U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Wvggz. Verzoek tot schadevergoeding ex artikel 10:12 lid 3 Wvggz toegewezen. Termijnoverschrijding ex artikel 5:16 lid 1 Wvggz.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie

Zaak-/rekestnummer: C/10/612001 / FA RK 21-577

Beschikking van 11 februari 2021 betreffende schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)

in de zaak van:

[naam verzoeker] ,

hierna: verzoeker,

geboren op [geboortedatum verzoeker] te Curaçao, Nederlandse Antillen,

wonende en verblijvende bij Antes aan de [adres verzoeker],

advocaat mr. D.H. Tongerlo te Rotterdam.

t e g e n

de officier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam,

hierna: de officier.

1. Procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen op

22 januari 2021.

1.2.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op

5 februari 2021 in het gebouw van de rechtbank te Rotterdam.

Bij die gelegenheid zijn verschenen:

verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;

mr. J.F.C. Janssen, officier.

1.3.

Het verzoek tot schadevergoeding is tegelijk behandeld met het verzoek tot een aansluitende zorgmachtiging, bekend onder zaak- en rekestnummer: C/10/611900 / FA RK 21-534. In deze zaak is afzonderlijk uitspraak gedaan.

2. Verweer en verzoek

2.1.

Verzoeker stelt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden en verzoekt de rechtbank een schadevergoeding toe te kennen op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz. Verzoeker vordert € 20,- voor iedere dag dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden, dan wel een door de rechtbank naar billijkheid vast te stellen bedrag. Verzoeker stelt in dat geval een bedrag van € 15,- per dag voor.

2.2.

De officier bevestigt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden en stelt dat onder de omstandigheden van dit geval een schadevergoeding van € 10,- voor iedere dag dat de officier de termijn heeft overschreden redelijk en billijk is.

3. Beoordeling

Termijnoverschrijding

3.1.

Op grond van artikel 5:16 lid 1 Wvggz deelt de officier zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk , maar uiterlijk binnen vier weken na de schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 5:4 lid 2 onder a Wvggz, mee aan partijen.

3.2.

Op 10 december 2020 heeft de geneesheer-directeur verzoeker schriftelijk medegedeeld dat de officier heeft besloten een zorgmachtiging voor verzoeker voor te bereiden, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 onder a Wvggz. Van af dat moment is de termijn van vier weken zoals bedoeld in artikel 5:16 lid 1 Wvggz ingegaan, met 7 januari 2021 als uiterste datum. Op 21 januari 2021 heeft de officier verzoeker schriftelijk medegedeeld dat hij van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan, waarop de officier onverwijld een verzoekschrift tot een aansluitende zorgmachtiging bij deze rechtbank heeft ingediend.

3.3.

Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden met een periode van 13 dagen, te weten van 8 januari 2021 tot

21 januari 2021.

Schadevergoeding

3.4.

Op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz kan betrokkene of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat, indien de wet niet in acht is genomen door de officier of de rechter. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.

3.5.

In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoeker moet stellen dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen zijn schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:12 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, als er maar enige onderbouwing is en voldoende aannemelijk is dat er schade is. De rechtbank betrekt daarbij dat de regeling zoals deze gold onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen ook een laagdrempelige regeling bevatte. Niet blijkt dat de wetgever met deze regeling en de daaruit gegroeide praktijk heeft willen breken.

3.6.

De wetgever heeft strakke termijnen gesteld, zodat psychiatrische patiënten, die een kwetsbare groep vormen, niet te lang in onzekerheid verkeren of en zo ja, welke zorg zij nodig hebben en of er zal worden overgegaan tot indiening van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging.

3.7.

Verzoeker stelt dat hij immateriële schade heeft geleden omdat hij langer dan de wettelijke termijn van vier weken in onzekerheid verkeerde of de lopende zorgmachtiging na 21 februari 2021 zou worden verlengd en zo ja, welke vormen van verplichte zorg er zouden worden verzocht. In de lopende machtiging zijn opname en beperking van de bewegingsvrijheid namelijk niet als vormen van verplichte zorg opgenomen, maar bij mondelinge uitspraak van 2 oktober 20020 is deze zorgmachtiging gewijzigd in die zin dat de maatregelen opname en beperking van de bewegingsvrijheid voor de duur van twee weken konden worden getroffen om (dreigend) ernstig nadeel te kunnen afwenden. Door de overschrijding van de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is inbreuk gemaakt op de autonomie van verzoeker om zelf de zorg te kiezen die hij wenst.

De rechtbank is van oordeel dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden. Dat er voor verzoeker tot en met 21 februari 2021 nog een machtiging liep, maakt dat niet anders.

3.8.

De rechtbank houdt bij de vaststelling van de schadevergoeding rekening met de ernst van de normschending en met wat de gevolgen hiervan voor verzoeker zijn geweest. Met inachtneming van de omstandigheden die onder 3.7. zijn weergegeven stelt de rechtbank de schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 10,- per dag. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die tot een hogere schadevergoeding leiden. Dat betrokkene al geruime tijd in een accommodatie woont en verblijft en dit als zijn thuis beschouwt is niet een omstandigheid die een hogere schadevergoeding rechtvaardigt.

Omdat sprake is van een termijnoverschrijding van 13 dagen, bedraagt de schadevergoeding € 130,-.

4. Beslissing

De rechtbank:

4.1.

veroordeelt de Staat tot betaling van een bedrag van € 130,- aan verzoeker;

4.2.

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

4.3.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is op 11 februari 2021 gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature