U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en daarvoor geschikte munitie, belediging van een agent en schuldwitwassen door bankrekening ter beschikking te stellen voor geld afkomstig van oplichting via WhatsApp. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/134668-21; 10/126365-21 (ttz gevoegd)

Datum uitspraak: 2 augustus 2021

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,

raadsvrouw mr. N.S. van der Vliet namens mr. L.A.E. Timmer, advocaat te Rotterdam.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juli 2021.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Epozdemir heeft gevorderd:

in de zaak met parketnummer 10/134668-21 bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;

in de zaak met parketnummer 10/126365-21 bewezenverklaring van het ten laste gelegde schuldwitwassen;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4. Waardering van het bewijs

4.1.

Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/134668-21 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2.

Bewijswaardering zaak 10/126365-21

4.2.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte ten aanzien van zijn wetenschap omtrent de criminele herkomst van het geld . De verdachte heeft door een bevriende collega op diens verzoek geld op zijn rekening laten storten, waarna hij dit zelf, voor zijn collega, heeft opgenomen. Het gaat hierbij om één transactie. De verdachte wist niet of had niet redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. Er is geen sprake van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, dan wel van schuld.

4.2.2.

Beoordeling

Voorwerpen afkomstig uit enig misdrijf.

Op 6 juli 2020 heeft [naam slachtoffer 1] aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp. Op 3 juli 2020 is zij benaderd via WhatsApp door iemand die gebruik maakte van het telefoonnummer [gsm-nummer] en die zich voordeed als haar dochter. De betreffende persoon stelde dat haar telefoon in de wasmachine was beland en dat zij geld nodig had. [naam slachtoffer 1] maakte vervolgens twee bedragen, te weten € 1.225,95 en € 1.329,99, over op rekening [rekeningnummer] . Op 6 juli 2020 kwam [naam slachtoffer 1] er achter dat de telefoon van haar dochter niet kapot was en zij niet om geld had gevraagd. De bank heeft de overboeking van € 1.329,99 kunnen blokkeren.

Uit onderzoek blijkt dat voornoemd rekeningnummer op naam staat van de verdachte. Op 3 juli 2020 is het bedrag van € 1.225,95 op zijn rekening bijgeschreven. Op 6 juli 2020 om 12:33 uur is een bedrag van € 1.220,00 van de rekening van de verdachte opgenomen.

Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat het geldbedrag dat op de rekening van de verdachte is gestort van misdrijf (oplichting) afkomstig is.

Opzetwitwassen ex artikel 420bis Sr .

De verdachte heeft ontkend dat hij wist dat het op zijn rekening overgemaakte geldbedrag afkomstig was van enig misdrijf. Uit het dossier blijkt niet van feiten of omstandigheden waaruit afgeleid kan worden dat de verdachte dit wist. Evenmin is gebleken dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het hier ging om geld met een criminele herkomst. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde opzetwitwassen.

Schuldwitwassen ex artikel 420quater Sr .

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. De rechtbank beantwoordt deze vraag, anders dan de verdediging, bevestigend en overweegt daartoe als volgt.

Voor schuldwitwassen is vereist dat de verdachte redelijkerwijs moet vermoeden dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Volgens vaste rechtspraak moet het gaan om grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid ten aanzien van de herkomst van het goed. Daarvan is sprake indien een verdachte bij enig nadenken over hem bekende gegevens betreffende het goed had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij zonder nader onderzoek naar de herkomst van het goed niet had mogen handelen zoals hij heeft gedaan.

Uit de verklaring van de verdachte – die hij eerst ter terechtzitting heeft afgelegd – volgt dat hij door een collega, waarmee hij samen bij een uitzendbureau werkte, met de bijnaam [bijnaam] , is benaderd om geld naar zijn rekening over te laten maken. Zijn collega zou dit hebben gevraagd omdat hij zijn bankpas niet zou hebben. De verdachte heeft verder verklaard het geld te hebben opgenomen van zijn rekening en aan zijn collega te hebben gegeven. Hij heeft geen vragen gesteld en er verder niets voor gekregen.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte zijn rekening ter beschikking heeft gesteld voor de ontvangst van een geldbedrag, zonder navraag te doen naar de herkomst, bestemming en omvang van het geldbedrag. Toen het bedrag eenmaal op zijn rekening stond en de verdachte kon zien dat het om een betrekkelijk groot geldbedrag ging, heeft hij het bedrag drie dagen op zijn rekening laten staan. Vervolgens heeft hij het opgenomen en wederom zonder vragen te stellen aan zijn collega afgegeven. Opmerkelijk is daarbij nog dat het bedrag niet volledig is opgenomen.

De verdachte is daarmee in zodanige mate tekortgeschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht, dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen ten aanzien van de herkomst van het geldbedrag. De verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was.

4.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/126365-21 heeft begaan.

In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/134668-21 heeft begaan.

De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

10/134668-21

1.hij op 22 mei 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie , te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl. een pistool van het merk Walther, model P22, kaliber 7.65 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie , te weten zeven (7), bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;2.hij op 22 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2] hoofdagent bij de Nationale Politie, Eenheid Rotterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: kankerhoer, althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking.

10/126365-21

hij, op 3 juli 2020, in Nederland, één voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (in totaal 1.225,95 euro)

- heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen , terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp , geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk , afkomstig was uit enig misdrijf.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

10/134668-21

1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie .

2. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

10/126365-21

schuldwitwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan het, op de openbare weg, voorhanden hebben van een vuurwapen en het voorhanden hebben van daarvoor geschikte munitie. Daar komt bij dat het om een geladen vuurwapen ging, dat naar zijn zeggen per ongeluk is afgegaan, eveneens op de openbare weg.

De verdachte mag van geluk spreken dat niemand door een kogel uit het vuurwapen is geraakt, maar dat is zeker niet zijn verdienste.

Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het bezit daarvan brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat onschuldige omstanders worden getroffen. Bovendien zorgt ook reeds het enkele bezit van een vuurwapen in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar wordt dit ook als schokkend ervaren. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan, dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een agent. Gedurende zijn aanhouding heeft de verdachte zich luidkeels beledigend uitgelaten terwijl hij de agent aankeek en meerdere omstanders om hen heen waren verzameld. Agenten handelen ter handhaving van de orde, veiligheid en rust in de samenleving. Dat de verdachte zich op de bewezen verklaarde wijze tegen de betreffende agent - die gewoon haar werk deed - heeft uitgelaten, is kwalijk en getuigt van gebrek aan respect voor het publieke belang dat agenten dienen.

Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen door zijn bankrekening ter beschikking te stellen, zodat daar een geldbedrag op gestort kon worden, dat afkomstig was van oplichting via WhatsApp. Het geld is vervolgens door de verdachte contant gemaakt door het te pinnen en daarmee verder aan het zicht onttrokken.

De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich onvoldoende kritisch heeft opgesteld en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van het geldbedrag dat op zijn bankrekening gestort zou worden. Het handelen van de verdachte heeft bij aangeefster zonder meer overlast en in meer of mindere mate financiële schade ten gevolge gehad. Er is misbruik gemaakt van de goede wil van aangeefster en de verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.3.2.

Overige persoonlijke omstandigheden

De verdachte imponeert ter zitting als minder begaafd. Door zijn raadsvrouw is aangegeven dat hij (min of meer) op LVB-niveau functioneert. Ter zitting heeft de raadsvrouw verder aangegeven dat de verdachte een intakegesprek heeft gehad met Pameijer, zodat hij begeleid kan worden met betrekking tot bestaande schulden, drugsgebruik, woonvoorziening en opleiding.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten. De door de officier van justitie geëiste straf wordt – gelet op de hiervoor vermelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte – passend en geboden geacht.

De rechtbank merkt in dat verband nog het volgende op. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het daarbij van belang dat de verdachte na detentie begeleid wordt door Pameijer en dat de verdachte de afspraken die – in dit vrijwillige kader – worden gemaakt ten behoeve van deze begeleiding, zal nakomen. De verdachte heeft aangegeven dat hij zeer gemotiveerd is om met Pameijer samen te werken. Dit is ook de reden dat een fors deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd. De verdachte dient zich te realiseren dat hij daarmee een kans krijgt en dat hij die kans ook dient te benutten.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet , dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8. In beslag genomen voorwerpen

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen wapen, de munitie en de patroonhouder te onttrekken aan het verkeer.

8.2.

Beoordeling

Het in beslag genomen wapen, de munitie en de patroonhouder zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 36b, 36c, 266, 267 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .

10 .Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 .Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/134668-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/126365-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:

- verklaart onttrokken aan het verkeer:

1. STK Wapen (G6221717, zwart, merk: Walther)

7 STK Munitie (G6221719, Fiocchi)

1. STK Patroonhouder (G6221724)

Dit vonnis is gewezen door:

mr. R. Brand, voorzitter,

en mrs. F. Wegman en F. van Buchem, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M de Jongh, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2021.

De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt in de zaak met parketnummer 10/134668-21 ten laste gelegd dat

1.hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie , te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Walther, model P22, kaliber 7.65 mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie , te weten zeven (7), bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;

2.hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar,te weten [naam slachtoffer 2] hoofdagent bij de Nationale Politie, Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: kankerhoer, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Aan de verdachte wordt in de zaak met parketnummer 10/126365-21 ten laste gelegd dat

hij, op of omstreeks 3 juli 2020, te Rotterdam en/of Asten, althans in Nederland, van één of meerdere voorwerpen, te weten een hoeveelheid geld (in totaal 1.225,95 euro)- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature