Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag. Voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft twee buurtbewoners aangevallen met een riek. De slachtoffers werden meermalen geslagen, onder meer op het hoofd. De verdachte maakte stekende bewegingen met de riek naar een van de slachtoffers. Gevangenisstraf 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Bijzondere voorwaarden: meldplicht reclassering, ambulante behandeling, contactverbod met slachtoffers en locatieverbod. Schadevergoeding slachtoffers.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10-128739-22

Datum uitspraak: 3 november 2022

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] (Turkije) op [geboortedatum01] 1987,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,

raadsman mr. W.J. Backer, advocaat te Rotterdam.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2022.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod;

verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen riek.

4. Waardering van het bewijs

Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte op 23 mei 2022 slachtoffer [slachtoffer01] meerdere malen opzettelijk heeft geslagen en gestoken met een riek. Het slachtoffer heeft de slagen en stekende bewegingen afgeweerd met haar armen en handen. Door de slagen is de kop van de riek van de stok losgekomen. Slachtoffer [slachtoffer02] werd hierna door de verdachte met het resterende gedeelte van de riek meerdere malen op (onder andere) het hoofd geslagen.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich hiermee willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat slachtoffer [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat slachtoffer [slachtoffer02] zou komen te overlijden als gevolg van zijn handelen. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

De verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer01] meerdere malen geslagen en gestoken met een riek. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht als gevolg van het slaan en steken met een riek aanmerkelijk. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte richtte op het hoofd van het slachtoffer. Dat daarbij geen vitale lichaamsdelen zijn geraakt, is te danken aan het slachtoffer, dat haar hoofd met haar armen en handen heeft beschermd.

De verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer02] meerdere malen met de stok van de riek op het hoofd en het lichaam geslagen. Aan het einde van de stok zat een ijzeren gedeelte. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand dodelijk letsel oploopt als gevolg van het slaan op het hoofd met een stok met een ijzeren gedeelte aanmerkelijk.

De gedragingen van de verdachte waren dan ook geëigend om aan slachtoffer [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en slachtoffer [slachtoffer02] van het leven te beroven. Deze gedragingen kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en op de dood dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust is geweest en deze heeft aanvaard. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is van zulke contra-indicaties niet gebleken. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen minst genomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad om slachtoffer [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en om slachtoffer [slachtoffer02] van het leven te beroven.

Het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1 hij op 23 mei 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer01] meerdere malen op/in de armen en de handen heeft geslagen en gestoken met een riek terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 hij op 23 mei 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02] opzettelijk van het leven te beroven, - die [slachtoffer02] meerdere malen op het hoofd heeft geslagen met (een gedeelte van) een riek , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

poging tot zware mishandeling;

2. (primair)

poging tot doodslag .

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straf

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft twee slachtoffers, bewoners van de buurt waarin de verdachte woont, aangevallen met een riek. Hij heeft geprobeerd aan een van de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar meerdere malen met de riek te slaan en stekende bewegingen naar haar te maken. Slechts doordat het slachtoffer de slagen en steken wist af te weren met haar armen en handen is erger voorkomen. Het andere slachtoffer kreeg meerdere krachtige klappen met de stok van de riek. Aan het einde van die stok zat een ijzeren gedeelte. Dat het slachtoffer dit niet met de dood heeft moeten bekopen is puur toevallig en zeker niet de verdienste van de verdachte geweest. Dit zijn ernstige strafbare feiten waarvan de slachtoffers – mede gelet op hun slachtofferverklaringen - nog steeds de gevolgen ondervinden en waarvan zij ook in de toekomst nog last zullen hebben.

Ook op de buurtbewoners die getuige waren van deze geweldsuitbarsting moet dit een enorme impact hebben gehad.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van

5 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Rapportages

Psychiater dr. [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd

1 september 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.

Onderzochte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van een posttraumatische stressstoornis en een histrionische persoonlijkheidsstoornis. Ook ten tijde van de bewezen verklaarde feiten leed onderzochte aan deze psychische stoornissen, die zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedden. Daardoor heeft hij excessief agressief gereageerd op een inadequate beleving van bedreiging. Geadviseerd wordt daarom onderzochte het ten laste gelegde bij bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen.

Het recidiverisico kan gezien de beperkingen van onderzochte als gevolg van een posttraumatische stressstoornis en een histrionische persoonlijkheidsstoornis als matig verhoogd worden ingeschat. Zowel uit zorgoogpunt als uit het oogpunt van recidivepreventie is ambulante psychiatrische en psychotherapeutische behandeling van onderzochte aangewezen.

Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd

19 oktober 2022. Hierin wordt, in navolging van voormeld rapport van de psychiater, geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod.

De verdachte heeft zich bereid verklaard de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden na te leven.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken in de regel worden opgelegd. De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Daarnaast wordt rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

De rechtbank kan zich vinden in de adviezen van de deskundigen en acht dan ook begeleiding door de reclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Daarom zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8. In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen riek zal worden verbeurdverklaard. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp hiervan begaan.

9. Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

De slachtoffers [slachtoffer01] en [slachtoffer02] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert € 753,- als vergoeding van materiële schade en € 10.000,- als vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij [slachtoffer02] vordert € 1.483,40 als vergoeding van materiële schade en € 10.000,- als vergoeding van immateriële schade.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.

Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht aan de benadeelde partijen.

De door de benadeelde partijen opgevoerde schadeposten zullen hierna afzonderlijk worden besproken.

Materiële schade benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft gesteld dat de materiële kosten bestaan uit het eigen risico, te weten € 385,-. Tijdens het strafbare feit zou een tas zijn vernield en is een horloge kwijtgeraakt. De totale schade daarvan bedraagt € 268,-. De kosten van de rapportage van de fysiotherapeut bedragen € 100,-.

De verdediging heeft de vordering voor dit gedeelte betwist.

De benadeelde partij zal in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de opgevoerde schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd, dan wel geen rechtstreeks verband houden met het ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer01] bewezen verklaarde feit. Dit gedeelte van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Materiële kosten benadeelde partij [slachtoffer02]

De benadeelde partij heeft gesteld dat de materiële kosten bestaan uit het eigen risico, te weten € 385,-. De benadeelde partij heeft een reeds betaalde behandeling aan haar benen moeten afzeggen, kosten € 225,-. Tijdens het strafbare feit zouden een bril en een tas zijn vernield, kosten € 349,-. Ook zijn slippers en een broek vernield, geschatte kosten € 95,-. De kosten van de rapportage van de fysiotherapeut bedragen € 100,-.

De benadeelde partij heeft gesteld dat zij een vakantie had gepland, die door de gevolgen van het onder 2 bewezen verklaarde feit niet is doorgegaan. De reeds voldane kosten van deze vakantie bedragen in totaal € 329,40.

De verdediging heeft de vordering voor dit gedeelte betwist.

De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de vernielde slippers en broek, alsmede de gemiste vakantie genoegzaam is onderbouwd. Dit deel van de vordering zal dan ook, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van totaal € 424,40.

De benadeelde partij zal in het resterende gedeelte van de vordering met betrekking tot de materiële kosten niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de opgevoerde schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd, dan wel geen rechtstreeks verband houden met het ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer02] bewezen verklaarde feit. Dit gedeelte van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Immateriële kosten

De verdediging heeft de hoogte van de gevorderde immateriële schadevergoeding betwist. De rechtbank zal deze schade voor beide benadeelde partijen op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vaststellen op

€ 7.000,-. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Wettelijke rente

De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 23 mei 2022.

Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer01] een schadevergoeding betalen van € 7.000,- en de benadeelde partij [slachtoffer02] een schadevergoeding van € 7.424,40 telkens vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10 .Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12 .Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden ;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;

2. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;

3. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer02] en mevrouw [slachtoffer01] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

4. de veroordeelde bevindt zich niet in de [adres02] te Rotterdam en de [adres03] te Nieuwerkerk aan den IJssel, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:

- 1 stuk tuingereedschap ( [proces-verbaalnummer01] );

ten aanzien van feit 1

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen een bedrag van € 7.000,- (zegge: zevenduizend euro) , als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen € 7.000,- (hoofdsom, zegge: zevenduizend euro) , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van

€ 7.000,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 70 dagen ; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

ten aanzien van feit 2

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] te betalen een bedrag van € 7.424,40 (zegge: zevenduizendvierhonderdvierentwintig euro en veertig cent), bestaande uit € 424,40 als vergoeding van materiële schade en € 7.000,- als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen € 7.424,40 (hoofdsom , zegge: zevenduizendvierhonderdvierentwintig euro en veertig cent) , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.424,40 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 72 dagen ; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. D.F. Smulders, voorzitter,

en mrs. C. Vogtschmidt en S. Kooij, rechters,

in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1 hij op of omstreeks 23 mei 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer01] een of meerdere malen op/in de arm(en) en/of de hand(en) heeft geslagen en/of gestoken met een riek, althans een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 hij op of omstreeks 23 mei 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02] opzettelijk van het leven te beroven, - die [slachtoffer02] een of meerdere malen op/in het hoofd en/of de rug en/of de schouder(s) en/of de arm(en) heeft geslagen en/of gestoken met (een gedeelte van) een riek, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of - die [slachtoffer02] aan de haren te trekken en/of mee te slepen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 23 mei 2022 te Rotterdam aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderarm en/of een of meerdere verwondingen aan het hoofd, heeft toegebracht door - die [slachtoffer02] een of meerdere malen op/in het hoofd en/of de rug en/of de schouder(s) en/of de arm(en), althans het lichaam, te slaan en/of te steken met (een gedeelte van) een riek, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of - die [slachtoffer02] aan de haren te trekken en/of mee te slepen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature