Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Huurovereenkomst woonruimte, gebreken, toegang tot het gehuurde

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8921176 CV20-45328

uitspraak: 6 augustus 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,

eiseres in conventie, verweerster in reconventie,

gemachtigde: mr. P.J. de Bruin,

tegen

[persoon B] ,

wonende te [woonplaats B] ,

gedaagde in conventie, eiser in reconventie,

die zelf procedeert.

Partijen worden hierna aangeduid als [persoon A] en [persoon B] .

1. Het verloop van de procedure

1.1

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

het exploot van dagvaarding van 30 november 2020, met producties;

de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;

het tussenvonnis van 4 januari 2021 waarin een mondelinge behandeling (via Skype ) is bepaald;

de akte in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met productie;

de akte van [persoon B] ;

de akte houdende vermeerdering van eis in conventie;

de akte houdende vermeerdering van eis in conventie;

de antwoordakte in conventie.

1.2

De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.

2.1

[persoon A] huurt sinds 15 juli 2009 van [persoon B] de woonruimte gelegen te Rotterdam aan het adres [adres] . De huurprijs bedraagt € 420,50 en de bijkomende kosten bedragen € 169,14.

2.2

Het gehuurde bevindt zich op de tweede en derde verdieping van een pand dat bestaat uit meerdere woonlagen. Naast het gehuurde bevindt zich op de tweede verdieping nog een appartement van een andere bewoner en een ruimte waarin de centrale verwarmingsinstallatie staat. Deze installatie levert warmte en warm water aan alle appartementen in het pand. Ieder appartement heeft daarnaast een eigen close-in boiler voor warm water voor de keuken. In het pand is één centrale gas- en elektriciteitsmeter en één watermeter. Deze bevinden zich in het gehuurde.

2.3

Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte vastgesteld op 30 juli 2003 en gedeponeerd op 31 juli 2003 bij de griffie van de rechtbank Den Haag en ingeschreven onder nummer 74/2003 (hierna: ‘de Algemene Bepalingen’) van toepassing.

3. Het geschil in conventie en in reconventie

In conventie

in de hoofdzaak

3.1

[persoon A] heeft, na vermeerdering van eis, gevorderd - verkort weergegeven - bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om

[persoon B] te veroordelen tot het verstrekken van gespecificeerde jaarafrekeningen vanaf 2015 tot en met 2019, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te veroordelen tot het aanbrengen van een brievenbus aan de buitenkant van de woning, onder oplegging van een dwangsom;

een contactregeling tussen partijen vast te stellen en te bepalen dat de kosten van op initiatief van [persoon B] te leggen contacten via een derde verlopen op kosten van [persoon B] ;

een regeling vast te stellen voor het melden van gebreken en de wijze waarop die hersteld dienen te worden en te bepalen dat gebreken door een deskundige aannemer, monteur of andere deskundige dienen te worden onderzocht en opgelost;

[persoon B] te veroordelen tot betaling van een immateriële schadevergoeding van

€ 5.000,00;

[persoon B] te gebieden een monteur te sturen voor het instellen van de CV voor een ononderbroken levering van warmte en warm water, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te gebieden de verlichting in het trappenhuis te repareren, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te veroordelen tot terugbetaling van € 1.032,33 aan te veel betaalde service- en bijkomende kosten, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten;

[persoon B] te verbieden rechtstreeks contact te hebben met [persoon A] totdat bindende afspraken zijn gemaakt over de wijze en momenten van contact, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te gebieden om, in afwachting van een definitieve regeling, alle contacten via de raadsman van [persoon A] te laten verlopen, op kosten [persoon B] ;

[persoon B] te verbieden zonder toestemming van [persoon A] de woning te betreden, uitgezonderd noodsituaties, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon A] te machtigen om de wasmachine te laten onderzoeken op kosten van [persoon B] en [persoon B] te veroordelen tot betaling van de kosten als de wasmachine buiten toedoen van [persoon A] kapot is gegaan;

[persoon B] te veroordelen tot afgifte van de sleutels van de woning aan [persoon A] en [persoon B] te verbieden hiervan een kopie te maken;

[persoon B] te veroordelen de provider toegang te verlenen tot de twee slimme meters voor het aflezen van de meterstanden, dan wel om Stedin opdracht te geven tot het laten verplaatsen van de meters naar de ruimte waarin de CV staat, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te veroordelen een installatiebedrijf opdracht te geven tot het laten verplaatsen van de afsluitkraan van de warmwater – en warmteleveringsleidingen naar het appartement van [persoon A] , onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te veroordelen in de proceskosten in de voorlopige voorziening en in de hoofdzaak te vermeerderen met de nakosten.

In de voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv

3.2

[persoon A] heeft bij wege van een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) gevorderd – verkort weergegeven - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:

[persoon B] te gebieden een monteur te sturen voor het instellen van de CV voor een ononderbroken warmte en warmwaterlevering, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te gebieden de verlichting in het trappenhuis te repareren, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te veroordelen tot betaling van € 1.032,33 aan te veel betaalde service- en bijkomende kosten, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten;

[persoon B] te verbieden rechtstreeks contact te hebben met [persoon A] totdat bindende afspraken zijn gemaakt over de wijze en momenten van contact, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon B] te gebieden om, zolang geen definitieve regeling is getroffen, alle contacten via de raadsman van [persoon A] te laten verlopen op kosten van [persoon B] (€ 25,- per contact);

[persoon B] te verbieden zonder toestemming van [persoon A] de woning te betreden, uitgezonderd noodsituaties, onder oplegging van een dwangsom;

[persoon A] te machtigen de wasmachine te laten onderzoeken op kosten van [persoon B] , en [persoon B] te veroordelen tot betaling van de reparatiekosten als de wasmachine buiten toedoen van [persoon A] kapot is gegaan.

3.3

[persoon A] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [persoon B] is gehouden tot nakoming van zijn verbintenissen voortvloeiend uit de huurovereenkomst. [persoon B] is als verhuurder verplicht tot herstel van de gebreken en het verschaffen van een rustig en ongestoord woongenot. Aan het gevorderde contact- en toegangsverbod en de gevorderde contact- en meldingsregeling legt [persoon A] ten grondslag dat [persoon B] verplicht is haar een ongestoord woongenot te verschaffen. Omdat [persoon B] is tekortgeschoten in zijn verbintenis tot het verschaffen van een ongestoord woongenot en het verhelpen van gebreken heeft [persoon A] recht op immateriële schadevergoeding. Tot slot is [persoon B] verplicht deugdelijke jaarafrekeningen te verstrekken en tot terugbetaling van het bedrag dat door [persoon A] te veel is betaald.

3.4

[persoon B] heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen en de gevorderde voorlopige voorzieningen.

In reconventie

3.5

[persoon B] heeft gevorderd - samengevat weergegeven - bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om [persoon A] te veroordelen om [persoon B] overeenkomstig het bepaalde in de huurovereenkomst toegang te verlenen tot het gehuurde en om zich te onthouden van smaad en laster ten aanzien van [persoon B] , onder oplegging van een dwangsom;

3.6

[persoon B] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [persoon A] gehouden is tot nakoming van haar verbintenissen uit de huurovereenkomst. [persoon A] is op grond van de huurovereenkomst en de daarvan deel uitmakende Algemene Bepalingen verplicht om hem toegang te verschaffen tot de woning voor het opnemen van de standen van de gas- en elektriciteitsmeter.

3.7

[persoon A] heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.

3.8

Op de standpunten van partijen wordt - voor zover voor de beoordeling van belang - hierna nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1

Deze zaak gaat - kort samengevat - over de vraag of sprake is van gebreken aan het gehuurde (aantasting woongenot, recht op privacy en enkele materiele gebreken) die volgens [persoon A] door [persoon B] moeten worden verholpen. Ook gaat het om de vraag of sprake is van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige gedraging van [persoon B] tegenover [persoon A] en wat [persoon A] als huurder moet dulden.

4.2

De kantonrechter stelt het volgende voorop. Een verhuurder moet aan een huurder het genot verschaffen dat deze op grond van de huurovereenkomst van de gehuurde zaak mag verwachten. Deze verplichting houdt onder meer in dat de verhuurder het gehuurde moet onderhouden en dat hij zich moet onthouden van stoornissen, inbreuken op privacy en andere gedragingen die de huurder in het genot van het gehuurde (kunnen) belemmeren. Een verhuurder mag het gehuurde niet zonder toestemming van de huurder betreden, behalve in noodgevallen. Een huurder zal in bepaalde gevallen moeten toestaan dat een verhuurder het gehuurde betreedt. Zo moet de huurder de verhuurder tot het gehuurde toelaten om dringende werkzaamheden aan het gehuurde uit te voeren en zal hij de verhuurder in dat kader ook gelegenheid moeten bieden om op te nemen of, en zo ja, welke dringende werkzaamheden moeten worden verricht. Verder zal de huurder de verhuurder moeten toelaten om uitvoering te kunnen geven aan de in artikel 7:206 BW neergelegde verplichting om op verlangen van de huurder gebreken te verhelpen.

4.3

De verhuurder is verplicht gebreken aan het gehuurde te verhelpen. Dat geldt niet voor kleine herstellingen die door de huurder moeten worden hersteld of gebreken die zijn ontstaan als gevolg van een handelen of nalaten door de huurder waarvoor deze zelf aansprakelijk is. Een gebrek is een staat of eigenschap van het gehuurde of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mocht verwachten van een goed onderhouden zaak van dezelfde soort.

In conventie

In de hoofdzaak

Toegangsverbod

4.4

[persoon A] vordert een toegangsverbod voor [persoon B] . Zij stelt dat [persoon B] het gehuurde zonder toestemming heeft betreden. [persoon B] ontkent dat hij de woning ooit zonder toestemming van [persoon A] heeft betreden. Hij heeft in dat verband verwezen naar verschillende overgelegde e-mailberichten waaruit blijkt dat hij vóór het betreden van het gehuurde voor onderhoudswerkzaamheden of reparaties steeds van tevoren overleg heeft gehad met [persoon A] .

4.5

[persoon A] heeft alleen in algemene zin gesteld dat ze van buren heeft gehoord dat zij [persoon B] regelmatig in het gehuurde hebben gehoord. Zij heeft niet concreet gesteld wanneer dat was en ook heeft [persoon A] geen verklaringen van de betreffende buren of andere stukken overgelegd waarop zij haar stelling dat [persoon B] in het gehuurde is geweest, baseert. Dit had wel op haar weg gelegen. [persoon A] heeft daarom onvoldoende onderbouwd dat [persoon B] de woning zonder toestemming van [persoon A] heeft betreden, zodat dit niet vaststaat. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat [persoon B] zijn verplichting tot het verschaffen van een rustig woongenot heeft geschonden. Geen aanleiding bestaat om te vrezen dat [persoon B] dit in de toekomst zal doen. Een grond voor toewijzing van het gevorderde verbod ontbreekt daarom.

Regeling voor melden en herstel gebreken

4.6

[persoon A] vordert vaststelling van een regeling voor het melden en herstel van gebreken. Zoals hiervoor is overwogen kan [persoon B] zijn verplichting tot herstel van gebreken alleen nakomen als [persoon A] hem toegang verleent tot het gehuurde. Als [persoon A] herstel van gebreken verlangt zal zij hem daarom moeten toelaten tot het gehuurde. Dat volgt ook uit de Algemene Bepalingen waarin in artikel 11 is bepaald dat [persoon B] recht op toegang heeft tot het gehuurde voor het verrichten van inspectie en het in die bepalingen genoemde onderhoud. Als onweersproken staat vast dat [persoon B] steeds van tevoren aan [persoon A] om toestemming heeft gevraagd voor het betreden van het gehuurde voor het verhelpen van gebreken. Van een inbreuk op de privacy of het rustig woongenot is dus geen sprake. Dat zou anders kunnen zijn indien [persoon B] de hem gegeven bevoegdheid zou misbruiken door deze uitsluitend aan te wenden om [persoon A] lastig te vallen of voor andere doeleinden te gebruiken, of dat hij [persoon A] onheus bejegent. Uit de algemene en niet nader onderbouwde stellingen van [persoon A] kan niet worden afgeleid dat daarvan sprake is.

4.8

[persoon B] is, anders dan [persoon A] stelt, niet verplicht de herstelwerkzaamheden door een derde te laten uitvoeren. Het staat hem vrij na ontvangst van een melding van [persoon A] (eerst) zelf het gemelde gebrek op te nemen en als het een gebrek betreft waarvoor hij verantwoordelijk is dit, indien mogelijk, zelf te verhelpen. [persoon A] dient hem hiervoor toegang te verlenen.

4.9

Op basis van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat de wijze waarop [persoon B] is omgegaan met een melding van een gebrek en het verhelpen daarvan is aan te merken als een (ontoelaatbare) aantasting van het recht van [persoon A] op een rustig woongenot. Er bestaat ook geen aanleiding daarvoor te vrezen. Een grond voor toewijzing van de gevorderde vaststelling van een regeling voor het melden en herstellen van gebreken ontbreekt daarom. De vordering zal worden afgewezen.

Afgifte sleutel

4.10

Het enkele feit dat [persoon B] een sleutel bezit betekent niet dat [persoon A] wordt gestoord in haar woongenot of dat een inbreuk wordt gemaakt op haar privacy. Andere feiten of omstandigheden die tot dat oordeel zouden nopen heeft [persoon A] niet aangevoerd. Zoals hiervoor is overwogen, is niet vast komen te staan dat [persoon B] het gehuurde zonder toestemming van [persoon A] heeft betreden. Een grond voor de gevorderde afgifte van de sleutel ontbreekt daarom. De vordering zal worden afgewezen

Contactverbod en - regeling

4.11

[persoon A] vordert vaststelling van een contactregeling, een contactverbod voor [persoon B] , en ook een gebod om de communicatie uitsluitend via de gemachtigde van [persoon A] te laten verlopen, op kosten van [persoon B] .

4.12

Een contactverbod kan gerechtvaardigd zijn als de gedragingen van [persoon B] strijdig zijn met zijn verplichting om een rustig woongenot te verschaffen dan wel onrechtmatig zijn omdat zij een (bestaande of dreigende) (ontoelaatbare) inbreuk vormen op de persoonlijke levenssfeer van [persoon A] . Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. [persoon A] stelt enkel in algemene zin dat [persoon B] haar onheus bejegent, lastigvalt en druk op haar uitoefent. [persoon B] heeft dit gemotiveerd betwist en heeft onder meer verwezen naar de door hem overgelegde e-mailwisselingen tussen partijen. Uit die e-mailberichten kan worden afgeleid dat hij een voorgenomen bezoek steeds tijdig van tevoren en correct met [persoon A] afstemt. [persoon A] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. [persoon A] heeft ook niet nader geconcretiseerd of met stukken onderbouwd waaruit de gestelde onheuse bejegening, het lastigvallen of de gestelde druk uitoefening door [persoon B] blijkt. Dit is daarom niet vast komen te staan.

4.13

Het gevorderde contactverbod zal daarom worden afgewezen. Voor het vaststellen van de gevorderde contactregeling bestaat vanwege het voorgaande ook geen aanleiding. Als [persoon A] via haar gemachtigde met [persoon B] wil communiceren is dat haar keuze. [persoon B] is niet gehouden de kosten daarvan te vergoeden.

Verlichting trapportaal

4.14

[persoon A] vordert dat [persoon B] wordt veroordeeld de verlichting op de overloop te repareren. [persoon B] heeft betwist dat de verlichting kapot is. Volgens [persoon B] is in het trapportaal en de trapopgang permanente verlichting aanwezig en hoeft [persoon A] – anders dan zij stelt – niet in het donker de trap op. Gelet op de gemotiveerde betwisting ligt het op de weg van [persoon A] om haar stelling dat de verlichting kapot is of niet goed functioneert nader te onderbouwen. Dat heeft [persoon A] niet gedaan, zodat zij haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Aan de vraag of sprake is van een gebrek dat [persoon B] als verhuurder dient te herstellen, wordt daarom niet toegekomen. De vordering wordt afgewezen.

Verwarming en warm water

4.15

[persoon A] stelt dat de centrale verwarmingsinstallatie niet goed functioneert omdat onregelmatig warmte en warm water wordt geleverd. Zij vordert dat [persoon B] een monteur stuurt om de CV in te stellen. Voorts vordert [persoon A] dat de afsluitkraan van de warmwater- en warmteleveringsleidingen zal worden verplaatst naar het gehuurde.

4.16

Een niet goed functionerende centrale verwarmingsinstallatie waardoor storingen zijn in de warmte- en warmwaterlevering, kan worden aangemerkt als een gebrek. [persoon A] mag namelijk van het gehuurde verwachten dat sprake is van een ononderbroken levering van warmte en warm water. [persoon B] heeft de gestelde problemen in de levering van warmte en warm water gemotiveerd betwist. [persoon B] heeft daartoe aangevoerd dat de centrale verwarmingsinstallatie aan alle appartementen warmte en warm water levert en dat andere huurders geen problemen hebben gemeld. [persoon B] heeft in december 2020 op drie dagen onderzoek verricht en geconstateerd dat de leidingen op alle dagen warm waren. Op de individuele meter voor warmtelevering en warmwaterlevering van het gehuurde was voorts te zien dat 290 liter warm water aan de badkamer van [persoon A] is geleverd en 82 KwH warmte. Verder heeft [persoon B] aangevoerd dat hij op een van de dagen waarop [persoon A] beweert geen warmte te hebben gehad, heeft geconstateerd dat de ramen open stonden. Tot slot heeft [persoon B] aangevoerd dat hij na ontvangst van de dagvaarding aan de gemachtigde van [persoon A] heeft verzocht om de centrale verwarmingsinstallatie te mogen controleren, maar dat [persoon A] dit heeft geweigerd.

4.17

[persoon A] heeft haar stelling dat de centrale verwarmingsinstallatie niet functioneert niet nader onderbouwd. Zij heeft volstaan met de stelling dat de warmte- en warmwaterlevering onregelmatig is. [persoon A] heeft geen inzicht gegeven in hoe vaak en op welke data en tijdstippen dit voorkomt. Uit haar stellingen en de overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat zij al vaker melding heeft gemaakt van het probleem. Ook ontbreken verklaringen van de andere huurders die zijn aangesloten op dezelfde centrale verwarmingsinstallatie, waaruit blijkt dat zij ook problemen ervaren. Verder is [persoon A] niet ingegaan op het argument van [persoon B] dat hij bij onderzoek op meerdere dagen in december 2020 geen storingen heeft geconstateerd en dat uit de meterstanden op dat moment kon worden afgeleid dat gewoon warmte en warm water werd geleverd aan het gehuurde. [persoon A] heeft niet weersproken dat op een van de dagen waarop zij stelt geen warmtelevering te hebben gehad, haar ramen openstonden. Tot slot heeft [persoon A] niet gereageerd op de opmerking van [persoon B] dat hij naar aanleiding van haar stellingen in de dagvaarding aan [persoon A] heeft gevraagd het gestelde probleem op te mogen nemen en dat zij dat heeft geweigerd.

4.18

Aangezien [persoon A] haar stellingen niet nader heeft onderbouwd, zijn de gestelde problemen in de warmte- en warmwaterlevering niet komen vast te staan. Daarom bestaat geen grond voor toewijzing van de vordering om een monteur te sturen voor het instellen van de centrale verwarmingsinstallatie.

4.19

Voor de gevorderde verplaatsing van de afsluitkraan naar het appartement van [persoon A] bestaat gelet op wat hiervoor is overwogen ook geen grond. [persoon A] heeft bovendien geen enkele onderbouwing gegeven voor de - gemotiveerd weersproken - bewering dat [persoon B] zou spelen met de verstrekking van warmte en warm water.

Brievenbus

4.20

De vordering tot het aanbrengen van een brievenbus voor [persoon A] zal worden afgewezen. Het ontbreken van een eigen brievenbus vormt geen gebrek. [persoon A] wist bij het aangaan van de huurovereenkomst dat het gehuurde niet beschikte over een eigen, maar een gezamenlijke brievenbus en zij heeft dit geaccepteerd. Het niet beschikken over een eigen brievenbus staat ook niet in de weg aan het normale gebruik van het gehuurde. Op grond van de huurovereenkomst en de wettelijke bepalingen bestaat daarom geen verplichting voor [persoon B] alsnog een eigen brievenbus voor [persoon A] aan te brengen.

Wasmachine

4.21

De kantonrechter begrijpt dat [persoon B] de gestelde problemen met de wasmachine - bij gebrek aan wetenschap - niet betwist. [persoon B] stelt zich op het standpunt dat hij in de gelegenheid dient te worden gesteld het probleem op te nemen en te beoordelen of dit gebrek voor rekening van [persoon A] komt en als dat niet het geval is, hij dit zelf kan repareren, of dat reparatie door een monteur dan wel vervanging nodig is. [persoon B] heeft [persoon A] verzocht hem hiertoe in de gelegenheid te stellen, maar dat heeft zij geweigerd.

4.22

Op basis van de stellingen van [persoon A] kan niet worden beoordeeld of het probleem aan de wasmachine een gebrek betreft dat [persoon B] moet verhelpen of dat het een kleine herstelling betreft waarvoor [persoon A] zelf verantwoordelijk is dan wel door haar zelf is veroorzaakt. Als en voor zover het een gebrek is dat door [persoon B] dient te worden verholpen, dient [persoon A] [persoon B] hiertoe in de gelegenheid te stellen. Dat houdt ook in dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld het probleem op te nemen en te beoordelen of hij dit zelf kan herstellen of dat hiervoor een monteur wordt ingeschakeld of tot vervanging van de wasmachine wordt overgegaan. Daarom bestaat geen grond voor toewijzing van de gevorderde machtiging voor het inschakelen van een monteur.

Toegang provider of verplaatsen gas- en elektriciteitsmeter

4.23

[persoon A] vordert dat [persoon B] wordt veroordeeld om de provider toegang te verlenen voor het aflezen van de meterstanden op de slimme meters dan wel om de gas- en elektriciteitsmeter buiten het gehuurde te laten verplaatsen. [persoon A] stelt dat [persoon B] door het opnemen van de meterstanden inbreuk maakt op haar rustig woongenot dan wel haar privacy. [persoon B] bestrijdt dit. [persoon B] heeft aangevoerd dat hij wettelijk verplicht is om jaarlijks de meterstanden door te geven aan de provider en dat [persoon A] hem op grond van de huurovereenkomst hiervoor dient toe te laten tot het gehuurde. De provider heeft toestemming om de slimme meters af te lezen, maar die functioneren niet. [persoon B] dient daarom de meterstanden zelf door te geven.

4.24

De vorderingen van [persoon A] worden afgewezen. [persoon A] heeft niet gesteld op grond waarvan [persoon B] verplicht is om de provider toestemming te verlenen voor het aflezen van de slimme meters. Als en voor zover die verplichting al zou worden aangenomen, dan geldt dat [persoon A] haar stelling dat [persoon B] die toestemming niet heeft verleend niet heeft onderbouwd. [persoon B] heeft daarentegen een screenshot van zijn account bij Greenchoice overgelegd waaruit blijkt dat die toestemming al is verleend.

4.25

Ook voor het verplaatsen van de gas- en elektriciteitsmeter ontbreekt een grondslag. Het feit dat de meters zich in het gehuurde bevinden kwalificeert niet als een gebrek. Het eenmaal per jaar betreden van het gehuurde voor het opnemen van de meterstanden vormt ook geen inbreuk op het woonrecht van [persoon A] . In de huurovereenkomst is expliciet bepaald dat [persoon A] [persoon B] hiervoor toegang dient te verlenen. Er bestaat gelet op de vaststaande feiten geen aanleiding om te oordelen dat [persoon B] misbruik maakt van deze bevoegdheid dan wel dat een beroep op deze bepaling in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Schadevergoeding

4.26

[persoon A] vordert (immateriële) schadevergoeding omdat zij niet het ongestoord genot van het gehuurde heeft gehad door de gedragingen van [persoon B] en omdat [persoon B] is tekortgeschoten in zijn verplichting tot herstel van gebreken. Zoals hiervoor is overwogen is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen door [persoon B] dan wel een onrechtmatige gedraging geen sprake, zodat een grond voor toekenning van schadevergoeding ontbreekt. Voor schadevergoeding op grond van artikel 7:208 BW bestaat evenmin grond omdat hiervoor is geoordeeld dat geen sprake is van gebreken. De vordering van [persoon A] zal daarom worden afgewezen.

Jaarafrekeningen bijkomende- en servicekosten

4.27

[persoon A] vordert jaarafrekeningen over 2015 tot en met 2020 van de bijkomende- en servicekosten. Als onweersproken staat vast dat [persoon B] de jaarafrekeningen over de periode maart 2015 tot en met juni 2020 op 13 juli 2020 aan [persoon A] heeft verstrekt.

[persoon A] stelt zich op het standpunt dat de afrekeningen niet gespecificeerd zijn en daardoor onduidelijk is of deze klopt. Op de overgelegde jaarafrekeningen staan verschillende kostensoorten met vermelding van tarieven, al naar gelang het gebruik. [persoon A] heeft, hoewel daarnaar tijdens de zitting is gevraagd, niet toegelicht op welke onderdelen de afrekening onduidelijk is of niet voldoet aan de daaraan gestelde voorwaarden. Ook heeft [persoon A] niet weersproken dat zij na ontvangst van de afrekeningen aan [persoon B] geen concrete vragen heeft gesteld of nadere toelichting of onderbouwing heeft gevraagd. Tot slot heeft [persoon A] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de jaarafrekeningen ook zijn voorgelegd aan de Huurcommissie en dat deze in orde zijn bevonden.

4.28

Vanwege het voorgaande is voor toewijzing van de vordering geen plaats.

4.29

[persoon B] heeft erkend dat [persoon A] € 1.032,33 te veel heeft betaald aan service- en bijkomende kosten. [persoon B] moet dit bedrag terugbetalen. De vordering zal worden toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat niet is gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.

In de voorlopige voorziening 223 Rv

4.30

Omdat in de hoofdzaak einduitspraak wordt gedaan heeft [persoon A] geen belang meer bij de gevorderde voorlopige voorzieningen. Deze hoeven dus niet meer behandeld te worden.

In reconventie

Toegang tot het gehuurde

4.31

[persoon B] vordert dat [persoon A] wordt veroordeeld om hem overeenkomstig het bepaalde in de huurovereenkomst toegang tot het gehuurde te verlenen als daartoe aanleiding is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [persoon B] , gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen en beslist, geen belang meer bij deze, overigens ook te algemeen geformuleerde vordering. De vordering zal daarom worden afgewezen.

Onthouden van smaad en laster

4.32

[persoon B] vordert een gebod van [persoon A] om zich te onthouden van smaad en laster. [persoon B] stelt dat hij door de uitlatingen van [persoon A] is aangetast in zijn eer en goede naam. Volgens [persoon B] heeft [persoon A] zich bij verschillende instanties beklaagd dat [persoon B] haar zou intimideren, post zou ontvreemden, het gehuurde zonder toestemming zou betreden, dat sprake zou zijn van ernstige lekkages en het ontbreken van verwarming. [persoon A] bestrijdt dat zij zich onrechtmatig heeft gedragen. Volgens [persoon A] staat het haar vrij om in procedures en contacten met instanties mededelingen te doen over het gehuurde en de relatie met de verhuurder.

4.33

Beoordeeld moet worden of de uitlatingen van [persoon A] onrechtmatig zijn tegenover [persoon B] . Voor de vraag of een uitlating tegenover een ander onrechtmatig is, kan van belang zijn of de uitlating wordt ondersteund door op dat moment bekende feiten. Als het gaat om een waardeoordeel is minder relevant of dit oordeel wordt ondersteund met feiten. Een waardeoordeel kan namelijk in beginsel niet als waar of onwaar worden aangemerkt en kan dus ook niet bewezen worden.

4.34

Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de uitlatingen van [persoon A] in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig. De door [persoon A] gedane uitlatingen moeten worden beoordeeld in het licht van een al langer bestaande discussie tussen partijen over de wederzijdse rechten en verplichtingen als huurder en verhuurder, waarbij [persoon A] zich op het standpunt stelt dat [persoon B] zijn verplichtingen niet nakomt en inbreuk maakt op haar rechten. [persoon A] heeft zich in dat verband tot bepaalde instanties gewend met klachten over het gehuurde en de relatie met [persoon B] als verhuurder. Dat is in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig. Dat zou anders kunnen zijn als de uitlatingen van [persoon A] evident onjuist waren en dat zij dit wist of redelijkerwijze had behoren te weten of dat zij deze uitlatingen enkel heeft gedaan om [persoon B] in een kwaad daglicht te stellen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken.

4.35

De vordering zal daarom worden afgewezen. De kantonrechter gaat er wel van uit dat [persoon A] , gelet op wat in dit vonnis is overwogen en beslist, de geuite beschuldigingen aan het adres van [persoon B] niet zal herhalen.

Proceskosten in conventie en in reconventie

4.36

Aangezien [persoon A] in conventie in overwegende mate in het ongelijk is gesteld

zal zij in de kosten van de procedure in conventie worden veroordeeld. Omdat [persoon B] procedeert zonder gemachtigde en geen reis- of verblijfkosten heeft opgegeven worden de kosten bepaald op nihil. [persoon B] wordt in reconventie in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten. Aangezien in reconventie geen stukken zijn gewisseld die uitsluitend daarop betrekking hebben en één mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, zullen de kosten in de reconventie worden begroot op nihil.

5. De beslissing

De kantonrechter:

in conventie

in de hoofdzaak

veroordeelt [persoon B] om aan [persoon A] te betalen € 1.032,33 aan te veel betaalde service- en bijkomende kosten;

in de voorlopige voorziening

bepaalt dat de vorderingen niet zullen worden behandeld;

veroordeelt [persoon A] in de kosten van de procedure aan de zijde van [persoon B] , die worden vastgesteld op nihil;

in reconventie

wijst de vorderingen af;

veroordeelt [persoon B] in de kosten van de procedure aan de zijde van [persoon A] , die worden vastgesteld op nihil;

verklaart dit vonnis ten aanzien van de hierin opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.K Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

34650

artikel 7:203 en 7:204 Burgerlijk Wetboek (hierna ‘BW’)

artikel 7:220 lid 1 BW

artikelen 7:204 en 7:206 BW

artikel 3:13 BW

artikel 6:248 BW

artikel 6:259 BW

Zie onder meer EHRM 20 maart 2018, nr. 45791/13


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature