Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

KG-vonnis. Veroordeling tot betaling van bedragen aan loon, reiskosten, vakantietoeslag etc.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9279845 VV EXPL 21-268

uitspraak: 23 juli 2021

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats eiser],

eiser,

gemachtigde: mr. M.L. Ravensberger-Brussee,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Benka Tech B.V.,

gevestigd te Vlaardingen,

gedaagde,

niet verschenen.

Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “Benka”.

1. Het verloop van de procedure

1.1

[eiser] heeft Benka op 1 juli 2021 gedagvaard in kort geding.

1.2

Op 19 juli 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden via Skype . [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Ravensberger-Brussee. Namens Benka is niemand verschenen.

1.3

De dagvaarding is op de juiste wijze betekend. Daarom is tegen Benka verstek verleend.

1.4

De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

2.1

[eiser] is op 6 april 2020 bij Benka in dienst getreden in de functie van Tekenaar voor 6 maanden, gedurende 40 uren per week, tegen een loon van € 1.700,- bruto per maand en 8,3% vakantietoeslag alsmede een reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer. De overeenkomst is tweemaal stilzwijgend verlengd, laatst per 6 april 2021.

2.2

Gedurende het dienstverband heeft Benka herhaaldelijk loon en reiskostenvergoeding niet, niet volledig en/of niet op tijd voldaan aan [eiser].

2.3

Bij aangetekend verzonden brief van 15 december 2020 heeft [eiser] aan Benka verzocht om tot uitbetaling van achterstallig loon over te gaan. Een reactie hierop is uitgebleven.

2.4

Bij brief van 13 januari 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Benka verzocht om tot betaling van achterstallig loon, reiskostenvergoeding en wettelijke verhoging over te gaan. Tevens is om vergoeding van juridische kosten verzocht.

2.5

Tussen partijen is hierover in februari 2020 een betalingsregeling tot stand gekomen

2.6

Benka is de betalingsregeling niet nagekomen en betaling van loon en reiskostenvergoeding is wederom uitgebleven. Ook nadien gemaakte afspraken zijn niet nagekomen.

2.7

In overleg met Benka is [eiser] vanaf 6 mei 2021 niet op het werk verschenen, maar hij heeft zich wel beschikbaar gehouden voor het verrichten van zijn werk.

3. Het geschil

3.1

[eiser] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

1. Benka te veroordelen, althans te bevelen binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, tegen behoorlijk bewijs aan [eiser] betalen:

a. het onder punt 23 (lees: 24) van de dagvaarding gespecificeerde (achterstallig) netto loon inclusief reiskostenvergoeding tot en met 6 juni 2021 ad € 8.379,18;

b. het netto equivalent van de vakantietoeslag ad € 1.693,00 bruto over de periode 6 april 2020 tot en met 5 april 2021;

c. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW , te weten (maximaal) 50% van

€ 8.379,18 van het onder a gevorderde, dan wel een verhoging die de voorzieningenrechter in goede justitie ex artikel 7:625 BW voorkomt;

d. de wettelijke rente over het onder a, b en c gevorderde vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

2. Benka te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs aan [eiser] te betalen het overeengekomen loon en emolumenten vanaf 7 juni 2021 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal worden beëindigd, dan wel tot de datum van de uitspraak, dan wel tot een datum in goede justitie te bepalen.

3. Benka te veroordelen om aan [eiser] te verstrekken de salarisspecificaties vanaf de periode 07-11-2020 t/m 06-12-2020 tot de datum dat het dienstverband zal eindigen, dan wel in ieder geval tot en met mei 2021, alsmede een concrete jaaropgave (2020), op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, althans een in goede justitie te bepàlen dwangsom per dag, met een maximum van € 5.000,-, te rekenen voor elke dag na vijf dagen na de datum van de uitspraak dat Benka niet voldoet aan de uitspraak;

4. Benka te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de proceskosten.

3.2

Daartoe stelt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - dat hij het overeengekomen loon uitbetaald wil krijgen voor de door hem verrichte werkzaamheden en voor het zich beschikbaar houden voor het verrichten van werkzaamheden. Het gaat om (minstens) € 1.480,- netto per maand. Daarnaast is Benka hem reiskostenvergoeding verschuldigd. Tezamen gaat het om € 8.379,18 netto. Tevens stelt [eiser] aanspraak te hebben op € 1.693,00 bruto aan vakantietoeslag. Een en ander te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW . Voorts vordert [eiser] dat Benka het nog verschuldigd te worden salaris betaalt. In dit verband is bij de mondelinge behandeling gesteld dat het salaris over de maand juni 2021 ook niet uitbetaald is. Tot slot wil [eiser] dat hem salarisspecificaties worden verstrekt.

3.3

Benka betwist de vordering niet.

4. De beoordeling

4.1

Voldoende is gebleken dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, zodat hij ontvankelijk is in zijn vordering.

4.2

In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende is dan ook slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.

4.3

De vordering is niet betwist en komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke verhoging van het loon en de vakantietoeslag ex artikel 7:625 BW wordt gematigd tot nihil, omdat [eiser] vanaf begin mei 2021 niet langer een tegenprestatie verricht voor het loon en Benka in betalingsonmacht lijkt te verkeren. Daarnaast is er geen grond om wettelijke verhoging toe te passen op de reiskostenvergoeding. De wettelijke rente wordt wel toegekend. Dat geldt ook voor het loon vanaf 7 juni 2021 tot het einde van het dienstverband. Wat dat laatste betreft, heeft [eiser] bij de mondelinge behandeling te kennen gegeven op zoek te zijn naar ander werk en bereid te zijn om met Benka tot een tussentijdse beëindiging van het dienstverband te komen, wat op grond van de arbeidsovereenkomst mogelijk is en de schade voor partijen zou beperken, maar dat Benka tot dusver hieraan geen medewerking heeft willen verlenen. Dit zou alsnog kunnen.

4.4

Tevens zal Benka worden veroordeeld om aan [eiser] een jaaropgave 2020 alsmede salarisspecificaties te verstrekken vanaf de periode 07-11-2020 t/m 06-12-2020 tot de datum waarop het dienstverband zal eindigen. Vooralsnog wordt hieraan geen dwangsom verbonden.

4.5

Als de in het ongelijk gestelde partij dient Benka verwezen te worden in de kosten van het geding. Nu [eiser] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht.

5. De beslissing

De kantonrechter,

rechtdoende in kort geding:

veroordeelt Benka om aan [eiser] tegen kwijting te betalen:

€ 8.379,18 netto aan achterstallig loon tot en met 6 juni 2021 en reiskostenvergoeding;

het netto equivalent van de vakantietoeslag van € 1.693,00 bruto over de periode van 6 april 2020 tot en met 5 april 2021;

de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over voormelde bedragen van af 1 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;

het overeengekomen loon en emolumenten vanaf 7 juni 2021 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd;

veroordeelt Benka om aan [eiser] te verstrekken de salarisspecificaties vanaf de periode

7-11-2020 t/m 06-12-2020 tot de datum dat het dienstverband zal eindigen;

veroordeelt Benka in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 240,- aan verschotten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

465


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature