging van de procedure te voorkomen/beperken wordt [eiser], vooruitlopend op een eventuele toewijzing van zijn eis, reeds in dit stadium van de procedure in de gelegenheid gesteld om op de rolzitting van 23 januari 2025 een nieuwe berekening over te leggen waarin met voornoemde punten rekening is gehouden.
Heeft [eiser] meer uren gewerkt dan Zoutewelle aan hem heeft uitbetaald?
2.14.
Indien vast komt te staan dat de afspraak over de werkuren per 2018 is komen te vervallen, is vervolgens van belang of [eiser] in de periode vanaf 1 januari 2018 tot aan zijn ziekmelding meer uren heeft gewerkt dan de 36,1 uur per week (95% van 38 uur) die Zoutewelle aan hem heeft uitbetaald. Het ligt op de weg van [eiser] om zijn stelling dat hij in die periode gemiddeld 38 uur per week heeft gewerkt te bewijzen. Vanwege proceseconomische redenen krijgt [eiser] reeds in dit stadium van de procedure eveneens een bewijsopdracht. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rolzitting van 23 januari 2025.
Het vervolg van de procedure
2.15.
Als Zoutewelle wel slaagt in haar bewijsopdracht, maar [eiser] niet (of niet geheel) in zijn bewijsopdracht, dan zijn de eisen van [eiser] in beginsel niet (of niet geheel) toewijsbaar. Als Zoutewelle niet slaagt in haar bewijsopdracht en [eiser] wel geheel slaagt in zijn bewijsopdracht, dan zijn de eisen van [eiser] in beginsel toewijsbaar. Daarbij dient wel rekening gehouden te worden met de hiervoor in 2.13 genoemde punten ten aanzien van de berekening van de hoogte van de loonvordering.
2.16.
Gelet op de wederzijdse bewijsopdrachten en de tijd en kosten die hiermee gemoeid zullen zijn voor partijen, wordt aan hen in overweging gegeven nogmaals met elkaar in overleg te treden om de zaak alsnog onderling op te lossen. Wellicht biedt dit vonnis daarvoor voldoende aanknopingspunten.
2.17.Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De kantonrechter:
Nadere specificatie van de eis
3.1.
stelt [eiser] in de gelegenheid om een nieuwe specificatie/berekening van zijn eis over te leggen, welke specificatie/berekening uiterlijk een dag voor de rolzitting van donderdag 23 januari 2025 om 11:30 uur in tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
Bewijsopdrachten
3.2.
draagt Zoutewelle op om te bewijzen dat de afspraak over de werktijden slechts gold voor de periode dat de kinderen van [eiser] op de basisschool zaten; en
3.3.
draagt [eiser] op om te bewijzen dat hij in de periode vanaf 1 januari 2018 tot aan zijn ziekmelding gemiddeld 38 uur per week heeft gewerkt;
schriftelijk bewijs
3.4.
bepaalt dat als de partijen schriftelijk bewijs willen leveren, dit bewijs uiterlijk een dag voor de rolzitting van donderdag 23 januari 2025 om 11:30 uur in tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
getuigenbewijs
3.5.
bepaalt dat als de partijen getuigen willen laten horen, zij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd het aantal en de personalia van de getuigen moeten opgeven en de verhinderdata van de getuigen en beide partijen voor de maanden mei tot en met augustus 2025;
3.6.
wijst erop dat de partijen na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moeten oproepen;
ander bewijs
3.7.
bepaalt dat als de partijen op een andere manier bewijs willen leveren, zij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd aan de kantonrechter moeten laten weten hoe;
3.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
43416
Hoge Raad 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847 (Stoof / Mammoet)