U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Termijnoverschreiding, verwijtbaarheid en schadevergoeding.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie

Zaak-/rekestnummer: C/10/626782 / FA RK 21-7627

Beschikking van 3 november 2021 betreffende schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)

met betrekking tot:

[naam verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum verzoeker], te [geboorteplaats verzoeker],

hierna: verzoeker,

wonende te [woonplaats verzoeker],

advocaat mr. L.M. Deiman te Rotterdam.

t e g e n

de officier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam,

hierna: officier.

1. Procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Den Haag op 27 september 2021;

- de verwijsbeschikking van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2021;

- het schriftelijk standpunt van de officier, ingekomen op 20 oktober 2021.

1.2.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021. Bij die gelegenheid is (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid ) via beeld- en geluidverbinding gehoord de hiervoor genoemde advocaat. Hoewel correct opgeroepen zijn verzoeker en de officier niet verschenen.

1.3.

Na de mondelinge behandeling is op verzoek van de rechtbank van de zijde van verzoeker nog een bericht met bijlagen ontvangen, gedateerd 22 oktober 2021. De officier heeft hierop gereageerd bij bericht van 28 oktober 2021.

2. Verzoek en verweer

2.1.

Verzoeker stelt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden en verzoekt de rechtbank een schadevergoeding toe te kennen op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz. Volgens verzoeker is hem op 23 juli 2021 verteld dat een zorgmachtiging zou worden voorbereid. Pas op 3 oktober 2021 is een verzoek ingediend waardoor de termijn met 15 dagen is overschreden. Verzoeker stelt dat hij hierdoor spanning en frustratie heeft ervaren en meent hierdoor immateriële schade te hebben geleden. Hij verzoekt € 20,- voor iedere dag dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden.

2.2.

De officier bevestigt in zijn schriftelijke standpunt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden. Primair stelt de officier dat het verzoek moet worden afgewezen omdat geen sprake is van een verwijtbare termijnoverschrijding. Subsidiair meent de officier dat sprake is van een termijnoverschrijding van tien dagen.

3. Beoordeling

Termijnoverschrijding

3.1.

Op grond van artikel 5:16 lid 1 Wvggz deelt de officier zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk , maar uiterlijk binnen vier weken na de schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 5:4 lid 2 onder a Wvggz, mee aan partijen.

3.2.

Anders dan verzoeker, is de rechtbank van oordeel dat de termijn bedoeld in artikel 5:16 lid 1 Wvggz eerst op 26 juli 2021 is gaan lopen. Op die datum heeft de geneesheer-directeur de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 5:4 lid 2 onder a aan verzoeker verzonden. Dat de officier op 23 juli 2021 heeft besloten om een verzoekschrift voor te bereiden, zoals verzoeker stelt en blijkt uit het verzoekschrift voor een zorgmachtiging dat als bijlage bij voormeld bericht van 22 oktober 2021 aan de rechtbank is gestuurd, doet daar niet aan af. Evenmin doet daar aan af dat de officier op 22 juli 2021 een last tot toevoeging bij de rechtbank heeft verzocht. Dit betekent dat op 26 juli 2021 de voorbereidingstermijn van vier weken is ingegaan, met 23 augustus 2021 als uiterste datum.

3.3.

Op 3 september 2021 heeft de officier medegedeeld dat hij van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan en op die datum is ook een verzoek voor een zorgmachtiging ingediend bij deze rechtbank.

3.4.

Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden met tien dagen.

Verwijtbaarheid

3.5.

De officier betoogt dat geen sprake is van een verwijtbare termijnoverschrijding omdat hij pas een verzoek voor een zorgmachtiging kan indienen als hij de documenten bedoeld in artikel 5:13 lid 3 Wvggz (de rechtbank leest: artikel 5:15 lid 2 Wvggz) van de instelling heeft ontvangen. De rechtbank overweegt dat de officier voor zijn beslissing of is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg weliswaar afhankelijk is van het advies dat de geneesheer-directeur aan hem uitbrengt, maar dat hem dat niet ontslaat van zijn verplichting de wettelijke termijnen in acht te nemen. De wetgever heeft in artikel 5:16 lid 1 Wvggz een duidelijke termijn gesteld. Deze termijn dient er mede voor de betrokken psychiatrische patiënten te beschermen in die zin dat zij niet te lang in onzekerheid verkeren over de vraag of is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en derhalve of zal worden overgegaan tot het indienen van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging. De wetgever heeft de officier bewust een centrale en actieve rol gegeven in de Wvggz. Bij een dergelijke actieve rol hoort naar het oordeel van de rechtbank ook dat hij regie voert op het aanleveren van de voor hem benodigde stukken. Dat betekent dat hij bij de geneesheer-directeur moet aandringen op het tijdig aanleveren ervan. Als hij desondanks niet tijdig over de juiste informatie beschikt, zou dat er toe kunnen leiden dat hij beslist dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor verplichte zorg. Artikel 5:18 lid 1 Wvggz voorziet vervolgens in een regeling voor die situatie. De rechtbank volgt de officier dan ook niet in zijn standpunt.

Schadevergoeding

3.6.

Op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz kan betrokkene of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat, indien de wet niet in acht is genomen door de officier of de rechter. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.

3.7.

In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoeker moet stellen dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen zijn schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:12 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, als er maar enige onderbouwing is en voldoende aannemelijk is dat er schade is. De rechtbank betrekt daarbij dat de regeling zoals deze gold onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen ook een laagdrempelige regeling bevatte. Niet blijkt dat de wetgever met deze regeling en de daaruit gegroeide praktijk heeft willen breken.

3.8.

De rechtbank houdt bij de vaststelling van de schadevergoeding rekening met de ernst van de normschending en met wat de gevolgen hiervan voor verzoeker zijn geweest. Uit het verzoek en de toelichting van de advocaat tijdens de mondelinge behandeling is aannemelijk geworden dat de termijnoverschrijding heeft geleid tot spanning en frustratie bij verzoeker. Volgens de advocaat wilde verzoeker niet worden opgenomen, en heeft hij ten tijde van de termijnoverschrijding gezworven op straat om aan opname te ontkomen. Hij had het gevoel dat mensen achter hem aan zaten. De rechtbank acht de verzochte en niet betwiste vergoeding van € 20,- per dag redelijk. Omdat sprake is van een termijnoverschrijding van 10 dagen, bedraagt de schadevergoeding € 200,-.

4. Beslissing

4.1.

veroordeelt de Staat tot betaling van een bedrag van € 200,- aan verzoeker;

4.2.

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

4.3.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H.E.M. van Beurden op 3 november 2021.

Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat. Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature