U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Disciplinair ontslag. Gelet op de omstandigheden is het eenmalig invoeren van onjuiste cijfers, waarschijnlijk de cijfers van een andere (oefen)toets, onvoldoende om als plichtsverzuim aan te merken. Het handelen van eiser wordt als een vergissing aangemerkt en niet als fraude.

Ontslag wegens redenen van gewichtige aard maakt geen onderdeel uit van de bestreden besluitvorming. De enkele verwijzing naar het voorgenomen besluit waarin die ontslaggrond wel is genoemd, is onvoldoende nu in de besluitvorming expliciet is vermeld dat disciplinair ontslag is verleend.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 20/54

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs,

en

het College van Bestuur van de Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor primair en voortgezet onderwijs, verweerder,

gemachtigde: mr. A. Klaassen.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 10 juli 2019 wegens ernstig plichtsverzuim de disciplinaire straf van ontslag opgelegd.

Bij besluit van 27 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2020. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1

Eiser was sinds 1 augustus 2018 op grond van een tijdelijke aanstelling als docent wiskunde bij verweerder werkzaam.

2

2.1

Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de bezwaarcommissie van 1 november 2019, het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser zich aan toerekenbaar plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt waaraan de straf van ontslag evenredig is.

3

3.1

Verweerder heeft met toepassing van artikel 10.b.3, aanhef en onder 11, van de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs (CAO OV) eiser ontslag verleend als disciplinaire maatregel wegens plichtsverzuim.

3.2

In de gevallen van plichtsverzuim in het kader waarvan een ambtenaar een disciplinaire straf is opgelegd dienen volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de volgende vragen te worden beantwoord (CRvB 19 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:944):

Heeft de ambtenaar de ten laste gelegde gedraging verricht, dan wel is voldoende aannemelijk geworden dat hij deze gedraging heeft verricht?

Kan de vastgestelde gedraging worden gekwalificeerd als plichtsverzuim?

Kan deze gedraging de ambtenaar worden toegerekend?

Is de opgelegde straf evenredig aan het gepleegde plichtsverzuim?

De gedraging

4.1

Bij het vaststellen of eiser de hem verweten gedragingen daadwerkelijk heeft verricht, hanteert de rechtbank de maatstaf die door de CRvB is aangelegd, te weten dat op basis van de beschikbare, deugdelijke vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat eiser de verweten gedragingen daadwerkelijk heeft begaan (CRvB 24 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2276).

4.2

Eiser wordt verweten dat hij onjuiste of gefingeerde cijfers in het Magister-systeem van de school heeft ingevoerd voor een wiskundetoets gemaakt op 22 februari 2019 van het derde leerjaar. Eiser erkent dat hij onjuiste cijfers heeft ingevoerd. Hierdoor is aan het onder 4.1 genoemde criterium voldaan en is de verweten gedraging vast komen te staan.

Plichtsverzuim

5

5.1

Op grond van artikel 10.b.7, tweede lid, van de CAO VO omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

5.2

Verweerder acht aannemelijk dat eiser welbewust fictieve cijfers, althans cijfers waarvan hij niet wist of deze juist waren, op Magister heeft ingevuld. Volgens verweerder is er geen sprake van een vergissing maar van fraude. Het pas op 30 juni 2019 invoeren van de cijfers van de toets van 22 februari 2019 ligt uitdrukkelijk niet aan het besluit ten grondslag, verklaarde verweerder ter zitting desgevraagd.

5.3

Niet ter discussie staat dat een leraar de juiste cijfers in Magister moet invoeren. Eiser heeft direct nadat hij ermee bekend raakte dat hij op 30 juni 2019 verkeerde cijfers voor de toets, gemaakt op 22 februari 2019, had ingevoerd, de fout erkend en hiervoor zijn excuses aangeboden. Eiser voert aan dat hij niet bewust onjuiste cijfers heeft ingevoerd en dat hij niet leerlingen heeft willen bevoor- of benadelen. Hij heeft aangevoerd dat hij door de hoge werkdruk per ongeluk de cijfers van een ander proefwerk heeft ingevoerd. Na een voetoperatie op 21 juni 2019 had eiser van de school toestemming gekregen thuis schoolwerk na te kijken. Hij heeft een collega, [naam] , op 5 juli 2019 een doos met diverse toetsen meegegeven naar school. Hij is ervan overtuigd dat hij de juiste toets van 22 februari 2019 in die doos heeft gedaan. Deze toets is uiteindelijk ook in een kast op school teruggevonden. Eiser vermoedt dat hij op 30 juni 2019 per ongeluk de resultaten van een gemaakte oefentoets op magister heeft ingevuld, in de veronderstelling dat dit de “echte” toets was.

5.4

Anders dan verweerder vindt de rechtbank het betoog van eiser niet zonder meer ongeloofwaardig. De rechtbank vindt de verklaringen die eiser in de verschillende fasen van de procedure heeft afgelegd niet tegenstrijdig met elkaar. Dat eiser tijdens het zienswijzegesprek, dat na het voornemen tot disciplinair ontslag volgde, geen antwoord op verweerders vragen wilde geven maar eerst een raadsman wilde raadplegen, vindt de rechtbank niet onlogisch gelet op het feit dat het om een disciplinair ontslag gaat. Eiser verklaarde hierover dat het gesprek als een verhoor voelde en dat dit hem van de wijs bracht. Dat eiser vervolgens het standpunt inneemt dat hij de toetsen in een doos met diverse toetsen heeft gedaan en aan een collega heeft meegegeven, is ook niet op voorhand onaannemelijk. Niet betwist wordt dat een collega toetsen heeft opgehaald bij eiser en de toetsen zijn ook op school in een kast teruggevonden.

5.5

Dat eiser onjuiste cijfers op Magister had ingevoerd kwam aan het licht doordat een leerling opmerkte dat hij op magister een cijfer had staan voor een toets die hij destijds door afwezigheid niet had gemaakt. De rechtbank begrijpt niet dat verweerder na het vinden van de juiste toetsen van 22 februari 2019 niet op Magister de fout heeft hersteld door, na uitleg aan de leerlingen, de juiste cijfers in te vullen. Leerlingen worden geacht te controleren of hun cijfers juist worden ingevoerd op Magister, zoals verweerder ter zitting beaamde. Bij onjuistheden kunnen zij daar hun leraar op aanspreken zodat deze kan corrigeren. Dat VMBO-leerlingen minder alert zouden zijn op dit punt, zoals verweerder ter zitting suggereerde, doet daaraan, voor zover dat al klopt, niet af. Dat bleek in deze zaak ook niet het geval nu een leerling aan de bel trok. Evenmin ziet de rechtbank waarom verweerder de toets van 22 februari 2019 en daarnaast nog andere toetsen van eiser opnieuw wilde nakijken, nu er geen aanwijzingen waren dat eiser niet goed nakeek. Niets wees er bovendien op dat eiser bepaalde leerlingen wilde bevoor- of benadelen.

5.6

De rechtbank ziet de fout van eiser, het eenmalig op Magister invoeren van onjuiste cijfers van een proefwerk, waarschijnlijk de cijfers van een andere (oefen)toets, als een vergissing, niet als plichtsverzuim. Dit mede nu eiser direct zijn fout erkende en spijt betuigde, gezien zijn verklaringen over de gang van zaken, het feit dat de juiste, ook door hem gecorrigeerde, toets is gevonden op school. Ter zitting benadrukte verweerder dat hij geen problemen wilde krijgen als een school in Maastricht ondervond kort voordat onderhavig incident zich voordeed alwaar, nadat fraude met cijfers aan het licht was gekomen, examens ongeldig zijn verklaard en de school een slechte reputatie kreeg. Daarom heeft verweerder naar eigen zeggen ook direct het “fraude-protocol” in werking gesteld en de inspectie ingelicht. Bij de betreffende school in Maastricht betrof de problematiek echter, naar verweerder zelf stelt, vrijwel alle leerlingen en was sprake van structureel falen van de organisatie en de lopende onderwijsprocessen. Dat is in deze zaak niet het geval. Met zijn handelwijze heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met te veel argwaan en onbegrip geoordeeld en overijverig gereageerd. De angst om iets fout te doen of de wens om als zeer correct te boek te staan bij ouders of de inspectie mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid waarmee een school met zijn onderwijzend personeel dient om te gaan. Een vergissing is geen fraude en ook niet zonder meer plichtsverzuim.

5.7

Nu er geen sprake is van plichtsverzuim was verweerder niet bevoegd om eiser een disciplinaire straf op te leggen.

Ontslag wegens redenen van gewichtige aard

6

6.1

Verweerder betoogt dat met het bestreden besluit eiser ook ontslag is verleend wegens redenen van gewichtige aard, bestaande uit een ernstige vertrouwensbreuk. De rechtbank volgt verweerder niet in dit betoog en legt daaraan het volgende ten grondslag.

6.2

In het primaire besluit heeft verweerder duidelijk aangegeven dat de beëindiging van eisers dienstverband haar grondslag in artikel 10.b.3, aanhef en onder 11, van de CAO VO vindt, hetgeen disciplinair ontslag betreft. Het ontslag wegens redenen van gewichtige aard of het daarbij behorende artikel uit de CAO VO worden in zijn geheel niet genoemd.

6.3

Ook de bezwaaradviescommissie oordeelt alleen over het disciplinair ontslag en wijdt daar zelfs een overweging aan, namelijk: “Ten slotte wil de Commissie volledigheidshalve hier niet ongezegd laten dat zij in deze bezwaarprocedure enkel en alleen bevoegd is te oordelen over het door Werkgever genomen besluit inzake disciplinair ontslag d.d. 23 juli 2019.”. Gelet op het feit dat verweerder eiser in bezwaar ook schadeplichtig heeft gesteld, waarover de bezwaaradviescommissie zich niet uitlaat, volgt de rechtbank verweerder niet in zijn standpunt dat de bezwaaradviescommissie zich tot het disciplinair ontslag heeft beperkt, omdat eiser alleen daartegen gronden heeft ingediend. Voor dit standpunt zijn in het advies van de bezwaaradviescommissie geen aanknopingspunten te vinden. De commissie heeft het immers over het genomen besluit inzake disciplinair ontslag. In het bestreden besluit neemt verweerder vervolgens het advies van de bezwaaradviescommissie over en vult daarin niets aan over het ontslag wegens redenen van gewichtige aard.

6.4

Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder eiser geen ontslag om gewichtige redenen heeft verleend, waardoor dit ontslag in deze procedure ook niet aan de orde is. De enkele verwijzing in het primaire besluit naar het voornemen waarin een dergelijk ontslag wel is benoemd, acht de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel. De periode na het voornemen is juist bedoeld om te onderzoeken of in overeenstemming met dat voornemen een besluit kan worden genomen en verweerder geeft in het primaire besluit duidelijk aan dat het alleen om disciplinair ontslag gaat.

Conclusie

7

7.1

Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat zij het bezwaar gegrond verklaart en het primaire besluit herroept. Dit betekent dat de situatie ontstaat dat eiser vanaf 10 juli 2019 tot 1 augustus 2019, de datum waarop zijn tijdelijk dienstverband van rechtswege eindigde, bij verweerder in dienst is gebleven.

7.2

Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

7.3

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,00 en wegingsfactor 1). Voor de door verweerder gevorderde veroordeling van eiser in de proceskosten van verweerder is geen aanleiding, voor zover dit al te rijmen zou zijn met artikel 8:75, eerste lid, van de Awb .

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

verklaart het bezwaar gegrond en herroept het primaire besluit;

bepaalt dat deze uitspraak in plaats van het bestreden besluit treedt;

bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 178,00 vergoedt;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.575,00;

wijst verweerders verzoek om eiser in de proceskosten te veroordelen af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 januari 2021.

De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature