Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De verdachte wordt beschuldigd van het witwassen van een auto, contant geld , een horloge en twintig telefoons. De verdachte geeft geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst waarschijnlijke verklaring voor de herkomst van de goederen. De rechtbank legt aan de verdachte een taakstraf van 180 uur op en de goederen worden verbeurd verklaard.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/700429-19

Datum uitspraak: 4 januari 2022

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,

raadsvrouw mr. L.A. Sadijeva, advocaat te Rotterdam.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2021.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren

verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen.

4. Waardering van het bewijs

4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat de doorzoeking in de woning van de verdachte onrechtmatig was, aangezien er ruim twee weken zijn verstreken tussen het afgeven van de machtiging tot doorzoeking en de daadwerkelijke doorzoeking van de woning. Dit is een vormverzuim dat moet leiden tot bewijsuitsluiting. Hierdoor is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en moet de verdachte worden vrijgesproken. De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verdachte een verklaring heeft gegeven over de legale herkomst van de goederen. Het openbaar ministerie heeft vervolgens nagelaten om voldoende nader onderzoek te doen, waardoor de legale herkomst van de goederen niet kan worden uitgesloten. Ook dit moet leiden tot vrijspraak van de verdachte.

4.1.2.

Beoordeling

Rechtmatigheid doorzoeking

Op 24 september 2019 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming zal verrichten op het adres [adres verdachte] te Ridderkerk (de woning van de verdachte). De officier van justitie heeft daartoe overgelegd een proces-verbaal van 20 september 2019. Op 27 september 2019 heeft de rechter-commissaris machtiging verleend tot doorzoeken van de woning ter inbeslagneming. Deze doorzoeking heeft vervolgens onder leiding van de rechter-commissaris plaatsgevonden op 8 oktober 2019.

Het enkele feit dat tijd is verstreken tussen de verleende machtiging en de daadwerkelijke doorzoeking, maakt de doorzoeking niet onrechtmatig. Nu voorts niet is gebleken van wijziging in de geschetste omstandigheden die hebben geleid tot de machtiging in de tijd gelegen tussen het verlenen van de machtiging en het doorzoeken van de woning, komt de rechtbank tot het oordeel dat dit evenmin meebrengt dat de doorzoeking onrechtmatig is. Er is dus geen sprake van een vormverzuim.

Verklaring herkomst goederen

Voor een bewezenverklaring van het in artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is vereist dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft. Indien het openbaar ministerie feiten en omstandigheden aandraagt die het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Geeft de verdachte een dergelijke verklaring echter niet, dan zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.

Uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.

Er werd op 25 juni 2019 informatie ontvangen afkomstig van het TCI (Team Criminele Inlichtingen) inhoudende dat onder meer een Colombiaan uit Den Haag gegijzeld was in verband met een mislukte poging tot uithalen van cocaïne op 6 juni 2019 in de Rotterdamse haven. Deze Colombiaan zou in het bezit zijn van een Audi met kenteken [kentekennummer] . Uit onderzoek is gebleken dat met deze Colombiaan mogelijk is bedoeld [naam persoon] .

Uit de registratie bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is gebleken dat [naam persoon] in de periode van 29 december 2017 tot 22 juni 2019 een Audi A6 All road Quattro, voorzien van kenteken [kentekennummer] , op naam had.

Op 22 juni 2019 (om 13:43 uur) is deze Audi volgens de registratie van de RDW op naam gesteld van de verdachte.

Om te achterhalen aan wie de verdachte de betaling heeft verricht voor de Audi werden de bankmutaties van de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner [naam partner verdachte] gevorderd. Uit de verstrekte bankmutaties zijn geen transacties zichtbaar geworden die te maken kunnen hebben met de aankoop van de Audi.

De dagwaarde van de Audi bleek € 44.000, - te zijn.

De verdachte bleek niet over de originele autosleutel van de Audi te beschikken.

De legale inkomstenbronnen van de verdachte en zijn partner bleken niet toereikend te zijn voor een dergelijke uitgave.

Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is in totaal een contant geldbedrag van € 9.815, - aangetroffen op verschillende plaatsen in dozen in de woning van de verdachte. Dit bedrag bestond uit diverse coupures waaronder een briefje van € 500,- en van € 200,-. Tevens werden een Audemars Piquet horloge ter waarde van

€ 45.000,- en 20 BQ Aquarius mobiele telefoons aangetroffen die doorgaans ongeveer €1.200,- per stuk kosten.

Op grond van deze feiten en omstandigheden is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden

van witwassen en onder die omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij

een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft

dat de genoemde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.

De verdachte heeft tijdens het politieverhoor een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. In aanloop naar de zitting heeft de toenmalige advocaat van de verdachte een aantal stukken overgelegd waaruit volgens de verdediging blijkt dat de Audi contant is betaald met geleend geld van de broer van de verdachte en het horloge contant is betaalde met een op 20 januari 2017 uitgekeerd bedrag van de verzekering dat vervolgens in contanten is opgenomen. Het in de woning aangetroffen contante geld betreft volgens de verdediging gespaard geld dat steeds beetje bij beetje overbleef na het al dan niet in contanten betalen van boodschappen/ huishoudelijke uitgaven.

Naar aanleiding deze stukken met toelichting heeft de politie nog een nader onderzoek gedaan naar de huishoudelijke uitgaven. Hieruit blijkt op basis van de legale inkomstenbronnen, het uit de bankgegevens gedestilleerde uitgavenpatroon en berekeningen van het Nibud ten aanzien van de kosten voor voeding voor een gezin van vier personen of meer, dat het niet haalbaar is om een geldbedrag van bijna € 10.000, - over te houden.

De rechtbank acht de verdachte er niet in geslaagd om het witwasvermoeden te ontzenuwen en licht dit als volgt toe.

Ten aanzien van de Audi overweegt de rechtbank dat de verdachte ter zitting op nadere vragen van de rechtbank heeft verklaard niet meer te weten van wie hij de auto en het horloge heeft gekocht, hij herinnert zich alleen dat het een man met een Spaanse achternaam was, dat hij niet de originele sleutel bij de Audi had gekregen en dat hij deze later nog zou krijgen, maar dat dit niet meer is gebeurd. Ook heeft hij verklaard dat hij de Audi én het horloge samen heeft gekocht van dezelfde persoon voor € 40.000, - en dat hij deze als investering had aangeschaft. Met de auto wilde hij eerst nog met zijn gezin met vakantie gaan en deze daarna met winst verkopen en zo het geleende geld terugbetalen aan zijn broer. De verdachte is uiteindelijk niet meer met de auto met vakantie gegaan, omdat het infotainmentsysteem niet meer in de Audi aanwezig was na uitname door de politie. De terugplaatsing hiervan zou tussen de € 2.000, - en € 3.000, - kosten en dit bedrag wilde hij eerst terug ontvangen van de politie zoals hem was toegezegd, aldus de verdachte.

De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte de Audi en het horloge, die gezamenlijk een waarde van bijna € 90.000, - vertegenwoordigen, heeft gekocht met meer dan 50% korting. Dit ook niet wanneer de verkoper, die de verdachte niet persoonlijk kende, snel geld nodig zou hebben gehad. Bovendien is het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte het verzekeringsgeld dat hij op 21 januari 2017 al had opgenomen van zijn bankrekening, heeft bewaard voor specifiek deze investering. Evenmin valt in te zien waarom hij dan zowel de Audi als het horloge aanschaft als hij daar geen geld voor heeft en waarom hij daar een bedrag van ongeveer € 20.000, - voor leent, terwijl hij zelf nog een behoorlijk bedrag aan contanten in zijn woning had liggen. Opmerkelijk is verder dat de verdachte de Audi niet heeft verkocht in de zomer om zijn broer terug te betalen, nu hij er niet meer mee op vakantie is gegaan. Het ontbreken van het infotainmentsysteem heeft gezien het genoemde reparatiebedrag en afgezet tegen de waarde van de Audi immers nauwelijks invloed op de verkoopprijs. In plaats daarvan heeft hij de auto onder zich gehouden. En tot op heden heeft de verdachte zijn broer nog niets terugbetaald, terwijl zijn broer wel in geldnood verkeert volgens de verdachte. Dat maakt ook dat de verklaring dat de verdachte en zijn partner regelmatig geld overhouden van hun boodschappen/ huishoudelijke uitgaven dat vervolgens opzij wordt gelegd als spaarbedrag hoogst onwaarschijnlijk is. Indien de verdachte en zijn partner immers regelmatig grote bedragen overhouden van de boodschappen, dan had de verdachte na twee jaar zijn broer in ieder geval al een gedeelte van het geleende bedrag kunnen terugbetalen. Ten aanzien van het aangetroffen contante geldbedrag wordt nog overwogen dat nu het geld op diverse plaatsen in de woning in dozen is aangetroffen en het bedrag mede bestond uit hoge coupures zoals briefjes van € 500, - en € 200, - en een stapel van € 50, - biljetten, het hoogst onwaarschijnlijk is dat dit overgebleven boodschappengeld/ huishoudgeld zou betreffen. Ten slotte heeft de verdachte over de herkomst van de 20 aangetroffen telefoons ter zitting verklaard dat hij deze had gekocht maar nog niet betaald en ze inmiddels heeft teruggegeven. Deze verklaring is echter onvoldoende concreet en niet verifieerbaar.

Alles overziend, moet worden vastgesteld dat de verklaring die de verdachte heeft afgelegd onvoldoende concreet, hoogst onwaarschijnlijk en niet verifieerbaar is, zodat – bij die stand van zaken- geen andere redelijke aanvaardbare verklaring kan gelden dan dat deze goederen - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn.

4.1.3.

Conclusie

Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij in de periode van 22 juni 2019 tot en met 8 oktober 2019 te Ridderkerk, althans in Nederland, meerdere voorwerpen, te weten

- een Audi A6 All Road Quattro (kenteken: [kentekennummer] ) en- een geldbedrag van 9.815 euro en

- een horloge (merk: Audemars Piquet) en

- twintig telefoons,

heeft verworven, voorhanden gehad en hiervan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren van enig misdrijf.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen in cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5. Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

witwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straffen

7.1.

Algemene overweging

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straffen zijn gebaseerd

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een auto, een contant geldbedrag ter waarde van € 9.815, -, een horloge en twintig telefoons. Witwassen is een ernstig misdrijf waardoor de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 30 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Op 27 juni 2019 is de verdachte door de politie gehoord en heeft de politie een onderzoek naar hem ingesteld door onder meer camerabeelden van de verdachte op te vragen. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.

Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.

Tussen 27 juni 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee en een half jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaren, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van zes maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de op te leggen straf.

In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank gezien de ernst van het feit een gevangenisstraf hebben opgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank echter afzien van een gevangenisstraf en de verdachte een forse taakstraf opleggen.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8. In beslag genomen voorwerpen

8.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan de verdachte.

8.2.

Beoordeling

De volgende inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard:

1 stk personenauto Audi Quattro zwart, kenteken [kentekennummer] ;

1 stk Audi autosleutel;

1 stk horloge Audemars Piquet;

geldbedrag 9.795 euro. De rechtbank gaat ervan uit dat de 265 euro op de beslaglijst een onjuist bedrag betreft. Uit het proces-verbaal van de doorzoeking ter in beslagneming blijkt immers dat een bedrag van 9.795 euro in beslag is genomen.

De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De verdachte kan de voorwerpen ten eigen bate aanwenden en de voorwerpen zijn door middel van het strafbare feit verkregen.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 420bis van het Wetboek van Strafrecht .

10. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11. Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt;

verklaart verbeurd als bijkomende straf:

1 stk personenauto Audi Quattro zwart, kenteken [kentekennummer] ;

1 stk Audi autosleutel;

1 stk horloge Audemars Piquet;

geldbedrag, 9.795 euro.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,

en mrs. K. Bakker en P.E. van Althuis, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 8 oktober 2019 te Ridderkerk, althans in Nederland, een of meerdere voorwerpen, te weten

- een Audi A6 All Road Quattro (kenteken: [kentekennummer] ) en/of

- een geldbedrag van (ongeveer) 10.045 euro en/of

- een horloge (merk: Audemars Piquet) en/of

- twintig (zogenaamde) PGP telefoons,

heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt van voornoemde voorwerpen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was van enig misdrijf.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature