Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Strafontslag. Het beroep is gegrond. Verweerder had weliswaar een gerechtvaardigd doeleinde om eiseres door een recherchebureau (heimelijk) te laten observeren maar het onderzoek is niet noodzakelijk noch proportioneel. De mondelinge melding van vermoedelijk plichtsverzuim was, ook in combinatie met terugkoppelingen van de bedrijfsarts, daarvoor onvoldoende concreet. Ook verder is het dossier onvoldoende om te concluderen dat eiseres zich aan de verweten gedraging schuldig heeft gemaakt.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 19/4443

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen [naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M.T. Korff),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Hofkes).

Procesverloop

Bij het besluit van 11 februari 2019 (primair besluit) heeft verweerder eiseres met onmiddellijke ingang disciplinair ontslag opgelegd.

Bij het besluit van 22 juli 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar partner. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [persoon A] en [persoon B] .

Overwegingen

1. Eiseres was als [naam functie] bij de afdeling [naam afdeling] van de gemeente Maassluis werkzaam. Vanaf 25 januari 2017 tot het einde van haar dienstverband heeft eiseres wegens arbeidsongeschiktheid geen werkzaamheden meer verricht.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in overeenstemming met het advies van de rechtspositionele kamer van de commissie voor de bezwaarschriften (BAC), het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het integriteits-onderzoek rechtmatig is, dat eiseres de haar verweten gedragingen heeft verricht, dat deze gedragingen toerekenbaar plichtsverzuim opleveren en dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag evenredig aan dit plichtsverzuim is.

3.1

Verweerder heeft als disciplinaire maatregel met toepassing van de artikelen 8:13 en 16:1:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) eiseres wegens plichtsverzuim met onmiddellijke ingang ontslag verleend.

3.2

In de gevallen van plichtsverzuim in het kader waarvan een ambtenaar een disciplinaire straf is opgelegd dienen volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de volgende vragen te worden beantwoord (CRvB 19 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:944):

Heeft de ambtenaar de ten laste gelegde gedraging verricht, dan wel is voldoende aannemelijk geworden dat hij deze gedraging heeft verricht?

Kan de vastgestelde gedraging worden gekwalificeerd als plichtsverzuim?

Kan deze gedraging de ambtenaar worden toegerekend?

Is de opgelegde straf evenredig aan het gepleegde plichtsverzuim?

De gedraging

4.1

Bij het vaststellen of eiseres de haar verweten gedragingen daadwerkelijk heeft verricht, hanteert de rechtbank de maatstaf die door de CRvB is aangelegd, te weten dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat eiseres de verweten gedragingen daadwerkelijk heeft begaan (CRvB 24 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2276).

4.2

Eiseres wordt verweten dat zij:

- gedurende de periode dat zij arbeidsongeschikt is geweest haar verplichting tot informatieverstrekking bij ziekte veelvuldig heeft geschonden;

- de verplichting tot verlening van medewerking aan haar re-integratie consequent heeft geschonden.

Deugdelijk vastgestelde gegevens

5.1

Eiseres betoogt dat verweerder haar ten onrechte door een extern recherchebureau heeft laten observeren en dat er verder geen bewijs is dat zij zich aan de verweten gedragingen schuld heeft gemaakt.

5.2

De rechtbank overweegt dat de inzet van camera-observaties door de algemene verordening gegevensbescherming (AVG), voorheen de Wet bescherming persoonsgegevens, is genormeerd. Uit de artikelen 5 en 6 van de AVG vloeit voort dat de inzet van camera-observaties is toegestaan als persoonsgegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze worden verwerkt en voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinde worden verzameld. Daarbij moet het noodzakelijk zijn voor het behartigen van een gerechtvaardigd belang. Camera-observaties zijn echter niet toegestaan als het belang of de fundamentele rechten en vrijheden, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levens-sfeer, van de betrokkene prevaleert. Ook mag de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet in onevenredige verhouding staan tot het te dienen doel (proportionaliteit). Verder mag het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige wijze, kunnen worden bereikt (subsidiariteit). De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de CRvB van 10 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD8005, en van 26 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH5614.

5.3

Verweerder heeft naar aanleiding van een mondelinge melding van een (Stedin)lid van het multidisciplinair team een integriteitsonderzoek naar eiseres ingesteld. Deze mondelinge melding is na het onderzoek met gelijkluidende bewoording schriftelijk bevestigd en luidt: “Ik wil je hierbij aangegeven dat ik [voornaam eiseres] heb zien lopen in Rotterdam Zuid. Ik hoorde van je collega’s dat [voornaam eiseres] al een tijd ziek is, maar ze zag er niet ziek uit. Wilde dit even kwijt.”. Verder speelde bij de beslissing om een onderzoek in te stellen een rol dat de leidinggevende berichten ontving dat collega’s van eiseres zelf bij haar huis wilden gaan posten, wat hij wilde voorkomen. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting uitgelegd dat, hoewel meerdere leden van het team eiseres hebben waargenomen, de melding maar door één lid van het team is gedaan.

5.4

Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat in de situatie van eiseres de mondelinge melding niet concreet genoeg is om tot vermoeden van plichtsverzuim te komen. De mondelinge melding komt er namelijk in de basis op neer dat de melder een als arbeidsongeschikte geregistreerde medewerker heeft zien lopen en vond dat die medewerker er niet ziek uitzag. De melding is verder niet geconcretiseerd, zodat onduidelijk is wat het (Stedin)lid precies heeft gezien en wat maakt dat hij eiseres er niet ziek uit vond zien.

5.5

De terugkoppelingen van de bedrijfsarts maken dit niet anders. Het algemene beeld dat uit die terugkoppelingen naar voren komt is dat eiseres (forse) beperkingen op persoonlijk- en sociaal functioneren heeft. Uit die terugkoppelingen blijkt niet dat die beperkingen zo ernstig waren dat eiseres helemaal geen sociale contacten kon onderhouden en helemaal niet zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer kon deelnemen. Verweerder heeft ook geen verklaring van de bedrijfsarts overgelegd waaruit meer concreet blijkt welke beperkingen eiseres had en hoe eiseres zich bij de bedrijfsarts gedroeg. Dat het (Stedin)lid eiseres heeft zien lopen is dan ook niet genoeg voor de conclusie dat eiseres zich vermoedelijk aan plichtsverzuim schuldig maakte.

5.6

De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de situatie van eiseres onvoldoende reden was om een vermoeden van plichtsverzuim aan te nemen. Hierdoor had verweerder weliswaar een gerechtvaardigd doeleinde om eiseres door een recherchebureau (heimelijk) te laten observeren maar het onderzoek is niet noodzakelijk noch proportioneel. Er is dus niet aan de criteria uit de rechtspraak voor de inzet van camera-observaties voldaan. Het gevolg hiervan is dat die observaties niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd.

5.7

Ook de verklaring van 25 september 2018 - die de onderzoekers in het kader van het integriteitsonderzoek hebben opgesteld - kan niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. Deze verklaring heeft eiseres namelijk niet ondertekend, wat zij, zo blijkt uit de verklaring, bewust niet heeft gedaan. Klaarblijkelijk was zij het niet met de inhoud daarvan eens. Daarnaast is de verklaring tot stand gekomen nadat eiseres met de observaties is geconfronteerd, observaties die onrechtmatig zijn verricht.

5.8

Wat overblijft is het verslag van het gesprek van 4 oktober 2018 dat na de schorsing van eiseres heeft plaatsgevonden, maar alleen die verklaring is onvoldoende voor de conclusie dat op deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat eiseres de verweten gedragingen daadwerkelijk heeft begaan. De inbreng van eiseres tijdens dat gesprek is daarvoor te beperkt. Uit het verslag komt het beeld naar voren dat vooral de partner van eiseres en de leidinggevende het woord hebben gevoerd. Eiseres zelf heeft geen of bijna geen antwoord op de vragen gegeven en heeft alleen vragen of stellingen van verweerder bevestigd zonder die bevestiging toe te lichten.

5.9

De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van het dossier niet de overtuiging kan worden verkregen dat eiseres de verweten gedragingen heeft begaan. Het betoog van eiseres slaagt.

Conclusie

6.1

Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat zij het bezwaar gegrond verklaart en het primaire besluit herroept. Dit betekent dat eiseres bij verweerder in dienst is gebleven en op doorbetaling van haar salaris aanspraak maakt voor zover zij daarop recht heeft.

6.2

Omdat het beroep gegrond is en in overeenstemming met het verzoek van eiseres, ziet de rechtbank grond voor toewijzing van schadevergoeding bestaande uit de wettelijke rente over het na te betalen salaris. Nu het hier om periodiek te verrichten betalingen van salaris gaat, geldt volgens vaste rechtspraak van de CRvB dat de wettelijke rente op de eerste dag van de kalendermaand gaat lopen volgende op het tijdvak waarop de periodieke betaling betrekking heeft en waarin de juiste betaling had moeten plaatsvinden. Voor de wijze waarop verweerder de rente dient te berekenen verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de CRvB van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.

6.3

Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Ook moet verweerder de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. In totaal is dit € 2.564,-.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

verklaart het bezwaar gegrond en herroept het primaire besluit;

bepaalt dat deze uitspraak in plaats van het bestreden besluit treedt;

veroordeelt verweerder tot het betalen van schadevergoeding aan eiseres voor zover het de wettelijke rente als omschreven onder 6.2 betreft;

bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 174,00- vergoedt;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.564,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzitter, en mr. S. Ketelaars-Mast en mr. Y.E. Schuurmans, leden, in aanwezigheid van mr.P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2021.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

griffier

voorzitter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature