Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak voor zware mishandeling (primair) en poging zware mishandeling (subsidiair). Veroordeling tot een taakstraf van 40 uur voor mishandeling (meer subsidiair). De verdachte trok zijn hand met daarin een scherp voorwerp met kracht terug terwijl het slachtoffer – een postbezorger – die hand vasthield, het slachtoffer werd daardoor in zijn hand gesneden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10-347039-21

Datum uitspraak: 11 januari 2023

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,

raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2023.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:

vrijspraak van het primair ten laste gelegde;

bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede oplegging van een ambulante behandelverplichting;

veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.

4. Waardering van het bewijs

4.1.

Vrijspraak zonder nadere motivering

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde (poging doodslag) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

4.2.

Bewijswaardering

4.2.1.

Standpunt verdediging

Het kan niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de aangever met een mes zou hebben gestoken. De verdachte weet zich niets meer te herinneren terwijl de aangever niet kan aangeven hoe en wanneer de verdachte hem zou hebben gestoken. De mogelijkheid bestaat dat de aangever zichzelf heeft verwond, dat een onbekend gebleven persoon hem heeft verwond nadat hij de woning van de verdachte heeft verlaten of dat de verwondingen op een andere wijze dan door een mes zijn ontstaan.

Subsidiair is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

4.2.2.

Beoordeling

De verdachte en de aangever bevonden zich in de nacht van 29 december 2021 in de woning van de verdachte in [plaats01] . De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem meermalen heeft gestoken met een mes. In de woning van de verdachte is op de bank een mes in een groen foedraal aangetroffen. Op in het dossier opgenomen foto’s van het mes is zichtbaar dat het mes een lemmet van minimaal 10 centimeter heeft. Het mes en de kleur van het foedraal komen overeen met het door de aangever beschreven mes. Tijdens onderzoek is op het lemmet van het mes bloed van de aangever aangetroffen en op het handvat en het foedraal van het mes is DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen. Uit de FARR-verklaring volgt dat de verwondingen van het slachtoffer worden geduid als oppervlakkige steekverwondingen. De verwondingen van de aangever zijn op de spoedeisende hulp gehecht.

De rechtbank stelt op basis van de aangifte, het op het mes aangetroffen DNA-materiaal en de geconstateerde verwondingen vast dat de aangever door toedoen van de verdachte twee steekverwondingen heeft opgelopen. Voor de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s dat de aangever zichzelf heeft verwond, dat de verwondingen door een onbekend gebleven persoon op straat zijn toegebracht of dat de verwondingen niet door een mes maar met behulp van een ander onbekend gebleven voorwerp zijn toegebracht, is in het dossier geen begin van aannemelijkheid te vinden. De alternatieve scenario’s worden daarom gepasseerd.

De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte door aldus te handelen opzettelijk heeft geprobeerd de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte heeft verklaard dat hij zoveel had gedronken dat hij zich niets meer kan herinneren van die nacht. Niet kan worden bewezen dat de verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Wel acht de rechtbank voorwaardelijk opzet aanwezig. De rechtbank overweegt hiertoe dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet vereist is dat komt vast te staan dat de verdachte door de aangever te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het ongecontroleerd en met kracht met een mes steken in de schouders en de rug, levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt doordat bijvoorbeeld een intern orgaan of de ruggengraat wordt geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte, door de aangever met een mes met een lemmet van minimaal 10 centimeter te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

4.2.3.

Conclusie

Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.

4.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij, op 29 december 2021 te [plaats01], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer01] met kracht meerdere malen met een mes, in de rug en schouder, heeft gestoken ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

poging tot zware mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft een buurman die bij hem op bezoek was meermalen met een flink mes in zijn rug gestoken. Daarmee heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever.

De verdachte was zodanig onder invloed van alcohol dat hij zich naar eigen zeggen niets meer van het voorval kan herinneren. Het letsel dat de verdachte heeft veroorzaakt bij de aangever is gelukkig beperkt gebleven, maar dat is niet te danken aan het handelen van de verdachte.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van

13 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder, maar niet in de afgelopen vijf jaar, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Die eerdere veroordeling weegt dus niet in strafverzwarende zin mee.

7.3.2.

Rapportage

Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 april 2022. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de verdachte kampt met problemen op meerdere leefgebieden, die als risicofactoren te duiden zijn. Er is sprake van problematisch alcoholgebruik. Gunstig is te noemen dat de verdachte beschikt over werk, inkomen en een eigen woning. Hij zet zich hard in om dit te behouden en zo ook van betekenis te kunnen zijn voor zijn bij zijn ex-vrouw wonende kinderen. Het contact met zijn kinderen en ook dat met zijn zus is als een potentieel beschermende (motiverende) factor te duiden bij het eventueel inzetten van interventies voor gedragsverandering.

Hoewel de verdachte zich afwijzend en wantrouwend opstelt, ziet de reclassering voldoende aanknopingspunten om uitvoering te geven aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht en een ambulante behandeling.

De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij die beslissing is van belang geweest dat een gevangenisstraf de beschermende factoren – werk en huisvesting – in gevaar zouden kunnen brengen en dat de verwondingen achteraf bezien relatief beperkt zijn gebleven. In plaats daarvan worden een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Bij de bepaling van de duur van die straffen heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorwaarden die hierna worden genoemd verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een contactverbod met de aangever op te leggen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de aangever tijdens de behandeling ter terechtzitting kenbaar heeft gemaakt dat hij geen prijs stelt op een contactverbod. Daarbij komt dat beiden bij elkaar in de buurt blijven wonen hetgeen een langdurig contactverbod problematisch zou kunnen maken.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8. Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade.

8.1.

Standpunt officier van justitie

De vordering kan worden toegewezen tot het bedrag van € 370,84 en dient voor het restant niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8.2.

Standpunt verdediging

De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

8.3.

Beoordeling

Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd tot het bedrag van € 370,84, zijnde het bedrag van het verschuldigde eigen risico van de ziektekostenverzekering van de benadeelde partij, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot dat bedrag.

De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2022, de datum die is vermeld in de factuur van de zorgverzekeraar van de aangever over het eigen risico.

Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.4.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 370,84, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11. Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 117 (honderd zeventien) dagen;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 100 (honderd) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd , die wordt gesteld op 2 (twee) jaar ;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;

2. de veroordeelde laat zich diagnosticeren door en zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden

- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren , waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen ;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van € 370,84 (zegge: driehonderdzeventig euro en vierentachtig cent) , bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen € 370,84 (hoofdsom, zegge: driehonderdzeventig euro en vierentachtig cent ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 370,84 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 7 (zeven) dagen ; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,

en mrs. D.F. Smulders en J.J. Willemsen, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. D. Blom - den Haan, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij, op of omstreeks 29 december 2021 te [plaats01], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer01] met kracht één of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of schouder, althans het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij, op of omstreeks 29 december 2021 te [plaats01], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer01] met kracht één of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of schouder, althans het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature