Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling 7 feiten. Mishandeling, bedreiging en belediging. Gevangenisstraf van 386 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

Uitspraak



Rechtbank ROTTERDAM

Team 1

Parketnummer: 10.130648.22

Datum uitspraak: 10 mei 2023

Tegenspraak

Verkort vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren op [geboortedatum01] 1989 te [geboorteplaats01] , Joegoslavië, gedetineerd in de PI [naam PI01] , bijgestaan door mr. C.W. Dirkzwager advocaat te Amsterdam.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 10 mei 2023.

Kern van het vonnis

Samengevat wordt de verdachte verweten dat hij op 25 mei 2022 in een trein tussen Rotterdam en Dordrecht mede-passagiers mishandeld en bedreigd heeft en vervolgens bij zijn aanhouding politiemensen bedreigd en beledigd heeft. De verdachte heeft op zitting toegegeven (afgezien van een aantal handelingen) deze feiten te hebben gepleegd.

1 Beschuldiging in de tenlastelegging

Feit 1

hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans op het treintraject Rotterdam-Dordrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] (met twee handen) bij de haren vast te pakken en/of (met kracht) aan zijn haren naar beneden te trekken, althans aan zijn haren te trekken en/of een of meerdere dreadlocks uit zijn hoofd en/of haren te trekken.

Feit 2

hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans op het treintraject Rotterdam-Dordrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting, door

meermalen, althans eenmaal (een) mes(sen), althans (een) op (een) mes(sen) gelijkend(e) voorwerp(en) (briefopeners) aan die [slachtoffer01] te tonen, en/of

met die/dat mes(sen), althans daarop gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer01] af te lopen en/of tot op korte afstand te naderen en/of een of meer stekende beweging(en) te maken naar en/of in de richting van die [slachtoffer01] , en/of tegen die [slachtoffer01] te zeggen dat hij dat hij hem en zijn vriend dood ging maken en/of hem de woorden toe te voegen ‘I'm going to fucking kill you. You fucking Somalia... You are in fucking Europe man. I'm fucking (....) Stay away. Come one.’, althans iets van gelijke aard en/of strekking, en/of zijn, verdachtes, broek naar beneden te trekken en/of zijn geslachtsdeel te tonen aan die [slachtoffer01] en/of met zijn geslachtsdeel dicht bij het gezicht van die [slachtoffer01] te komen en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal (in de Engelse taal) tegen die [slachtoffer01] te zeggen: ‘Ik ga je neuken!’ en/of ‘Ik neuk je vies’, althans (telkens) iets van gelijke aard en/of strekking, althans/in elk geval meermalen, althans eenmaal (in de Engelse taal) tegen die [slachtoffer01] te zeggen (zakelijk weergeven) dat hij hem en zijn vriend ging neuken en/of doodmaken omdat ze zwart en/of Somaliër zijn.

Feit 3

hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans op het

treintraject Rotterdam-Dordrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer02] heeft mishandeld door

tegen/op het hoofd van die [slachtoffer02] te slaan en/of

tegen het rechter (scheen)been van die [slachtoffer02] te schoppen en/of te trappen.

Feit 4

hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans op het

treintraject Rotterdam-Dordrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,

door

meermalen, althans eenmaal (een) mes(sen), althans (een) op (een) mes(sen) gelijkend(e) voorwerp(en) (briefopeners) aan die [slachtoffer02] te tonen, en/of

met die/dat mes(sen), althans daarop gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer02] af te lopen en/of tot op korte afstand te naderen en/of een of meer stekende beweging(en) te maken naar en/of in de richting van die [slachtoffer02] .

Feit 5

hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans op het

treintraject Rotterdam-Dordrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer03] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,

door

(een) mes(sen, althans (een) op (een) mes(sen) gelijkend(e) voorwerp(en) briefopeners) aan die [slachtoffer03] te tonen en/of op haar te richten, en/of

(meermalen) tegen die [slachtoffer03] te zeggen: “I'm gonna fucking kill you”, althans iets van gelijke (dreigende) aard/strekking, en/of (daarbij) een of meer stekende beweging(en) te maken naar of in de richting van die [slachtoffer03] , en/of (vervolgens)

met die/dat mes(sen), althans daarop gelijkend(e) voorwerp(en) achter die die [slachtoffer03] aan te rennen of lopen en/of (meermalen) (in de Engelse taal) tegen haar te zeggen (zakelijk weergegeven) dat hij haar zou gaan vermoorden en/of dat ze een bitch was.

Feit 6

hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Dordrecht [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] , politieambtenaren van de politie Eenheid Rotterdam en/of hun familie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen die die [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] te zeggen (zakelijk weergeven) dat die [slachtoffer04] en [slachtoffer05] het nog wel gingen zien, dat hij, verdachte, die [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] en/of hun families ging vermoorden en/of dat hun kanker familie en de hele kanker generatie voor altijd gingen zien en achterom moesten kijken omdat hij iedereen ging vermoorden, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Feit 7

hij op of omstreeks 25 mei 2022 te Dordrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer06] , hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door (meermalen) naar die [slachtoffer06] te roepen of tegen hem te zeggen dat hij een

flikker was en/of hem (onder andere) de woorden toe te voegen: "Je kanker fucking moeder. Ah vriend (..) Waar was je toen? Waarom schoot je toen niet, Ah facking flikker. En nu ben je er opeens wel he. Je facking moeder he", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of (daarbij) (meerdere keren) te spugen.

2 Beslissingen over het bewijs

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vindt dat de 7 feiten bewezen kunnen worden.

Bewijsoverweging feit 6

Standpunt verdediging

De verdediging is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging zoals ten laste gelegd onder 6. De verbalisanten hebben in hun aangifte opgenomen dat zij zich in hun naam en goede eer voelden aangetast. Oftewel, zij zouden zich beledigd hebben gevoeld. In de aangifte staat nergens dat zij de ernstige vrees hadden dat de verdachte de uitlatingen waar zou maken. Voor een veroordeling van bedreiging is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Dat hiervan sprake is geweest bij de verbalisanten blijkt noch uit de aangiftes, noch uit het proces-verbaal van bevindingen. Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden vrijgesproken.

Oordeel van de rechtbank

De verbalisanten hebben aangifte gedaan van bedreiging, niet van belediging. De rechtbank kan uit de feiten in het proces-verbaal van bevindingen de vrees destilleren die bij verbalisanten is ontstaan door het geheel van handelingen van de verdachte, in het bijzonder de ongecontroleerde agressie die verdachte in woord en daad uitstraalde. Gezien de context en de samenhang van de handelingen en de uitlatingen van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er bij de verbalisanten sprake is geweest van redelijke vrees.

Conclusie

De rechtbank verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende manier:

Feit 1

hij op 25 mei 2022 op het treintraject Rotterdam-Dordrecht [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] (met twee handen) bij de haren vast te pakken en (met kracht) aan zijn haren naar beneden te trekken, althans aan zijn haren te trekken en meerdere dreadlocks uit zijn hoofd te trekken.

Feit 2

hij op 25 mei 2022 op het treintraject Rotterdam-Dordrecht [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting door

messen, althans op messen gelijkende voorwerpen (briefopeners) aan die [slachtoffer01] te tonen, en

met die daarop gelijkende voorwerpen op die [slachtoffer01] af te lopen en tot op korte afstand te naderen en een of meer stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer01] , en

tegen die [slachtoffer01] te zeggen dat hij dat hij hem en zijn vriend dood ging maken en hem de woorden toe te voegen ‘I'm going to fucking kill you. You fucking Somalia... You are in fucking Europe man. I'm fucking (....) Stay away. Come one.’, en (in de Engelse taal) tegen die [slachtoffer01] te zeggen: ‘Ik ga je neuken!’ en ‘Ik neuk je vies’, en (in de Engelse taal) tegen die [slachtoffer01] te zeggen (zakelijk weergeven) dat hij hem en zijn vriend ging neuken en doodmaken omdat ze zwart en Somaliër zijn.

Feit 3

hij op 25 mei 2022 op het treintraject Rotterdam-Dordrecht [slachtoffer02] heeft mishandeld door

tegen/op het hoofd van die [slachtoffer02] te slaan en

tegen het rechter (scheen)been van die [slachtoffer02] te schoppen en te trappen.

Feit 4

hij op 25 mei 2022 op het treintraject Rotterdam-Dordrecht [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door

messen, althans op messen gelijkende voorwerpen (briefopeners) aan die [slachtoffer02] te tonen, en

die op messen gelijkende voorwerpen op die [slachtoffer02] af te lopen en tot op korte afstand te naderen en stekende bewegingen te maken naar en in de richting van die [slachtoffer02] .

Feit 5

hij op 25 mei 2022 op het treintraject Rotterdam-Dordrecht [slachtoffer03] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door

- messen, althans op messen gelijkende voorwerpen (briefopeners) aan die [slachtoffer03] te tonen en/of op haar te richten, en

meermalen tegen die [slachtoffer03] te zeggen: ‘I’m gonna fucking kill you’ en daarbij

stekende bewegingen te maken naar of in de richting van die [slachtoffer03] , en vervolgens

met die op messen gelijkende voorwerpen achter die [slachtoffer03] aan te rennen of lopen en (in de Engelse taal) tegen haar te zeggen (zakelijk weergegeven) dat hij haar zou gaan vermoorden en dat ze een bitch was.

Feit 6

hij op 25 mei 2022 te Dordrecht [slachtoffer04] en [slachtoffer05] , politieambtenaren van de politie Eenheid Rotterdam en hun familie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door tegen die [slachtoffer04] en [slachtoffer05] te zeggen (zakelijk weergeven) dat die [slachtoffer04] en [slachtoffer05] het nog wel gingen zien, dat hij, verdachte, die [slachtoffer04] en [slachtoffer05] en hun families ging vermoorden en dat hun kanker familie en de hele kanker generatie voor altijd gingen zien en achterom moesten kijken omdat hij iedereen ging vermoorden.

Feit 7

hij op 25 mei 2022 te Dordrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer06] , hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,

door meermalen naar die [slachtoffer06] te roepen of tegen hem te zeggen dat hij een flikker was en hem onder andere de woorden toe te voegen: ‘Je kanker fucking moeder. Ah facking flikker, Je facking moeder he’ en daarbij meerdere keren te spugen.

Bewijsmotivering

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.

3 Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie

De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:

Feit 1 :

mishandeling

Feit 2 :

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met verkrachting

Feit 3:

mishandeling

Feit 4:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Feit 5:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Feit 6:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Feit 7:

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

Strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

4 Strafmotivering

Vooraf

Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 393 dagen, met aftrek van de tijd door de verdachte doorgebracht in voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast verzoekt de officier van justitie het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod. Verdachte kent de slachtoffers niet dus er kan geen sprake zijn van contact in de toekomst. Daarnaast verzoekt de verdediging de bijzondere voorwaarden ten aanzien van alcohol- en drugsgebruik anders te formuleren. De reclassering heeft een verbod van deze middelen geadviseerd. De verdediging verzoekt deze voorwaarden op te leggen in de vorm van een controle. Hierdoor kan de verdachte in samenspraak met de reclassering leren omgaan met het gebruik van deze middelen of kan de reclassering indien nodig abstinentie verplichten.

Ernst van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige feiten. De verdachte heeft in dronken toestand zonder aanleiding twee voor hem onbekende jongens bedreigd en mishandeld. Niet alleen heeft de verdachte zich aanzienlijk misdragen door van één van deze slachtoffers plukken rasta-haar uit de hoofdhuid te trekken, ook heeft hij zich met zijn bedreigende teksten ontoelaatbaar laatdunkend uitgelaten over de persoon en de achtergrond van de slachtoffers. Dit voorval vond plaats in een rijdende trein, waardoor de betrokkenen zich niet gemakkelijk aan het incident hebben kunnen onttrekken. Onschuldige omstanders en mensen in functie zijn ook slachtoffer geworden van verdachte. Een vrouwelijke passagier heeft het gedrag van verdachte willen filmen, waarna hij ook haar heeft bedreigd. De verbalisanten die vervolgens op het station zijn gearriveerd om de verdachte aan te houden, hebben ook dreigementen en beledigingen van de verdachte over zich heen gekregen. De verdachte heeft hiermee angst en vrees aangejaagd en heeft de twee jongens pijn en letsel toegebracht. Dit soort gedrag zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.

Persoonlijke omstandigheden

De verdachte is ter observatie 6 weken opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC). Aan het onderzoek in het PBC heeft verdachte geen medewerking verleend. In het rapport wordt de observatie uitgebreid beschreven, maar door de weigering van verdachte blijft de relevante informatie beperkt. Wel wordt in het PBC rapport opgenomen dat bij de verdachte sprake is van een ernstige stoornis in alcohol gebruik en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Ten tijde van het aan verdachte ten laste gelegde was er sprake van een psychotische ontregeling. De gedragsdeskundigen gaan uit van verminderde toerekenbaarheid. Gelet op het alcoholprobleem is het noodzakelijk dat er interventies plaats zullen vinden. De gedragsdeskundigen achten een behandeltraject vanuit een voorwaardelijk kader haalbaar met inbegrip van een klinische behandeling.

De reclassering ziet aan de hand van het adviesgesprek met de verdachte aansluiting met het advies dat is gegeven vanuit het Pieter Baan Centrum. Er zijn een aantal zorgwekkende bevindingen geconstateerd: een hoog recidiverisico, psychiatrische problematiek, middelenverslaving, het ontbreken van een dagbesteding en een zorgelijk financieel beeld. Naar inschatting van de reclassering kan gedragsverandering bewerkstelligd worden als er intensief geïntervenieerd wordt. Geadviseerd wordt een voorwaardelijk kader met diverse bijzondere voorwaarden waaronder een klinisch traject.

De beoordeling

Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 386 dagen. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf, te weten 30 dagen, voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, beschermd wonen of maatschappelijke opvang, alcoholcontrole, drugscontrole, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en het geven van openheid dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

5 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Vorderingen

De heren [slachtoffer01] en [slachtoffer02] hebben als benadeelde partij in verband met de mishandeling en bedreiging (feiten 1 t/m 4) een verzoek tot schadevergoeding ingediend. De heer [slachtoffer01] vordert € 261,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. De heer [slachtoffer02] vordert € 261,- aan materiële schade en € 1000,- aan immateriële schade. Beiden verzoeken deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt verdediging

De verdachte heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn de materiële schade van € 261,- aan de heer [slachtoffer02] te vergoeden. De verdediging heeft verder aangevoerd dat aan de heer [slachtoffer01] een bedrag van € 200,- aan materiële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De immateriële schade kan niet worden toegewezen, nu deze vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.

Beoordeling

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht. Voor de heer [slachtoffer02] zal een bedrag van € 261,- aan materiële schade worden toegewezen nu de verdachte heeft verklaard hiermee akkoord te gaan. De rechtbank acht een bedrag van € 200,- immateriële schadevergoeding toewijsbaar nu dit voldoende is onderbouwd op zitting, bekeken in samenhang met het dossier. Aan de heer [slachtoffer01] wijst de rechtbank toe een bedrag van € 200,- aan materiële schade, nu de verdediging zich daaraan refereert. De rechtbank acht een bedrag van € 500,- immateriële schadevergoeding toewijsbaar gelet op de ernst van dit feit, die voldoende volgt uit het dossier. Voor het overige zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu dit deel van de vorderingen onvoldoende is onderbouwd en behandeling daarvan een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 mei 2022.

Nu de vorderingen van de benadeelde partij (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijengemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Ook wordt de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opgelegd. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen, die dit bedrag vervolgens uitkeert aan de benadeelde partijen.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer01] een vergoeding betalen van in totaal € 700,- en de benadeelde partij [slachtoffer02] een vergoeding betalen van in totaal € 461,- vermeerderd met rente en kosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

Wettelijke voorschriften

Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14, b 14c, 36f, 57, 63, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

6 Beslissingen

De rechtbank:

verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 t/m 7 ten laste gelegde feiten, zoals dit hiervoor is omschreven, heeft begaan;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 386 (driehonderd zesentachtig) dagen;

bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren ;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde :

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden :

de veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd en/of tijdens de klinische opname bij Reclassering Nederland. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

de veroordeelde laat zich opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname dient aan te sluiten op de periode door verdachte doorgebracht in voorlopige hechtenis, zo nodig met tijdelijke plaatsing in overbruggingszorg. De opname duurt maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de veroordeelde zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;

de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start aansluitend aan zijn klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

de veroordeelde werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om alcoholgebruik te controleren. De reclassering bepaalt met welke of en in welke mate de veroordeelde alcohol mag drinken. Hieronder kan ook een geheel alcoholverbod gelden. Ook bepaalt de reclassering met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;

de veroordeelde werkt mee aan controle op drugsgebruik. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;

de veroordeelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende- en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;

de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

de veroordeelde geeft de reclassering openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk.

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden

de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] te betalen een bedrag van € 461,- (zegge: vierhonderd en eenenzestig) , bestaande uit € 261,- aan materiële schade en € 200 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en aan de aan de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen een bedrag van € 700,- (zegge: zevenhonderd), bestaande uit € 200,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vorderingen slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer02] te betalen € 461,- (hoofdsom, zegge: vierhonderd en eenenzestig ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 461,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 9 dagen ; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op. Legt daarnaast aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen € 700,- (hoofdsom, zegge: zevenhonderd ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 700,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 14 dagen de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.H. Janssen, voorzitter,

en mrs. M.V. Scheffers en C.J.L. van Dam, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,

en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 10 mei 2023.

De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature