U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Echtscheiding . Verschillende zorgregeling voor minderjarigen. Deel beschikking gericht aan minderjarige.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team familie

zaaknummers / rekestnummers: C/10/588983 / FA RK 19-11447 en C/10/603845 / FA RK 20-6914

Beschikking van 23 april 2021 betreffende de echtscheiding met nevenvoorzieningen

in de zaak van:

[naam vrouw] , de vrouw,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat mr. M.C. Reichmann te Amsterdam,

t e g e n

[naam man] , de man,

wonende te [woonplaats man] ,

advocaat mr. F. Oirbans te Rotterdam.

Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2021 (C/10/610361 / JE RK 20-3575) is als bijzondere curator benoemd:

mr. D.S. Lösing, kantoorhoudende te Rotterdam, hierna: de bijzondere curator.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 30 december 2019;

het verweerschrift tevens zelfstandig verzoeken met bijlagen, ingekomen op 23 april 2019;

het verweerschrift op de zelfstandig verzoeken;

de brief van de raad van 5 augustus 2020;

de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 10 augustus 2020;

de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 28 augustus 2020;

de brief met bijlagen van de zijde van de man van 10 september 2020;

het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken tevens aanvullend verzoek, ingekomen op 17 februari 2021;

het verweerschrift op het aanvullend verzoek met bijlagen van de zijde van de man;

de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 3 maart 2021;

het verslag van bevindingen van de bijzondere curator van 8 maart 2021;

de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 10 maart 2021.

1.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 maart 2021. Daarbij zijn verschenen:

de vrouw met haar advocaten mr. M.C. Reichmann en mr. C.C.A. Ouwens;

de man met zijn advocaten mr. M.F. Hofman en mr. M.C.G. Stut;

de bijzondere curator;

Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] ;

de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 3] .

1.3.

Tijdens de mondelinge behandeling is door mr. Reichmann een pleitnotitie overgelegd en door mr. Ouwens een productie.

2. De beoordeling

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd te Rotterdam op 15 november 2007.

2.2.

De minderjarige kinderen van partijen zijn:

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2010 te [geboorteplaats minderjarige 2] .

2.3.

Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de ouders.

2.4.

Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2020 zijn de minderjarigen met ingang van 9 juli 2020 tot 9 juli 2021 onder toezicht gesteld van de GI. Daarbij is bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig als volgt zal zijn:

de minderjarigen zullen om de week van woensdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijven;

de minderjarigen zullen tijdens de zomervakantie van 2020 van maandag 20 juli 2020 om 10:00 uur tot zondag 26 juli 2020 om 19:00 uur en van maandag 10 augustus 2020 om 10:00 uur tot zondag 16 augustus om 19:00 uur bij de man verblijven.

2.5.

Bij beschikking van 22 januari 2021 is bovengenoemde zorgregeling gewijzigd, in die zin dat:

[voornaam minderjarige 1] zeven dagen per week bij de vader en zeven dagen per week bij de moeder verblijft;

de schoolvakanties bij helfte zullen worden verdeeld;

de volgende regeling zal gelden voor andere belangrijke data:

- op Moederdag verblijven de kinderen bij de moeder, ook als die dag valt op een dag dat de kinderen bij de vader zouden zijn;

- op Vaderdag verblijven de kinderen bij de vader, ook als die valt op een dag dat de kinderen bij de moeder zouden zijn;

- de verjaardagen van de kinderen worden om en om bij de andere ouder gevierd;

- op de verjaardag van de moeder verblijven de kinderen bij de moeder, ook als die dag valt op een dag dat de kinderen bij de vader zouden zijn;

- op de verjaardag van de vader verblijven de kinderen bij de vader, ook als die dag valt dat de kinderen bij de moeder zouden zijn.

2.6.

De bij beschikking van 7 juli 2020 bepaalde zorgregeling is voor het overige gehandhaafd.

2.7.

Partijen hebben beiden zowel de Nederlandse als de Spaanse nationaliteit. De vrouw heeft daarnaast de Peruaanse nationaliteit.

2.8.

De volgende verzoeken zijn aan de rechtbank ter beoordeling voorgelegd:

echtscheiding;

gezag over de minderjarigen;

benoeming van een bijzondere curator op grond van artikel 1:250 BW ;

hoofdverblijfplaats van de minderjarigen;

zorgregeling met de minderjarigen;

onderhoudsbijdragen;

gebruiksvergoeding;

verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en een vergoedingsrecht in dat kader;

vernietiging van de wijzigingsakte huwelijkse voorwaarden en de afwikkeling daarvan.

2.9.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn de verzoeken ten aanzien van het gezag

en de benoeming van een bijzondere curator door de vrouw respectievelijk door de man

ingetrokken, zodat deze verzoeken zullen worden afgewezen.

2.10.

De oudste minderjarige, [voornaam minderjarige 1] , dient gelet op zijn leeftijd op grond van artikel 809 Rv in de gelegenheid te worden gesteld zijn mening te geven over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. De rechtbank ziet daar echter om de volgende redenen vanaf. Er zijn al enige tijd verschillende hulpverleners bij de minderjarigen betrokken, in het kader waarvan zij reeds meerdere malen hun verhaal hebben gedaan. Daarnaast heeft de bijzondere curator zeer recentelijk uitgebreid met beide minderjarigen gesproken. In de gegeven situatie acht de rechtbank een oproep aan [voornaam minderjarige 1] om opnieuw zijn mening te geven onnodig belastend voor hem. De rechtbank heeft dit tijdens de mondelinge behandeling aan partijen mede-gedeeld. De vrouw noch de man heeft bezwaar gemaakt tegen dit oordeel.

2.11.

Scheiding

2.11.1.

De vrouw verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

2.11.2.

De man erkent de gestelde duurzame ontwrichting en verzoekt eveneens de echtscheiding uit te spreken.

2.11.3.

Op grond van artikel 815 lid 2 Rv, voor zover hier van belang, moet een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Omdat het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).

2.11.4.

Door de vrouw noch de man is een ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815 lid 2 Rv overgelegd. Omdat voldoende is gemotiveerd dat het voor partijen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beiden akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de vrouw en de man ontvangen in haar respectievelijk zijn verzoek tot echtscheiding.

2.11.5.

Het wederzijds gedane verzoek tot echtscheiding wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.

2.12.

Hoofdverblijfplaats

2.12.1.

De vrouw verzoekt te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn.

2.12.2.

De man verweert zich niet tegen dit verzoek.

2.12.3.

De rechtbank beslist conform het verzoek, omdat dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet.

2.13.

Zorgregeling

De reguliere zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige 1]

2.13.1.

Partijen zijn het uiteindelijk erover eens geworden dat ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] de huidige co-ouderschapsregeling zal gelden waarbij hij om en om een week bij ieder van partijen verblijft met de maandag als wisseldag. Zowel de bijzondere curator als de GI en de raad onderschrijven deze regeling. De rechtbank zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.

De reguliere zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige 2]

2.13.2.

De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek gewijzigd, in die zin, dat zij verzoekt te bepalen dat [voornaam minderjarige 2] om de week van donderdag uit school tot maandag aanvang school bij de man zal verblijven.

2.13.3.

De man heeft dit verzoek gemotiveerd betwist. Hij verzoekt de huidige zorg-regeling met [voornaam minderjarige 2] vast te stellen, waarbij zij om de week van woensdag uit school tot maandagochtend aanvang school bij de man verblijft.

2.13.4.

De bijzondere curator heeft tweemaal met [voornaam minderjarige 2] gesproken en heeft haar tijdens die gesprekken als openhartig ervaren. [voornaam minderjarige 2] heeft beide keren verteld dat zij – in afwijking van de huidige regeling – drie van de veertien dagen bij de man wil zijn. De bijzondere curator ziet het als haar taak deze mening aan de rechtbank over te brengen, maar plaatst daarbij de kanttekening dat het haar niet goed duidelijk is geworden of [voornaam minderjarige 2] daadwerkelijk lijdt onder de huidige regeling. Daarnaast is het voor de bijzondere curator onduidelijk of de door [voornaam minderjarige 2] gewenste regeling (negatieve) gevolgen zal hebben voor de relatie met haar vader.

2.13.5.

Zowel de GI als de raad achten het in het belang van [voornaam minderjarige 2] dat de huidige regeling met de man wordt gehandhaafd. Volgens de GI worstelt [voornaam minderjarige 2] met de gevolgen van de scheiding. De GI ziet een risico voor ouderverstoting in het geval bedoelde zorgregeling verder wordt ingeperkt.

2.13.6.

De rechtbank stelt vast dat de verstandhouding tussen partijen zeer ernstig is verstoord en dat dit een grote impact heeft op de minderjarigen. Zoals hiervoor reeds is aangehaald, is inmiddels verschillende hulpverlening voor hen aangezocht en op gang gekomen. Hoewel die hulpverlening wenselijk is en zelfs noodzakelijk is gebleken, kan die uiteindelijk alleen uitkomst bieden als de aanleiding daarvoor wordt weggenomen. De wijze waarop partijen zich op dit moment tot elkaar verhouden, belast de minderjarigen. Zo gaat onder meer de overdracht in het kader van de zorgregeling met veel stress gepaard. Met name [voornaam minderjarige 2] heeft hier last van.

2.13.7.

Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicaties voor de huidige regeling. Uit de (afzonderlijke) gesprekken van de bijzondere curator met de minderjarigen blijkt dat het verblijf van hen bij de man op zich goed verloopt. De huidige regeling geeft de man ook de gelegenheid zijn band met [voornaam minderjarige 2] te onderhouden en te verdiepen, net zoals dit vice versa voor [voornaam minderjarige 2] geldt. Het is niet gebleken dat [voornaam minderjarige 1] zich misdraagt en/of ongepast gedrag vertoont jegens [voornaam minderjarige 2] .

2.13.8.

De vrouw geeft aan dat haar verzoek weergeeft wat [voornaam minderjarige 2] op dit moment wil en maximaal aankan. Ze vindt het belangrijk dat naar [voornaam minderjarige 2] wordt geluisterd, zoals eerder ook – door de GI en daarop volgend door de kinderrechter – naar [voornaam minderjarige 1] is geluisterd. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat de wens van [voornaam minderjarige 2] om de huidige zorgregeling te beperken, samenhangt met de echtscheidingsproblematiek van partijen. Ze lijkt in een loyaliteitsconflict te zijn geraakt. Om in de gegeven omstandigheden de mening van [voornaam minderjarige 2] leidend te laten zijn, acht de rechtbank niet in haar belang. Het legt teveel druk op haar alsook een mate van verantwoordelijkheid die niet past bij een tienjarig kind.

2.13.9.

De rechtbank acht het – met de GI en de raad – van belang om de huidige regeling te handhaven. Partijen moeten een manier vinden om hun nahuwelijkse relatie, als ouders van twee minderjarige kinderen, zodanig vorm te geven dat die regeling onbelast kan worden uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen beiden bereid zijn hieraan te werken. In dit verband is gesproken over het coachingstraject dat de man onlangs is gestart bij [naam persoon] . Dit traject is, anders dan het SCHIP-traject waaraan partijen eerder zijn begonnen, niet gericht op het verleden, maar op de toekomst. Met de man acht de vrouw die methode beter. Ze heeft dan ook desgevraagd laten weten voor bedoelde coaching open te staan.

2.13.10.

De rechtbank ziet aanleiding in hetgeen door de vrouw naar voren is gebracht om zich ook rechtstreeks tot [voornaam minderjarige 2] te richten.

[voornaam minderjarige 2] , de rechtbank heeft gesproken met je vader en je moeder. Daarbij waren ook de gezinsvoogden, de bijzondere curator mr. Lösing en de Raad voor Kinderbescherming aanwezig. We hebben met zijn allen ook gesproken over jouw wens om minder vaak naar je vader te gaan. Je hebt dat ook met je moeder en mr. Lösing besproken. De rechtbank vindt jouw mening belangrijk maar heeft toch beslist om de regeling zoals die nu voor jou geldt, niet te veranderen. De rechtbank denkt dat jouw wens ook veel te maken heeft met de problemen en ruzie tussen je ouders. De rechtbank heeft tegen je ouders gezegd dat voor alle kinderen het leven heel ingewikkeld wordt als ouders ruzie maken. Kinderen worden daar ook heel verdrietig van. De rechtbank heeft daarom tegen je ouders gezegd dat ze daarmee moeten stoppen. Je ouders hebben tegen de rechtbank gezegd dat zij ook willen dat de ruzie stopt en dat zij daarvoor hun best gaan doen. De rechtbank denkt dat als de ruzie stopt, jij het bij je vader net zo naar je zin zult hebben als bij je moeder. Daarom wordt de regeling niet veranderd.

De vakantieregeling

2.13.11.

Partijen zijn het ten aanzien van de vakanties op de volgende punten eens:

- voorjaarsvakantie: in de even jaren bij de man en in de oneven jaar bij de vrouw.

- meivakantie: in de even jaren de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw. In de oneven jaren de eerste helft bij de vrouw en de tweede helft bij de man, waarbij de overdracht op zaterdag 18:00 uur plaatsvindt;

- herfstvakantie: in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw;

- kerstvakantie: in de even jaren de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de man en de tweede helft en de Tweede Kerstdag bij de vrouw en in de oneven jaren de tweede helft alsmede de Tweede Kerstdag bij de man en de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de vrouw.

2.13.12.

Partijen zijn verdeeld over de zomervakantie. De man verzoekt een verdeling bij helfte – waarbij de minderjarigen in de even jaren de eerste drie weken bij hem verblijven en in de oneven jaren de laatste drie weken – terwijl de vrouw verzoekt te bepalen dat de minderjarigen vier weken bij haar en twee weken bij de man zullen verblijven.

2.13.13.

De bijzondere curator acht een verdeling bij helfte aangewezen. Dit geldt ook voor de GI en de raad.

2.13.14.

De rechtbank ziet in de stellingen van de vrouw geen aanleiding om ten aanzien van de zomervakantie af te wijken van een gebruikelijke verdeling bij helfte zoals die door partijen overigens ook ten aanzien van de overige vakanties is overeengekomen.

Feestdagen

2.13.15.

Partijen zijn het erover eens dat de minderjarigen de verjaardagen van partijen alsmede Moederdag en Vaderdag bij de ouder die het betreft zullen doorbrengen. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de man daarbij bepalen dat de minderjarigen al vanaf de avond daarvoor bij die ouder zullen verblijven.

2.13.16.

Partijen zijn het er tevens over eens dat de verjaardagen van de minderjarigen om en om bij ieder van partijen zullen worden gevierd. Dat partijen – zoals de vrouw voorstelt –daarbij zoveel mogelijk samen aanwezig zullen zijn, is een goed streven maar waarschijnlijk op dit moment niet haalbaar. De rechtbank zal dit dan ook niet opnemen in het dictum.

De rechtbank zal bepalen dat de verjaardag van [voornaam minderjarige 1] in de oneven jaren bij de man wordt gevierd en in de even jaren bij de vrouw en dat de verjaardag van [voornaam minderjarige 2] in de even jaren bij de man wordt gevoerd en in de oneven jaren bij de vrouw.

2.13.17.

Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de overige feestdagen zullen worden doorgebracht bij de ouder bij wie de kinderen zich dan in het kader van voormelde regelingen bevinden.

2.14.

Onderhoudsbijdragen, gebruiksvergoeding, verdeling en huwelijkse voorwaarden

Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat zij met elkaar in overleg gaan over de onderhoudsbijdragen, de gebruiksvergoeding, de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en het vergoedingsrecht dat in dat kader is verzocht, de vernietiging van de wijzigingsakte huwelijkse voorwaarden en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. Zij zullen de rechtbank voor 1 mei 2021 berichten of die onderhandelingen geslaagd zijn. Indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen op bedoelde punten, zal er nog een schriftelijke ronde plaatsvinden die zal zijn toegespitst op de afwikkeling van het vermogen van partijen. De advocaat van de man zal voor 1 juni 2021 reageren op de nummers 57 tot en met 90 van de pleitnotities van de advocaat van de vrouw, waarna laatstgenoemde nog vier weken heeft daarop te reageren. De behandeling van de zaak zal met het oog hierop ten aanzien van deze verzoeken pro forma worden aangehouden tot 1 juli 2021.

2.15.

Proceskosten

Omdat ten aanzien van de onderhoudsbijdragen, de gebruiksvergoeding, de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en het vergoedingsrecht dat in dat kader is verzocht, de vernietiging van de wijzigingsakte huwelijkse voorwaarden en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

3. De beslissing

De rechtbank:

3.1.

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op 15 november 2007 te Rotterdam;

3.2.

bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn;

3.3.

stelt in het kader van de zorgregeling het volgende vast:

[voornaam minderjarige 1] zal om en om een week bij ieder van partijen zal verblijven waarbij het wisselmoment op maandag plaatsvindt;

[voornaam minderjarige 2] zal om de week van woensdag na school tot maandag aanvang school bij de man zal verblijven;

de schoolvakanties van de minderjarigen worden als volgt tussen partijen verdeeld:

 voorjaarsvakantie: in de even jaren zijn zij bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw;

 meivakantie: in de even jaren zijn zij de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw. In de oneven jaren zijn zij de eerste helft bij de vrouw en de tweede helft bij de man. De overdracht vindt plaats op zaterdag 18:00 uur;

 zomervakantie: in de even jaren zijn zij de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren zijn zij de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man;

 herfstvakantie: in de oneven jaren zijn zij bij de man en in de even jaren bij de vrouw;

 kerstvakantie: in de even jaren zijn zij de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de man en de tweede helft en de Tweede Kerstdag bij de vrouw en in de oneven jaren zijn zij de tweede helft alsmede de Tweede Kerstdag bij de man en de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de vrouw.

de minderjarigen zullen de verjaardagen van partijen alsmede Moederdag en Vaderdag bij de ouder die het betreft doorbrengen vanaf de avond daarvoor;

de verjaardag van [voornaam minderjarige 1] zal in de oneven jaren bij de man wordt gevierd en in de even jaren bij de vrouw en de verjaardag van [voornaam minderjarige 2] zal in de even jaren bij de man wordt gevierd en in de oneven jaren bij de vrouw;

overige feestdagen zullen worden doorgebracht bij de ouder bij wie zij in het kader van de zorgregeling op dat moment verblijven.

3.4.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding;

3.5.

wijst af de verzoeken ten aanzien van het gezag en de bijzondere curator;

en alvorens verder te beslissen:

3.6.

bepaalt dat de behandeling van de zaak ten aanzien van onderhoudsbijdragen, de gebruiksvergoeding, de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en het vergoedingsrecht dat in dat kader is verzocht, de vernietiging van de wijzigingsakte huwelijkse voorwaarden en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden wordt aangehouden tot 1 juli 2021 PRO FORMA met verzoek aan de advocaten om de rechtbank te berichten op de hiervoor onder rechtsoverweging 2.14 beschreven wijze;

3.6.1.

bepaalt dat partijen en hun advocaten op de genoemde pro forma-datum niet hoeven te verschijnen.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, tevens kinderrechter,

mr. D.Y.A. van Meersbergen en mr. I.J. Pieters, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Ligthart op 23 april 2021.

Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend gemaakt.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature