Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Aannemingszaak.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummers: 8755393 CV EXPL 20-32086 en 8755422 CV EXPL 20-32092

uitspraak: 4 juni 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] (gemeente [gemeente A] ),

eiseres,

gemachtigde: mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee),

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Fidflex Contracting B.V.,

gevestigd te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee),

gedaagde,

gemachtigde: mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,

en in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Fidflex Contracting B.V.,

gevestigd te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee),

eiseres,

gemachtigde: mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,

tegen

[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] (gemeente [gemeente A] ),

gedaagde,

gemachtigde: mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee).

Partijen worden hierna aangeduid als “ [persoon A] ” en “Fidflex”.

1. Het verloop van de procedures

1.1

Het verloop van de procedure in de zaak van [persoon A] – Fidflex (zaaknummer 8755393 CV EXPL 20-32086) volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

het exploot van dagvaarding van 28 augustus 2020, met producties;

de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Rv juncto artikel 220 lid 2 en lid 3 Rv van Fidflex;

de akte uitlating in het incident van [persoon A] ;

het vonnis in het incident van 18 december 2020, waarin de zaak van [persoon A] – Fidflex is gevoegd met de zaak van Fidflex – [persoon A] ;

de conclusie van antwoord, met producties;

het tussenvonnis van 13 januari 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald in beide zaken;

de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [persoon A] overgelegde brief van 22 februari 2021, met producties VIII tot en met XIII;

de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van Fidflex bij brief van 2 maart 2021 overgelegde akte houdende uitlaten producties, met productie 12.

1.2

Het verloop van de procedure in de zaak van Fidflex – [persoon A] (zaaknummer 8755422 CV EXPL 20-32092) volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

het exploot van dagvaarding van 3 september 2020, met producties;

de rolbeslissing van 29 september 2020, waarin Fidflex in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter, nu Fidflex ook een vordering heeft ingesteld die van onbepaalde waarde is;

de akte houdende uitlaten, tevens incidentele vordering tot voeging ex artikel 222 Rv juncto artikel 220 lid 2 en lid 3 Rv van Fidflex, met een productie;

de akte uitlating in het incident van [persoon A] ;

het vonnis in het incident van 18 december 2020, waarin de zaak van Fidflex – [persoon A] is gevoegd met de zaak van [persoon A] – Fidflex;

de conclusie van antwoord, met producties;

het tussenvonnis van 13 januari 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald in beide zaken;

de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [persoon A] overgelegde brief van 22 februari 2021, met producties VIII tot en met XIII;

de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van Fidflex bij brief van 2 maart 2021 overgelegde akte houdende uitlaten producties, met productie 12.

1.3

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Deze zitting is gelijktijdig gehouden in beide voormelde zaken en heeft op verzoek van Fidflex in verband met het coronavirus via Skype plaatsgevonden. [persoon A] is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Fidflex was aanwezig de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ), directeur, bijgestaan door de gemachtigde en mevrouw [persoon C] , legal assistant. Partijen hebben hun standpunten (nader) doen toelichten door hun respectieve gemachtigden. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.

1.4

De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.

2.1

Fidflex heeft op 12 november 2019 een offerte/opdrachtbevestiging aan [persoon A] uitgebracht met betrekking tot (kort gezegd) het leveren en plaatsen van een voordeur en (kunststof) kozijnen (hierna: de kozijnen) en het verrichten van stucwerk in de woning van [persoon A] gelegen aan de [adres] te Oude-Tonge (hierna: de woning), met een aanneemsom van in totaal € 15.807,00 exclusief btw. In de offerte/opdrachtbevestiging is onder andere vermeld:

“(…) Uw opdracht bestaat uit de volgende onderdelen

Het leveren en plaatsen van kunststof kozijnen voorzien van dubbel glas volgens uw opgave na inmeting.

Het leveren en plaatsen van een voordeur volgens uw opgave na inmeting.

Het uitvoeren van stucwerkzaamheden volgens uw opgave in onder en bovenverdieping

Prijs levering deur en kozijnen €6267,00

Verwijderen en plaatsen nieuwe deur en kozijnen 120 uur €3180,00

Stucwerkzaamheden 240 uur €6360,00

Meer/minder werk à €26,50 per uur meer of minder totaal €15807,00 ex btw

(…)”

[persoon A] is akkoord gegaan met de offerte/opdrachtbevestiging.

2.2

Voorafgaand aan de offerte/opdrachtbevestiging heeft [persoon B] een “Aanvraag: Verbouwing woonhuis [adres] Oude-Tonge” opgesteld. Daarin is - voor zover thans van belang - het volgende vermeld:

“(…) Kozijnen

Vervanging en plaatsing (…)

Uitvoering: mat zwart kunststof (…)”.

Bij e-mail van 22 juli 2019 heeft [persoon B] het volgende - voor zover thans van belang - aan [persoon A] meegedeeld:

“(…) Ter controle voordat ik hem wegdoe

Uitvoering in matzwart kunststof (industrial classic look) (…)”.

2.3

Fidflex heeft witte kozijnen aan [persoon A] geleverd. De heer [persoon D] en de heer [persoon E] hebben in totaal drie witte kozijnen geplaatst in de woning en een deel van het overeengekomen stucwerk verricht. De eerste stucwerkzaamheden zijn in week 47 van 2019 afgerond.

2.4

[persoon A] heeft bij Fidflex geklaagd over de witte kleur van de kozijnen en de (kwaliteit van de) werkzaamheden.

2.5

Bij brief van 25 februari 2020 heeft de voormalige gemachtigde van [persoon A] (onder andere) aan [persoon B] meegedeeld dat hij op 21 februari 2020 telefonisch heeft ingestemd met de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen en is Fidflex in de gelegenheid gesteld om de in die brief genoemde gebreken aan het stucwerk binnen twee weken te herstellen. [persoon B] /Fidflex heeft niet gereageerd op deze brief.

2.6

Bij factuur van 28 februari 2020 (met factuurnummer [factuurrnummer] ) heeft Fidflex bij [persoon A] in rekening gebracht een bedrag van € 11.643,38 (inclusief btw) met betrekking tot geleverde arbeid en bouwmaterialen (niet zijnde de kozijnen). Op de factuur is (onder andere) vermeld: “Gelieve te betalen voor: 10 maart 2020”.

2.7

Bij brief van 2 maart 2020 heeft de gemachtigde van Fidflex (onder andere) aan [persoon A] meegedeeld dat zij in verzuim is met de betaling van voormelde factuur. Bij brief van 10 maart 2020 heeft de gemachtigde van Fidflex aan [persoon A] meegedeeld dat zij de factuur diezelfde dag dient te betalen. [persoon A] heeft de factuur niet voldaan.

2.8

Bij brief van 12 maart 2020 heeft de voormalige gemachtigde van [persoon A] de volledige overeenkomst ontbonden. Fidflex heeft niet gereageerd op deze brief.

2.9

AkPro Deuren en Ramen (hierna: AkPro) heeft op 21 februari 2020 een offerte uitgebracht aan [persoon A] van (onder andere) € 14.844,20 (exclusief btw) met betrekking tot het leveren en plaatsen van (kunststof) kozijnen in de kleur matzwart en in totaal € 3.209,19 (inclusief btw) met betrekking tot meerwerk, bestaande uit onder andere het verrichten van herstelwerkzaamheden in de woning. [persoon A] is akkoord gegaan met deze offerte.

Bij facturen van 12 juni, 28 augustus en 5 september 2020 heeft AkPro op basis van de offerte bij [persoon A] in rekening gebracht een bedrag van in totaal € 14.844,20 (exclusief btw).

2.10

In opdracht van [persoon A] heeft de heer [persoon F] (hierna: [persoon F] ) van AkPro in maart 2020 onderzoek gedaan naar de drie geplaatste kozijnen in de woning. [persoon F] heeft zijn bevindingen vastgelegd in een aan [persoon A] verzonden “schaderapport”. In dat rapport is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:

“(…) Afspraak op de [adres] te Oude-Tonge is geweest in Maart 2020. (…)

Kortom:

Reeds geplaatste kozijnen zijn verkeerd ingemeten

Er ontbreken intreklatten om ze deugdelijk te bevestigen.

Raamdorpels beschadigd.

Vensterbanken ontbreken.

Afwerking is meer werk door beschadiging muren binnen.

Gevel moet hersteld worden.

Diepere k-Vision kozijnen zijn nodig om het schade herstel netjes te maken.

Er moet opnieuw een steiger gebouwd worden.

Afvoeren van afval moet opnieuw georganiseerd worden.

Er is een offerte overeenkomst tussen Mevrouw [persoon A] en AkPro inmiddels afgesproken.

In week 32 worden de kozijnen geleverd.

In afwachting van procedure voor datum plaatsing van de nieuwe kozijnen. (…)”

2.11

In opdracht van [persoon A] heeft de heer [persoon G] (hierna: [persoon G] ) van [bedrijf G] onderzoek gedaan naar de verrichte stucwerkzaamheden in de woning. [persoon G] heeft zijn bevindingen vastgelegd in een aan [persoon A] verzonden e-mail van 10 juli 2020. In deze e-mail is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:

“(…) In eerste instantie op zich leek het aardig gestuct, tot dat ik het goed ging bekijken met een rij en ontdekte dat er het een der scheuren aanwezig zijn. Het leek er overigens op dat alle muren en plafonds zijn glad gezet met een finish pasta, er is hier totaal geen sprake van echt stucwerk. Ik kon op sommige plekken op een afstand van ca. 50cm bijna een pink leggen zo hol en bol staan de muren.

Ik ben niet iemand die snel iets afkeurd en zal ook zeker geen kritiek leveren op een oneffenheid met vol strijklicht, maar hier is niet tot nauwelijks een afrei-lat gebruikt, wat zeker had moeten gebeuren. Vele hoeken staan compleet verkeerd en niet in lijn met andere hoeknaalden, ik is het zeker sausklaar. Ik snap de kritiek van mijn cliënt.

Als ik dit goed zou moeten krijgen, zal ik alles overnieuw moeten doen.

Vloeren zullen afgedekt moeten worden, alle kozijnen opnieuw afplakken de scheuren zullen volledig uitgeklapt, bewapend met gaas en aangestreken moeten worden,

Opnieuw Voorstrijken, nieuwe Hoeknaaldjes plaatsen en alles sausklaar opleveren.

(…)”

2.12

[persoon G] heeft op 10 juli 2020 een offerte uitgebracht aan [persoon A] van in totaal € 9.186,52 (inclusief btw) met betrekking tot het verrichten van stuc- en herstelwerkzaamheden in de woning.

3. De vordering van [persoon A]

3.1

heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. te verklaren voor recht dat [persoon A] de aannemingsovereenkomst tussen partijen op rechtens correcte wijze heeft ontbonden ten gevolge van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven toerekenbare tekortkoming van, naar de kantonrechter begrijpt, Fidflex en voor zover de kantonrechter oordeelt dat de buitengerechtelijke ontbinding niet correct is, alsnog de aannemingsovereenkomst tussen partijen zoals die op 12 november 2019 is gesloten te ontbinden in verband met de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Fidflex;

b. Fidflex te veroordelen tot de uit die toerekenbare tekortkoming voortvloeiende schade van € 22.774,12, zoals in het lichaam van de dagvaarding gespecificeerd;

c. Fidflex te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.263,70;

d. Fidflex te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor onder b. en c. genoemde vorderingen vanaf 12 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

alles met veroordeling van Fidflex in de proceskosten, de advocaatkosten van [persoon A] en de nakosten.

3.2

Aan haar vordering heeft [persoon A] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.

3.2.1

Fidflex is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk, doordat Fidflex de verkeerde kleur kozijnen heeft geleverd en de overeengekomen werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd.

3.2.2

Met betrekking tot de kozijnen heeft te gelden dat Fidflex een verkeerde en niet door [persoon A] bestelde kleur heeft geleverd (witte kozijnen in plaats van matzwarte kozijnen) en dat Fidflex de drie kozijnen zo ondeugdelijk heeft geplaatst en aangebracht, dat er bredere/diepere kozijnen moeten worden geplaatst teneinde aangebrachte schade deels op te vangen/te camoufleren. Fidflex heeft geen zinken rand en afwatering aangebracht, waardoor water aan de onderkant van het kozijn en door de gevel heen trekt en het stucwerk behoorlijke schade heeft opgelopen. Ter onderbouwing hiervan heeft [persoon A] gewezen op het schaderapport van AkPro. De kosten daarvan bedragen (€ 14.844,20 met betrekking tot het door AkPro geoffreerde bedrag aan nieuwe kozijnen verminderd met het door Fidflex geoffreerde bedrag van € 6.267,00, vermeerderd met 21% btw, derhalve) € 10.378,41 (inclusief btw). Tevens moet in de schade worden meegenomen de (onvermijdelijke) herstelwerkzaamheden, zoals AkPro die geoffreerd heeft voor een bedrag van € 3.209,19 (inclusief btw). Fidflex heeft ingestemd met de ontbinding van de overeenkomst voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen.

3.2.3

Met betrekking tot het stucwerk blijkt uit de verklaring van [persoon G] , gecombineerd met het schaderapport van AkPro, dat het stucwerk zodanig slecht is uitgevoerd, dat van [persoon A] niet verwacht mag worden dat zij de geleverde kwaliteit accepteert. De stucwerkzaamheden zijn zodanig slecht verricht, dat herstel niet mogelijk is. De enige oplossing is om het stucwerk geheel af te bikken en het stucwerk opnieuw en deugdelijk te verrichten. De kosten daarvan bedragen € 9.186,52 (inclusief btw) gezien de offerte van [persoon G] . [persoon A] heeft Fidflex in de gelegenheid gesteld om de gebreken aan het stucwerk te herstellen. Nu Fidflex dat heeft nagelaten, is zij in verzuim geraakt en heeft [persoon A] de gehele overeenkomst op de voet van artikel 6:265 BW op 12 maart 2020 op goede gronden buitengerechtelijk ontbonden.

3.2.4

Gelet hierop maakt [persoon A] aanspraak op schadevergoeding ter hoogte van in totaal

(€ 10.378,41 + € 3.209,19 + € 9.186,52, derhalve) € 22.774,12 (inclusief btw).

3.3

Op hetgeen verder nog door [persoon A] is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

4. Het verweer van Fidflex

4.1

Fidflex heeft de vordering van [persoon A] betwist en heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [persoon A] in haar vordering dan wel deze haar te ontzeggen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten, primair op basis van de reëel gemaakte kosten van € 15.000,00 (inclusief omzetbelasting), subsidiair een zodanig bedrag dat de kantonrechter redelijk en passend vindt, meer subsidiair op basis van het liquidatietarief. Daartoe heeft Fidflex het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd.

4.1.1

Er is geen overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen tussen [persoon A] en Fidflex. Fidflex bemiddelt normaliter slechts in arbeid en gewerkte uren. [persoon D] en [persoon E] hebben de werkzaamheden als zzp’ers in opdracht van [persoon A] verricht. [persoon A] dient zich dan ook te wenden tot [persoon D] en/of [persoon E] .

4.1.2

Indien de overeenkomst wel met Fidflex is gesloten, stelt Fidflex zich op het standpunt dat zij niet tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst.

[persoon A] heeft [persoon D] verzocht om de maten van de kozijnen in haar woning op te nemen en mondeling opdracht aan hem gegeven om de kozijnen in Polen te bestellen. Volgens [persoon D] had [persoon A] voor witte kozijnen gekozen. Daarom heeft [persoon D] de kozijnen in die kleur besteld. Toen de witte kozijnen vanuit Polen arriveerden, heeft [persoon A] niet direct aangegeven dat het de verkeerde kleur was. Het was voor de fabriek in Polen niet mogelijk om de kozijnen in een andere kleur te spuiten en het was voor Fidflex ook financieel niet aantrekkelijk om de kozijnen weer terug naar Polen te vervoeren, deze aldaar te laten demonteren en het glas in nieuwe kozijnen te plaatsen en de kozijnen weer terug te sturen naar Nederland. Dit zou duurder uitkomen dan een geheel nieuwe order te plaatsen.

Het schaderapport van AkPro kan niet als bewijs dienen van de door [persoon A] gestelde gebreken met betrekking tot de plaatsing van de drie kozijnen. AkPro is geen onafhankelijke deskundige. [persoon F] heeft de woning van [persoon A] in maart 2020 bezocht en heeft toen het schaderapport opgemaakt. Op 21 februari 2020 had AkPro echter al een offerte uitgebracht aan [persoon A] met betrekking tot (onder andere) de levering en plaatsing van nieuwe kozijnen en is volgens het schaderapport in dat verband al een overeenkomst met [persoon A] gesloten. Fidflex noch [persoon D] en [persoon E] zijn uitgenodigd om bij het onderzoek in de woning aanwezig te zijn. De inhoud van het schaderapport wordt betwist.

4.1.3

Op grond van artikel 7:758 lid 3 BW is Fidflex ontslagen van aansprakelijkheid voor eventuele gebreken die [persoon A] op het tijdstip van de oplevering van de eerste stucwerkzaamheden, die in week 47 van 2019 zijn afgerond, had moeten ontdekken. [persoon A] heeft over de kwaliteit van het op dat moment uitgevoerde en afgeronde stucwerk niet geklaagd. Ook is niet komen vast te staan dat het stucwerk ondeugdelijk zou zijn uitgevoerd. [persoon D] en [persoon E] betwisten ook dat het stucwerk niet goed is uitgevoerd. Mogelijk is er pas na het verrichten van het stucwerk, dat deugdelijk was, schade ontstaan aan het stucwerk. Voor die eventuele schade kan Fidflex niet aansprakelijk worden gehouden. Indien waterschade aan het stucwerk is ontstaan, is Fidflex daarvoor evenmin aansprakelijk. Gelet hierop heeft Fidflex geen gevolg gegeven en hoeven geven aan het verzoek van [persoon A] om het stucwerk te herstellen.

De e-mail van [persoon G] van 10 juli 2020 kan niet als bewijs dienen van de door [persoon A] gestelde ondeugdelijkheid van het stucwerk. Ook hij kan niet als een onafhankelijke deskundige worden beschouwd. Fidflex noch [persoon D] en [persoon E] zijn uitgenodigd om bij het onderzoek in de woning aanwezig te zijn. Fidflex betwist de juistheid van de opmerkingen die [persoon G] maakt over het stucwerk.

4.1.4

Vanwege het uitblijven van betaling van de factuur van Fidflex van 28 februari 2020, is [persoon A] bij brief van (de gemachtigde van) Fidflex van 2 maart 2020 meegedeeld dat zij in (schuldeisers)verzuim is geraakt. [persoon A] kon daarom niet op 12 maart 2020 tot ontbinding van de overeenkomst overgaan. Gelet op het voorgaande is [persoon A] ook inhoudelijk gezien ten onrechte tot ontbinding van de overeenkomst overgegaan. Fidflex heeft niet (telefonisch) ingestemd met een ontbinding van de overeenkomst voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen. Fidflex is niets verschuldigd aan [persoon A] .

4.1.5

Op hetgeen verder nog door Fidflex is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

5. De vordering van Fidflex

5.1

Fidflex heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. [persoon A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.643,38 ter zake de geleverde arbeid (in rekening gebracht bij factuur met nummer [factuurrnummer] ), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van de factuur tot aan de dag der algehele voldoening;

b. [persoon A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.583,07 ter zake de door Fidflex ten behoeve van [persoon A] voorgeschoten kozijnen, dan wel een bedrag dat door de kantonrechter als redelijk en passend wordt beschouwd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

c. te verklaren voor recht dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Fidflex en [persoon B] als gevolg van de uitlatingen door [persoon A] op social media en te verklaren voor recht dat, naar de kantonrechter begrijpt, [persoon A] als gevolg daarvan jegens Fidflex schadeplichtig is geworden;

d. [persoon A] te veroordelen tot vergoeding van de door Fidflex geleden schade en kosten (waaronder advocaatkosten), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

alles met veroordeling van [persoon A] in de proces- en nakosten.

5.2

Bij voormelde akte uitlaten heeft Fidflex de hiervoor onder d. vermelde vordering (van onbepaalde waarde) ingetrokken.

5.3

Aan haar (gewijzigde) vordering heeft Fidflex - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.

5.3.1

[persoon A] is ondanks sommatie in gebreke gebleven met betaling van de door haar verschuldigde factuur van Fidflex van 28 februari 2020 van in totaal € 11.643,38 (inclusief btw). Daardoor is [persoon A] in verzuim geraakt. Deze factuur ziet op de verrichte stucwerkzaamheden, het verwijderen en plaatsen van (drie) kozijnen en de geleverde bouwmaterialen (niet zijnde de kozijnen). De werkzaamheden die vermeld zijn in de offerte met betrekking tot de kozijnen die niet zijn geleverd, heeft Fidflex vanzelfsprekend niet gefactureerd.

5.3.2

Verder heeft Fidflex de in opdracht van [persoon A] bestelde kozijnen van € 6.267,00 exclusief btw, derhalve € 7.583,07 inclusief btw, voorgeschoten, om die na plaatsing bij [persoon A] in rekening te brengen. [persoon A] is dit laatstgenoemde bedrag, dan wel een bedrag dat de kantonrechter redelijk en passend acht, nog verschuldigd. [persoon D] wist niet beter dan dat [persoon A] (uiteindelijk) had gekozen voor witte kozijnen, zodat hij de kozijnen in die kleur heeft besteld. [persoon A] heeft op enig moment aan [persoon B] laten weten dat zij had gekozen voor matzwarte kozijnen. [persoon B] heeft de door de fabriek opgegeven prijs van de kozijnen aan [persoon A] doorgegeven, waarna hij op verzoek van [persoon A] bij e-mail van 22 juli 2019 een uiteenzetting heeft gegeven van de te vervangen kozijnen, dit ter controle.

5.3.3

Fidflex stelt zich tevens op het standpunt dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld jegens zowel Fidflex als [persoon B] . [persoon A] is in de periode tussen medio februari 2020 en begin maart 2020 via social media (in elk geval via Facebook) een actie gestart, waarbij zij onder vermelding van de naam van [persoon B] gedupeerden zocht van Fidflex en [persoon B] om tot een juridische zaak te komen. [persoon B] en Fidflex hebben schade geleden doordat zij onterecht en onnodig op een groot (wereldwijd) platform in een kwaad daglicht zijn gezet en [persoon A] mensen heeft opgeroepen om samen een procedure aan te spannen. Omdat tot op heden geen procedure aanhangig is gemaakt, lijkt het erop dat [persoon A] geen medestanders heeft kunnen vinden. Dat neemt echter niet weg dat velen deze negatieve uitlatingen hebben kunnen lezen, wat kan leiden tot imagoschade. [persoon A] is dan ook schadeplichtig jegens Fidflex en [persoon B] .

5.3.4

Op hetgeen verder nog door Fidflex is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

6. Het verweer van [persoon A]

6.1

heeft de vordering van Fidflex betwist en heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van Fidflex in haar vordering dan wel deze haar te ontzeggen, met veroordeling van Fidflex in de proceskosten. Daartoe heeft [persoon A] het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd.

6.1.1

Fidflex is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk. In dat verband wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 3.2.1 tot en met 3.2.4 is vermeld. Daarom heeft [persoon A] de overeenkomst ontbonden en maakt zij aanspraak op schadevergoeding. Gelet hierop is [persoon A] niets aan Fidflex verschuldigd.

6.1.2

[persoon A] heeft niet onrechtmatig gehandeld. Zij heeft zich niet schuldig gemaakt aan smaad of laster. Zij heeft slechts eenmaal een bericht op Facebook geplaatst, waarbij zij zich heeft afgevraagd of er meer mensen waren die slechte ervaringen met Fidflex hadden. Dat kan niet als onrechtmatig worden beschouwd. Daarbij komt nog dat het bericht slechts enkele uren op Facebook heeft gestaan en vervolgens al door [persoon A] is verwijderd. Hetgeen [persoon A] heeft gedaan, verschilt in niets van het plaatsen van een slechte review op een website van een bedrijf en is een gebruikelijk bedrijfsrisico, waar iedere ondernemer aan wordt blootgesteld. Daar is niets onrechtmatigs aan.

6.1.3

Op hetgeen verder nog door [persoon A] is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

7. De beoordeling van de vorderingen

7.1

Gelet op de samenhang tussen de vorderingen van [persoon A] en Fidflex over en weer ziet de kantonrechter aanleiding deze gezamenlijk te behandelen.

7.2

Voorop gesteld wordt dat partijen een aanneemsom van in totaal € 15.807,00 (exclusief btw en eventueel meerwerk) zijn overeengekomen, waarbij de onder 2.1 genoemde offerte/opdrachtbevestiging als uitgangspunt van de te leveren kozijnen en de (bouw)werkzaamheden heeft gediend. Dat die offerte/opdrachtbevestiging niet door [persoon A] is ondertekend is niet van belang, nu beide partijen exact dezelfde offerte/opdrachtbevestiging in het geding hebben gebracht en beide partijen van de inhoud en de juistheid daarvan uitgaan. Fidflex heeft op basis daarvan (bouw)werkzaamheden verricht, tegen een door [persoon A] te betalen prijs in geld . Aan de vereisten van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW is dus in zoverre voldaan. Weliswaar heeft Fidflex gesteld dat zij normaliter slechts bemiddelt in arbeid en gewerkte uren, maar vastgesteld wordt dat uit geen van de door partijen in het geding gebrachte stukken kan worden opgemaakt dat Fidflex in dit concrete geval (ook) alleen maar heeft bemiddeld en dat [persoon D] en [persoon E] de overeengekomen werkzaamheden als zzp’ers in opdracht van [persoon A] hebben verricht. Zowel de offerte/opdrachtbevestiging als de factuur zijn afkomstig van (alleen) Fidflex en ook de schriftelijke correspondentie met [persoon A] is door ( [persoon B] namens) Fidflex gevoerd. Fidflex heeft zowel in de conclusie van antwoord in de procedure tussen [persoon A] en Fidflex als in haar dagvaarding in de procedure tussen Fidflex en [persoon A] ook erkend dat “feitelijk een overeenkomst van aanneming tot stand is gekomen”. Fidflex heeft op grond van die overeenkomst thans ook diverse vorderingen ingesteld.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er in rechte vanuit wordt gegaan dat tussen Fidflex en [persoon A] een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van voormeld artikel tot stand is gekomen. Het verweer van Fidflex, zo begrijpt de kantonrechter, dat [persoon D] en/of [persoon E] aansprakelijk zijn voor eventuele gebreken aan het werk kan dus niet slagen.

7.3

Partijen twisten allereerst over de vraag of Fidflex is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en alle consequenties van dien. Alvorens die vraag te beoordelen, stelt de kantonrechter vast dat de hoogte van de door Fidflex in rekening gebrachte factuur van 28 februari 2020 vooralsnog in het midden kan blijven.

ten aanzien van de kozijnen

7.4

Geoordeeld moet worden dat Fidflex de verkeerde, niet tussen partijen overeengekomen, kleur kozijnen aan [persoon A] heeft geleverd, namelijk witte kozijnen in plaats van (mat)zwarte kozijnen. In de hiervoor geciteerde “Aanvraag: Verbouwing woonhuis [adres] Oude-Tonge” is immers uitdrukkelijk vermeld dat de kozijnen in matzwart kunststof worden geleverd en geplaatst. Ook uit de hiervoor geciteerde e-mail van [persoon B] van 22 juli 2019 blijkt dat hij ervan op de hoogte was dat de kozijnen in matzwart kunststof dienden te worden geleverd. Fidflex heeft dat in haar dagvaarding in de procedure tussen Fidflex en [persoon A] ook erkend met haar stelling “ [persoon A] heeft op enig moment aan [persoon B] laten weten dat zij had gekozen voor matzwarte kozijnen”. Gesteld noch gebleken is dat [persoon A] vervolgens aan [persoon B] heeft meegedeeld dat zij (toch) witte kozijnen wilde.

Dat [persoon D] ervan uitging dat [persoon A] voor witte kozijnen had gekozen en dat hij de kozijnen daarom in die kleur heeft besteld, zoals door Fidflex is gesteld maar door [persoon A] uitdrukkelijk is betwist, komt in de verhouding tussen [persoon A] en Fidflex voor rekening en risico van Fidflex en kan niet aan [persoon A] worden tegengeworpen. De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van Fidflex dat [persoon A] niet direct bij de aflevering van de kozijnen heeft meegedeeld dat deze niet zwart, maar wit waren. Nog afgezien van het feit dat Fidflex aan dat verweer geen rechtsgevolgen heeft verbonden, zijn partijen het erover eens dat de werkzaamheden met betrekking tot de plaatsing van de witte kozijnen op verzoek van [persoon A] al zeer snel zijn gestaakt. Bij voormelde akte houdende uitlaten producties heeft Fidflex zelf gesteld dat de witte kozijnen op 4 februari 2020 zijn afgeleverd en dat [persoon A] reeds de dag daarna, op 5 februari 2020, heeft meegedeeld dat de verkeerde kleur kozijnen was bezorgd en dat de werkzaamheden gestaakt dienden te worden. [persoon A] heeft dus niet (alsnog) ingestemd met witte kozijnen.

7.5

Fidflex heeft zelf gesteld dat het voor de fabriek in Polen waar de kozijnen van afkomstig waren niet mogelijk was om de kozijnen in een andere kleur te spuiten en dat het voor Fidflex ook financieel niet aantrekkelijk was om de kozijnen weer terug naar Polen te vervoeren, deze aldaar te laten demonteren en het glas in nieuwe kozijnen te plaatsen en de kozijnen vervolgens weer terug te sturen naar Nederland. Dit zou volgens Fidflex duurder uitkomen dan een geheel nieuwe order te plaatsen. Dit betekent dus dat het voor Fidflex (financieel) niet mogelijk was om (tegen de overeengekomen prijs) de juiste (matzwarte) kozijnen aan [persoon A] te leveren en dat Fidflex deze dus ook niet kon plaatsen in de woning. Fidflex was dus in zoverre niet in staat om de overeenkomst na te komen. Dit betekent dat Fidflex op grond van artikel 6:83 sub c BW van rechtswege in verzuim is geraakt en een ingebrekestelling op dit punt dus niet nodig is. Dat leidt ertoe dat Fidflex in zoverre toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

7.6

In artikel 6:265 lid 1 BW is bepaald dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.

Fidflex heeft geen beroep gedaan op die uitzonderingen, zodat die verder geen bespreking behoeven. Nu hiervoor is geoordeeld dat Fidflex is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen en zij in verzuim is geraakt, heeft [persoon A] de overeenkomst voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen op goede gronden bij brief van 25 februari 2020 (buitengerechtelijk) ontbonden. Fidflex heeft erkend dat zij die brief heeft ontvangen, zodat van die ontbindingsdatum wordt uitgegaan.

De discussie tussen partijen of [persoon B] op 21 februari 2020 al dan niet telefonisch heeft ingestemd met een ontbinding voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen, zoals door [persoon A] is gesteld maar door Fidflex is betwist, kan in het midden blijven, nu een dergelijke instemming niet is vereist en [persoon A] de volledige overeenkomst bij voormelde brief van 12 maart 2020 heeft ontbonden. Het verweer van Fidflex dat [persoon A] reeds op 2 maart 2020 in schuldeisersverzuim is komen te verkeren vanwege het uitblijven van de betaling van de factuur van Fidflex van 28 februari 2020 en dat [persoon A] daarom niet op 12 maart 2020 tot ontbinding kon overgaan, kan niet slagen. [persoon A] heeft de overeenkomst voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen ontbonden bij voormelde brief van 25 februari 2020. Fidflex heeft daar niet op gereageerd, maar wel enkele dagen later -op 28 februari 2020- een factuur gestuurd, die geen betrekking heeft op de geleverde kozijnen maar wel op het plaatsen van (drie) kozijnen, en vervolgens op 2 maart 2020 een brief door haar gemachtigde laten uitgaan. Gesteld noch gebleken is dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst een betalingstermijn zijn overeengekomen. De factuur van 28 februari 2020 bevat een betalingstermijn tot 10 maart 2020. [persoon A] was dus hoe dan ook op 25 februari 2020 dan wel op 2 maart 2020 niet in verzuim met betaling van de factuur. Reeds hierom is geen sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van [persoon A] .

Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden in zoverre, voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen, wordt toegewezen.

7.7

De ontbinding van de overeenkomst voor wat betreft de levering en plaatsing van de kozijnen bevrijdt beide partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover men hier reeds aan had voldaan, ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Indien de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst (artikel 6:272 BW). [persoon A] is het thans door Fidflex gevorderde bedrag van € 7.583,07 (inclusief btw), dat door [persoon A] onbetaald is gelaten, met betrekking tot de bestelde witte kozijnen niet verschuldigd.

Over de vraag wat de gevolgen van de ontbinding - gezien de artikelen 6:271 en 6:272 BW -dienen te zijn ten aanzien van het door Fidflex gevorderde bedrag ter zake de geleverde arbeid mogen partijen zich nader bij akte uitlaten.

7.8

De vraag is vervolgens of Fidflex op zodanige wijze tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft de plaatsing van de kozijnen dat [persoon A] aanspraak kan maken op de door haar gevorderde, naar de kantonrechter begrijpt, aanvullende schadevergoeding bestaande uit de herstelkosten als gevolg van de onjuiste plaatsing van de kozijnen. Daartoe wordt als volgt geoordeeld.

[persoon A] heeft gesteld dat Fidflex de drie (witte) kozijnen zo ondeugdelijk heeft aangebracht in de woning, dat er bredere/diepere kozijnen moeten worden geplaatst teneinde door Fidflex aangebrachte schade deels op te vangen c.q. te camoufleren. Fidflex heeft uitdrukkelijk weersproken dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft de plaatsing van de drie kozijnen. In het licht van dit verweer van Fidflex rust op [persoon A] , nu zij zich op de rechtsgevolgen van haar stelling beroept, de bewijslast dat deze kozijnen ondeugdelijk zijn geplaatst. Ter onderbouwing van de door [persoon A] gestelde gebreken met betrekking tot de wijze waarop de kozijnen zijn geplaatst heeft zij het voormelde schaderapport van AkPro overgelegd, dat is opgesteld naar aanleiding van het door [persoon F] uitgevoerde onderzoek in de woning in maart 2020. Voorafgaand aan dat onderzoek heeft AkPro echter al op 21 februari 2020 een offerte uitgebracht aan [persoon A] met betrekking tot het leveren en plaatsen van (kunststof) kozijnen in de kleur matzwart en het verrichten van (herstel)werkzaamheden, welke offerte ook door [persoon A] is overgelegd, en is volgens [persoon F] op basis van die offerte ook een overeenkomst tussen AkPro en [persoon A] tot stand gekomen. [persoon A] heeft een en ander tijdens de mondelinge behandeling ook erkend en heeft bij voormelde brief van 22 februari 2021 ook de facturen van AkPro overgelegd, waarop is vermeld “betreft de getekende offerte van 21 februari 2020”. Reeds gelet hierop moet worden geoordeeld dat het schaderapport niet objectief en onafhankelijk is. In het midden kan daarom blijven of Fidflex al dan niet is uitgenodigd om bij het onderzoek in de woning aanwezig te zijn, zoals door [persoon A] is gesteld maar door Fidflex uitdrukkelijk is weersproken, en of dus hoor en wederhoor is toegepast bij dit onderzoek. Dit blijkt overigens niet uit het rapport. Het opgestelde schaderapport levert, tegenover de gemotiveerde betwisting door Fidflex van de juistheid van de wijze van onderzoek en de conclusies in het rapport, niet het bewijs van de door [persoon A] gestelde gebreken en schade met betrekking tot de plaatsing van de kozijnen, waarvan zij vergoeding heeft gevorderd.

7.9

Het voorgaande betekent dat het bewijs tot dusverre ontbreekt. [persoon A] heeft bewijs aangeboden van haar stelling. De kantonrechter laat [persoon A] conform haar bewijsaanbod toe tot het leveren van het bewijs dat Fidflex de drie (witte) kozijnen zo ondeugdelijk heeft geplaatst en aangebracht, dat er bredere/diepere kozijnen moeten worden geplaatst teneinde aangebrachte schade deels op te vangen c.q. te camoufleren.

7.10

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal worden beslist op de hierna te bepalen wijze. Iedere verdere beslissing zal in dit stadium van de procedure worden aangehouden. Ook zullen partijen eerst in een later stadium in de gelegenheid worden gesteld de aktes als genoemd onder 7.7 te nemen.

ten aanzien van het stucwerk

7.11

Vervolgens komt de vraag aan de orde of Fidflex is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft het verrichte stucwerk en alle consequenties van dien.

Voorop gesteld wordt dat het verweer van Fidflex dat de eerste stucwerkzaamheden als opgeleverd moeten worden beschouwd in de zin van artikel 7:758 BW en dat Fidflex op grond van het derde lid van dat artikel is ontslagen van aansprakelijkheid voor eventuele gebreken, niet kan slagen. [persoon A] heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat een dergelijke oplevering heeft plaatsgevonden en dat zij de kans heeft gekregen om het eerste stucwerk te keuren en al dan niet (gedeeltelijk) te aanvaarden. Fidflex heeft niets overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat dat wel het geval is geweest en dat bijvoorbeeld een proces-verbaal van oplevering is opgesteld en door [persoon A] is ondertekend.

Het voorgaande betekent dat Fidflex niet is ontslagen van aansprakelijkheid voor eventuele gebreken aan het stucwerk.

7.12

[persoon A] heeft gesteld dat het door Fidflex verrichte stucwerk zo slecht is uitgevoerd dat herstel niet meer mogelijk is en dat de enige oplossing is om het stucwerk weer af te bikken en het stucwerk opnieuw en deugdelijk te verrichten. Fidflex heeft uitdrukkelijk weersproken dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft het stucwerk. In het licht van dit verweer van Fidflex rust op [persoon A] , nu zij zich op de rechtsgevolgen van haar stelling beroept, de bewijslast dat het stucwerk ondeugdelijk is verricht. Ter onderbouwing van de door [persoon A] gestelde gebreken aan het stucwerk heeft zij de hiervoor geciteerde e-mail van [persoon G] van 10 juli 2020 overgelegd, die is opgesteld naar aanleiding van het door hem uitgevoerde onderzoek in de woning. Dat bericht is echter niet ondertekend en de wijze van onderzoek en de in die e-mail vermelde conclusies zijn uitdrukkelijk en gemotiveerd door Fidflex weersproken. Reeds gelet hierop levert het rapport niet het bewijs van de door [persoon A] gestelde gebreken en schade, waarvan zij vergoeding heeft gevorderd. In het midden kan dan ook blijven of Fidflex al dan niet is uitgenodigd om bij het onderzoek in de woning aanwezig te zijn, zoals door [persoon A] is gesteld maar door Fidflex uitdrukkelijk is weersproken, en of dus hoor en wederhoor is toegepast bij dit onderzoek. Dit blijkt overigens niet uit de e-mail.

7.13

Het voorgaande betekent dat het bewijs tot dusverre ontbreekt. [persoon A] heeft bewijs aangeboden van haar stelling. De kantonrechter laat [persoon A] conform haar bewijsaanbod toe tot het leveren van het bewijs dat het door Fidflex verrichte stucwerk zo slecht is uitgevoerd dat herstel niet meer mogelijk is en dat de enige oplossing is om het stucwerk weer af te bikken en het stucwerk opnieuw en deugdelijk te verrichten.

7.14

Indien [persoon A] slaagt in de bewijslevering, moet als volgt geoordeeld worden.

Op grond van artikel 7:759 lid 1 BW dient de opdrachtgever de aannemer de gelegenheid te geven de gebreken waarvoor hij aansprakelijk is binnen een redelijke termijn te herstellen, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van de opdrachtgever kan worden gevergd. [persoon A] heeft Fidflex bij voormelde brief van 25 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om het stucwerk te herstellen. De geboden hersteltermijn van 14 dagen moet redelijk worden geacht. Fidflex heeft dat ook niet betwist. Nu Fidflex niet tot herstel is overgegaan, is Fidflex in verzuim geraakt. Dat leidt er alsdan toe dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft het stucwerk.

Het voorgaande leidt alsdan tot de conclusie dat [persoon A] de overeenkomst ook in zoverre op goede gronden bij brief van 12 maart 2020 (buitengerechtelijk) heeft ontbonden en aanspraak kan maken op aanvullende schadevergoeding.

7.15

Indien [persoon A] niet slaagt in de bewijslevering, moet geoordeeld worden dat Fidflex niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst voor wat betreft het stucwerk. Dit leidt alsdan tot de conclusie dat [persoon A] de overeenkomst in zoverre ten onrechte bij brief van 12 maart 2020 (buitengerechtelijk) heeft ontbonden en geen aanspraak kan maken op aanvullende schadevergoeding.

7.16

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal worden beslist op de hierna te bepalen wijze. Iedere verdere beslissing, ook die met betrekking tot de gevolgen van de eventuele ontbinding van de overeenkomst voor wat betreft het stucwerk met het oog op de artikelen 6:271 en 6:272 BW en de door [persoon A] gevorderde, naar de kantonrechter begrijpt, aanvullende schadevergoeding bestaande uit de herstelkosten als gevolg van het slecht uitgevoerde stucwerk, zal in dit stadium van de procedure worden aangehouden.

onrechtmatig handelen?

7.17

[persoon A] heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Fidflex en daartoe aangevoerd dat zij het door Fidflex overgelegde bericht op Facebook slechts éénmaal heeft geplaatst, dat dat bericht slechts enkele uren op Facebook heeft gestaan en toen al door [persoon A] is verwijderd. Fidflex heeft dat laatste ook niet meer betwist. Niet is gebleken dat Fidflex hierdoor (toch) schade heeft geleden. Gesteld noch gebleken is dat het bericht enig gevolg heeft gehad voor Fidflex. Fidflex heeft zelf gesteld dat niemand anders een procedure jegens Fidflex aanhangig heeft gemaakt. Ook is niet gebleken dat [persoon A] andere berichten met betrekking tot Fidflex op social media heeft geplaatst. Dit leidt tot de conclusie dat Fidflex onvoldoende heeft gesteld dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW . De door Fidflex gevorderde verklaringen voor recht zijn dan ook niet toewijsbaar.

8. De beslissing

De kantonrechter:

in beide zaken:

alvorens verder te beslissen:

laat [persoon A] toe tot het leveren van het bewijs met alle middelen rechtens dat Fidflex de drie (witte) kozijnen zo ondeugdelijk heeft geplaatst en aangebracht in de woning, dat er bredere/diepere kozijnen moeten worden geplaatst teneinde aangebrachte schade deels op te vangen c.q. te camoufleren;

laat [persoon A] toe tot het leveren van het bewijs met alle middelen rechtens dat het door Fidflex verrichte stucwerk in de woning zo slecht is uitgevoerd, dat herstel niet meer mogelijk is en dat de enige oplossing is om alles weer af te bikken en het stucwerk opnieuw en deugdelijk te verrichten;

verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 30 juni 2021 te 14.30 uur teneinde [persoon A] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of zij voornoemd bewijs wenst te leveren en,

indien zij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die dan dadelijk bij die akte in het geding dient te brengen;

indien zij getuigen wenst voor te brengen, zij in die akte opgave dient te doen van het aantal door haar voor te brengen getuigen met de verhinderdata aan beide zijden in de periode september tot en met november 2021, zodat onmiddellijk ter zitting een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald; [persoon A] zal te zijner tijd zelf hebben zorg te dragen voor behoorlijke oproeping der getuigen en zal uiterlijk één week voor het getuigenverhoor de namen en de woonplaatsen van de te horen getuigen moeten opgeven aan de kantonrechter en de wederpartij;

bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 te Rotterdam voor na te noemen kantonrechter.

Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

764


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature