Uitspraak
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10170467 CV EXPL 22-33273
datum uitspraak: 28 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.P. Geelkerken,
tegen
1. Allianz Benelux N.V.,
vestigingsplaats: Brussel (België),
2. Koninklijke Sanders B.V.
vestigingsplaats: Vlijmen,
gedaagden,
gemachtigde: mr. R.J. Schellevis en mr. N.C. Haase.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘Allianz’ en ‘Sanders’ genoemd.
1. De procedure
1.1.Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
de dagvaarding van 20 oktober 2022, met bijlagen;
het antwoord van Sanders en Allianz, met bijlagen;
de brief van Sanders en Allianz, met bijlagen;
de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres01] .
1.2.
Op 16 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres01] , haar gemachtigde en als tolk [naam01] (tolknummer [nummer01] ). Namens Sanders was aanwezig [naam02] en namens Allianz [naam03] , met mr. R.J. Schellevis.
2. Het geschil
2.1.[eiseres01] eist samengevat:
voor recht te verklaren dat Sanders en Allianz hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [eiseres01] als gevolg van een arbeidsongeval;
Sanders en Allianz hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten;
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [eiseres01] is op 7 mei 2020 tijdens haar werk bij Sanders gestruikeld over een losliggende pallet, met letsel aan haar elleboog tot gevolg. Sanders en Allianz als haar verzekeraar zijn daarvoor aansprakelijk.
2.3.
Sanders en Allianz zijn het niet eens met de eis en voeren verweer. Op het verweer zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1.Vaststaat dat [eiseres01] op 7 mei 2020 als uitzendkracht in een productiehal van Sanders - een bedrijf dat parfums en cosmetica maakt - aan het werk was bij een machine waar flessen werden gevuld en dat zij tijdens dat werk over een pallet is gestruikeld, waardoor zij letsel aan haar arm heeft opgelopen. Op 18 mei 2020 is uit een röntgenfoto gebleken dat sprake was van een breuk in de elleboog. Niet in geschil is dat zij zes maanden een Ziektewetuitkering heeft ontvangen en dat zij daarna bij een andere werkgever in dienst is getreden. Sanders is op 25 augustus 2020 aansprakelijk gesteld door [eiseres01] .
3.2.
De vraag is of Sanders aansprakelijk is. Volgens artikel 7:658 lid 1 BW is een werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt . Deze zorgplicht ligt op grond van het vierde lid van genoemd artikel bij de materiele werkgever, dus dat is in dit geval Sanders.
3.3.
De zorgplicht die een werkgever heeft, schept geen absolute waarborg voor bescherming van werknemers tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Welke veiligheidsmaatregelen de werkgever moet treffen en op welke manier hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van belang de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de kans op verwezenlijking van het gevaar, de ernst van de gevolgen en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
3.4.
Vastgesteld wordt dat [eiseres01] voldoende heeft geconcretiseerd dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft opgelopen. Dit betekent dat Sanders aansprakelijk is voor die schade, tenzij zij aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan (artikel 7:658 lid 2 BW). In dat verband heeft Sanders, onderbouwd met stukken, een beroep gedaan op verschillende omstandigheden en maatregelen die zij heeft getroffen. Om te beginnen is aangevoerd dat [eiseres01] al sinds 23 maart 2020 aan dezelfde machine werkte bij Sanders en dat zij daar voor instructies heeft gekregen over de wijze waarop het werk moest worden uitgevoerd, waarbij ook is gewezen op de locatie van de pallet die bij de productielijn lag. Die pallet werd gebruikt voor het opstapelen van de lege dozen waarin de flessen die in de machine gingen, zaten.
3.5.
Volgens Sanders lag deze pallet op een vaste plek. Dat volgt ook uit de overgelegde verklaringen van (toenmalige) collega’s van [eiseres01] . Zo staat in de verklaring van
[naam04] : “ De pallet waarover zij struikelde, lag op de gebruikelijke plaats. Die plaats is namelijk een vaste plek voor pallets. Er ligt daar altijd een pallet. De productiehal is verder overzichtelijk. Je ziet goed waar alles staat, dus ook die pallet. Er liggen geen
objecten of vuil op de grond .” De verklaring van [naam05] vermeldt: “ Met mijn heftruck heb ik eerder die avond de pallet geplaatst waarover ze is gevallen. Die plek is een standaard plaats voor pallets. Hij lag op de juiste plek dus ik heb hem niet verkeerd neergelegd. Het was één pallet die daar lag. De pallet was goed te zien .”
In de verklaring van [naam06] staat: “ Ik ben sinds 2017 bij Sanders werkzaam. Ik werk sinds 2021 op de cosmetica afdeling als monteur, dat is dus dezelfde afdeling als waar [eiseres01] ten tijde van het voorval werkzaam was. Het hoort bij mijn functie om toezicht te houden op de mensen binnen mijn team. Ik let er dan op of iedereen goed aan het werk is en of de productiehal wel netjes en ordelijk blijft. Over de plaats van de pallet waarover mevrouw [eiseres01] zou zijn gestruikeld kan ik vertellen dat deze pallet altijd op dezelfde vaste plek ligt en dat iedereen die in de productiehal werkt daar ook van op de hoogte is. De pallet ligt altijd naast de hopper, zo dicht mogelijk tegen de machine aan. De pallet ligt zeker niet in het looppad, daar wordt ook op toegezien. Het is ook niet mogelijk dat de pallet in het looppad komt te liggen want dan kunnen de palletwagens daar niet meer rijden.”
Een en ander vindt steun in een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) uit 2015 die Sanders heeft overgelegd. Hierin zijn namelijk geen aandachtspunten opgenomen ten aanzien van de pallets op de werkvloer van de afdeling waar [eiseres01] werkte.
3.6.
[eiseres01] heeft betwist dat de pallet een vaste plek had en haar vraagtekens gezet bij het waarheidsgehalte van de getuigenverklaringen. Omdat enige concretisering ontbreekt, wordt geoordeeld dat dit verweer onvoldoende is om te twijfelen aan de juistheid van de onderbouwde stellingen van Sanders. Ook zal daarom niet worden toegekomen aan verdere bewijslevering. Voor zover [eiseres01] heeft aangevoerd dat de enkele aanwezigheid van een pallet als gevaarlijk kan worden bestempeld, wordt zij daarin gelet op het voorgaande niet gevolgd. Door haar is ook niet betwist dat er voldoende ruimte was om langs en om de pallet heen te lopen.
3.7.
De conclusie is dat Sanders gelet op de hiervoor besproken omstandigheden en maatregelen voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. Niet kan worden vastgesteld dat en waarom van Sanders, zoals betoogd, verwacht had kunnen en moeten worden dat zij voor de pallet op de vloer meer of andere veiligheidsmaatregelen zou treffen, waaronder (verrijdbare) hekjes, waarschuwingsbordjes of een omrastering of afkadering. Dit betekent dat Sanders niet aansprakelijk is voor eventuele schade van [eiseres01] . Hieruit volgt dat zij evenmin een vorderingsrecht heeft op Allianz.
3.8.
[eiseres01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Sanders en Allianz vast op € 264,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 132,-). Voor kosten die Sanders en Allianz maken na deze uitspraak moet [eiseres01] een bedrag betalen van € 66,- (1/2 punt x € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
3.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
4. De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten die aan de kant van Sanders & Allianz tot vandaag worden vastgesteld op € 264,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag van af de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
47636