Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Beschikking van de kinderrechter over een vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing, verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

Zaaknummers: C/10/671141 / JE RK 23-2956, C/10/671534 / JE RK 23-3009 en C/10/670000 / FA RK 23-8928

Datum uitspraak: 9 februari 2024

Beschikking van de kinderrechter over een vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing, verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 1] ,

advocaat: mr. G.E. van der Pols, te Rotterdam

en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, te Rotterdam.

en

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 2] ,

advocaat: mr. J.W. Prinsen, te Ridderkerk,

over

in de zaken met zaaksnummers C/10/671534 / JE RK 23-3009 en C/10/671141 / JE RK 23-2956

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

en over

in de zaak met zaaksnummer C/10/671534 / JE RK 23-3009

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

in de zaak met zaaksnummer C/10/671534 / JE RK 23-3009

de vader,

en

de moeder;

in de zaak met zaaksnummer C/10/671141 / JE RK 23-2956

de moeder,

en

de GI;

in de zaak met zaaksnummer C/10/670000 / FA RK 23-8928

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,

en

de vader.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:

in de zaak met zaaksnummer C/10/671534 / JE RK 23-3009

het verzoekschrift van de GI met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 december 2023;

het verweerschrift van de vader met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 februari 2024;

in de zaak met zaaksnummer C/10/671141 / JE RK 23-2956

- het verzoekschrift van de vader met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 december 2023;

in de zaak met zaaksnummer C/10/670000 / FA RK 23-8928

het verzoekschrift van de moeder met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 4 december 2023;

het bericht van de moeder met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 december 2023;

het bericht van de moeder met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 januari 2024;

het verweerschrift van de vader met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 februari 2024.

1.2.

De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:

- de vader met zijn advocaat;

- de moeder met haar advocaat;

- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;

- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon B] en [persoon C] .

1.3.

De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 2] heeft hiervan geen gebruik gemaakt. [voornaam minderjarige 1] heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2 De feiten

2.1.

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

2.2.

[voornaam minderjarige 2] verblijft bij de moeder. [voornaam minderjarige 1] verblijft bij haar opa en oma.

2.3.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 maart 2023 [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 3 maart 2024.

2.4.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 november 2023 (zaaksnummer C/10/662261) de machtiging verlengd [voornaam minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 3 maart 2024.

2.5.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 januari 2024 (zaaksnummer C/10/669847) een machtiging verleend [voornaam minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij een ouder met gezag, te weten de moeder, tot 3 maart 2024.

3 De verzoeken

in de zaak met zaaksnummer C/10/671534 / JE RK 23-3009 3.1.

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] bij tante [persoon D] (hierna: tante moederszijde / mz) en van [voornaam minderjarige 1] bij de moeder met ingang van 3 maart 2024 voor de duur van 6 maanden De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

in de zaak met zaaksnummer C/10/671141 / JE RK 23-2956

3.2

De vader verzoekt de schriftelijke aanwijzing van 14 december 2023 geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.

in de zaak met zaaksnummer C/10/670000 / FA RK 23-8928

3.3

De moeder verzoekt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2014 te wijzigen in die zin, dat [voornaam minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben en dat voor zover daartoe nog een noodzaak bestaat, aan de moeder toestemming wordt verleend om [voornaam minderjarige 1] in de Basisregistratie Personen van haar woonplaats [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] , in te schrijven.

De moeder verzoekt voorts bij wege van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding en uitvoerbaar bij voorraad;

1. te bepalen dat voor de duur van de ondertoezichtstelling de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2014 wordt gewijzigd en wel in die zin dat [voornaam minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben en dat, voor zover daartoe nog een noodzaak bestaat, aan de moeder toestemming wordt verleend om [voornaam minderjarige 1] in de Basisregistratie Personen van haar woonplaats [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] , in te schrijven;

2. te bepalen dat de vader zijn medewerking verleent aan het KSCD-onderzoek ten behoeve van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] en voor zover de vader in gebreke mocht blijven hieraan te voldoen, dat de beslissing van Uw Rechtbank in plaats treedt van de handtekening van de vader en van alle overige handelingen die nodig zijn om afronding van het KSCD-onderzoek te bewerkstelligen.

4 De standpunten

4.1.1.

De GI heeft het verzoek ter zitting aangepast en het gewijzigde verzoek als volgt toegelicht. De GI heeft schriftelijk verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] bij tante mz, terwijl [voornaam minderjarige 2] feitelijk bij de moeder verblijft. De GI heeft daarnaast schriftelijk verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] bij de moeder, terwijl [voornaam minderjarige 1] feitelijk bij opa en oma (vaderszijde / vz) verblijft. De GI wijzigt daarom ter zitting het verzoek en past het verzoek aan de feitelijke situatie aan. De GI verzoekt voor [voornaam minderjarige 2] een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder en voor [voornaam minderjarige 1] een machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerk, te weten bij opa en oma vz.

4.1.2.

Omdat [voornaam minderjarige 1] nu bij haar opa en oma verblijft, wil de GI voorstellen om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode uit te spreken. De GI heeft de afgelopen periode onvoldoende ingezet op deze zaak. Mede daardoor is onduidelijk wat er mogelijk is om aan een thuisplaatsing te werken. Er is (te) weinig zicht op hoe het gaat bij de moeder. Er is geen vaste jeugdbeschermer betrokken die zicht houdt en regie voert om de maatregelen uit te voeren die zijn opgelegd. De GI vindt daarom een KSCD-onderzoek nodig. [voornaam minderjarige 1] wil graag bij de vader wonen. De GI wil onderzoeken of dit in haar belang is. [voornaam minderjarige 2] wil bij de moeder blijven. De GI moet verder onderzoek doen naar het verzoek van de moeder omtrent de wijziging van de hoofdverblijfplaats. De GI moet onderzoeken wat er met hulpverlening mogelijk is in de gezinssituatie en wat het beste is voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] . De ontwikkelingsbedreigingen voor beide kinderen zijn nog reeds aanwezig.

4.1.3.

Ten aanzien van het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing, stelt de GI dat de schriftelijke aanwijzing erop zag dat de begeleide omgang op het kantoor moest plaatsvinden in verband met de geldende gedragsaanwijzing. De GI heeft begrepen dat gisteren de gedragsaanwijziging is komen te vervallen. De GI verzet zich niet tegen vervallenverklaring. De GI stelt voor dat de kinderen de komende twee maanden naar eigen behoefte contact hebben met de ouders. Er moet op dit moment geen rigide bezoekregeling worden vastgelegd. De GI is zich ervan bewust dat deze antwoorden eerder hadden moeten komen in het belang van de kinderen. Het KSCD-onderzoek is nog niet gestart. De GI verzoekt daarom om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twee maanden uit te spreken en het overige aan te houden.

4.2.1.

De vader handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. De vader stelt dat de schriftelijke aanwijzing is ingetrokken. Dat staat niet op schrift, dat is waarom de vervallenverklaring alsnog uitgesproken moet worden.

4.2.2.

De vader refereert zich aan de ondertoezichtstelling en vindt het begrijpelijk dat deze wordt uitgesproken. Het KSCD-onderzoek is aangevraagd. De vader had het idee gehad dat het KSCD vooringenomen was. De vader vraagt zich daarnaast af of in dit geval een KSCD-onderzoek het juiste instrument is. De kinderen zitten in een onduidelijke situatie. Er moet worden gekeken hoe de hulp die bij de moeder en de vader thuiskomt verloopt. Vader zou zich ook kunnen vinden in een observatie van de vader, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , bijvoorbeeld met Ambulante Spoedhulp (ASH). Bovendien wil de vader verder met Ouderschap Na Scheiding (ONS). Hij heeft daar een paar gesprekken gehad en wil daar mee doorgaan. Het verzoek van de moeder over de hoofdverblijfplaats moet volgens de vader worden afgewezen. De uithuisplaatsing is uitgesproken omdat [voornaam minderjarige 2] niet naar school ging, waarna hij op andere plekken terecht is gekomen. Sinds [voornaam minderjarige 2] bij de moeder is, gaat het met zijn schoolgang heel slecht. Er is niets veranderd. Toen [voornaam minderjarige 2] bij zijn tante woonde, ging hij wel vaker naar school. De vader maakt zich zorgen om [voornaam minderjarige 2] . [voornaam minderjarige 1] geeft nu aan dat zij bij vader wil wonen. Het klopt dat [voornaam minderjarige 1] hier wisselend in is. Het is duidelijk dat de kinderen in een loyaliteitsconflict zitten. [voornaam minderjarige 2] heeft op de crisisopvang verbleven. [voornaam minderjarige 1] heeft ook op andere plekken gezeten. Dit was geen succes. De kinderen zijn in de strijd gekomen tussen de vader, de moeder en de GI. [voornaam minderjarige 1] zou moeten wonen bij de vader, met inzet van Ambulante Spoedhulp. [voornaam minderjarige 2] moet weer bij zijn tante gaan wonen. De vader benadrukt dat de kinderen de dupe zijn van de strijd tussen de ouders. De vader heeft de beste intenties voor de kinderen en dit zal altijd zo blijven.

4.3.

De moeder handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. De GI heeft aarzeling getoond ten aanzien van het KSCD-onderzoek. De vader vindt dat onderzoek niet nodig. De moeder begrijpt niet waarom de rechtbank niet kan bepalen dat de vader mee moet werken aan het KSCD-onderzoek. De moeder wil daarnaast aangeven dat [voornaam minderjarige 1] in de war is. [voornaam minderjarige 1] zet zich telkens af tegen de laatste persoon bij wie zij heeft verbleven. Dat zijn nu de moeder en de tante. Er moet professionele hulp worden ingeschakeld voor [voornaam minderjarige 1] . Zonder de professionele hulp zal het niet beter gaan met haar. Waar [voornaam minderjarige 1] nu moet verblijven, vindt de moeder lastig. Het is van belang dat zij een rustpunt krijgt. Dit kan bij de moeder. De GI geeft daarnaast aan dat [voornaam minderjarige 2] bij de moeder moet wonen. De moeder steunt dit volledig. [voornaam minderjarige 2] weet niet goed waar hij aan toe is. [voornaam minderjarige 2] is toe aan een vaste school en een vaste plek. De ondertoezichtstelling moet gecontinueerd worden.

4.4

De Raad heeft ter zitting het volgende standpunt naar voren gebracht. De Raad heeft grote zorgen over de ontwikkelingen in deze zaak. Te zien is dat de kinderen moeten kiezen tussen de vader en de moeder. Op deze manier worden de kinderen gek gemaakt. De kinderen worden overal geplaatst, maar dat kan een kind helemaal niet aan. Daarom is het KSCD-onderzoek hard nodig. De ouders moeten de scheiding afronden en afspraken maken. Op dit moment moet daarvoor hulpverlening komen, anders komt er niets van de grond. Het is van belang dat de ouders het laatste stuk van de ontwikkeling van de kinderen rustig laten verlopen. De ouders moeten hun verantwoordelijkheid nemen.

5 De beoordeling

ten aanzien van C/10/671534 / JE RK 23-3009 5.1.

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd door de echtscheidingsproblematiek van de ouders. De kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is dat de ouders de komende tijd nadenken over de wijze waarop zij, in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , de onderlinge communicatie verbeteren en daar ook daadwerkelijk stappen in zetten. De kinderen mogen niet langer worden belast met de strijd tussen de ouders en er dient rust en stabiliteit voor hen te ontstaan. Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling, zal de kinderrechter daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen tot 3 maart 2025.

5.2.

Ook is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding. Vast is komen te staan dat de minderjarigen veel verblijfswisselingen hebben meegemaakt. De kinderen worden hierdoor ernstig geschaad in hun mentale en fysieke gezondheid. Het is van groot belang dat de kinderen rust vinden in de thuissituatie en vanuit daar hun schoolgang kunnen hervatten. Ter zitting is gebleken dat de kinderen weer op een andere locatie verblijven dan ten tijde van het verzoekschrift. De GI wijzigt het verzoek ter zitting naar de feitelijke verblijfplaats van de kinderen. [voornaam minderjarige 2] verblijft bij de moeder, [voornaam minderjarige 1] bij de opa en oma vz. Het is van belang dat de kinderen niet weer van verblijfplaats wisselen. Daarnaast bestaat er veel onduidelijkheid over de opvoedvaardigheden van de ouders. De komende periode dient de GI zicht te krijgen op de opvoedomgeving bij beide ouders en waar nodig passende hulpverlening inzetten. Bij elke wisseling in verblijfplaats van de kinderen wordt er wederom een groot beroep gedaan op hun loyaliteit.

5.3.

De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing dient te worden verleend tot 3 mei 2024 voor [voornaam minderjarige 1] bij de opa en oma vz en voor [voornaam minderjarige 2] bij de moeder. Ten aanzien van de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] bij opa en oma vz overweegt de kinderrechter daarbij dat [voornaam minderjarige 1] in de afgelopen 12 maanden tot vier keer toe met ruzie is vertrokken. Zij geeft nu aan dat zij bij de vader wil verblijven, maar de kinderrechter heeft er zonder inzicht in hoe de vader en [voornaam minderjarige 1] die plaatsing succesvol gaan laten zijn, onvoldoende vertrouwen in. De kinderrechter meent dat er een te groot risico bestaat dat ook die plaatsing zal mislukken. Als dat gebeurt, is een neutrale plaatsing buiten het netwerk, dus in een instelling, nog de enig resterende optie. Dat wil de kinderrechter op dit moment voorkomen. [voornaam minderjarige 1] is te kwetsbaar voor zo’n plaatsing. Nu de plaatsing bij opa en oma vz op zich redelijk verloopt, kiest de kinderrechter ervoor [voornaam minderjarige 1] daar geplaatst te laten.

5.4.

Het overig verzochte zal worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum. De kinderrechter verzoekt de GI alsdan te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

ten aanzien van C/10/670000 / FA RK 23-8928

5.5.

De verzoeken van de moeder zijn niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] . [voornaam minderjarige 1] is er helder over dat zij op dit moment niet bij de moeder wil wonen. Daarnaast acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de vader zelf wordt gevraagd mee te werken aan het KSCD-onderzoek. Als de vader dat weigert, dan kan de GI hem een schriftelijke aanwijzing geven. Zo kan de GI daar druk op zetten, zo nodig door te verzoeken om bekrachtiging door de rechtbank. De kinderrechter wijst de verzoeken van de moeder daarom af. Dit doet er niet aan af dat het noodzakelijk dat de ouders ophouden met hun onderlinge strijd en [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] de ruimte geven om de juiste plek te vinden.

ten aanzien van C/10/671141 / JE RK 23-2956

5.6.

Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit onder meer doen indien dit noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van een minderjarige weg te nemen.

5.7.

Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.

5.8.

Ter zitting blijkt dat de GI zich niet verzet tegen het verzoek van de vader tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing daarom vervallen verklaren.

6 De beslissing

De kinderrechter:

ten aanzien van C/10/671534 / JE RK 23-3009

6.1.

verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 3 maart 2025;

6.2.

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in het netwerk, te weten bij opa en oma, tot 3 mei 2024;

6.3.

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] bij de moeder tot 3 mei 2024;

ten aanzien van C/10/670000 / FA RK 23-8928

6.4.

wijst de verzoeken van de moeder af;

ten aanzien van C/10/671141 / JE RK 23-2956

6.5.

verklaart de schriftelijke aanwijzing van 14 december 2023 vervallen;

6.6.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen

6.7.

houdt de behandeling van het verzoek van de GI voor het overige aan en roept de GI, de belanghebbenden en de advocaten op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 te Rotterdam, op 12 april 2024 om 16:00 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;

6.8.

de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter;

6.9.

bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en de advocaten;

6.10.

verzoekt de GI twee weken voor de zittingsdatum de kinderrechter de verzochte (brief)rapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en de advocaten) te doen toekomen;

6.11.

gelast de oproeping van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor een kindgesprek tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.

Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van M.I.M. Verschoor als griffier, en op schrift gesteld op 5 maart 2024.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature