U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Voormalig politie agent veroordeeld voor ontucht met vier minderjarige jongens. Schakelbewijsredenering. Feiten in verminderde mate toegerekend. Artikel 63 Sr van toepassing. Gevan genisstraf van 14 maanden, 7 maanden voorwaardelijk, proeftijd van 3 jaren onder bijzondere voorwaarden, gelet op eerdere recente veroordeling, gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 2

Parketnummer: 10/775505-21

Datum uitspraak: 20 oktober 2021

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte],

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de

Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,

raadsman mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.

De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een ambulante behandeling bij een forensisch-psychiatrische kliniek zal volgen, niet werkzaam zal zijn in functies met direct contact met minderjarigen en zich zal onthouden van (1 op 1) contact met minderjarigen.

4. Bewijs en bewezenverklaring

4.1.1.

Bewijsverweer verdediging

Aangevoerd is dat er geen wettig bewijs voorhanden is voor het tenlastegelegde, nu niet is voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het dossier bevat uitsluitend de verklaringen van de vier beweerdelijke slachtoffers dan wel verklaringen die tot hen te herleiden zijn. Er zijn geen zelfstandige bewijsmiddelen afkomstig uit een andere bron. Er wordt door de beweerdelijke slachtoffers ook niet zodanig consistent verklaard dat de verklaringen onderling als steunbewijs kunnen dienen.

Voorts aangevoerd dat er geen sprake is van overtuigend bewijs, nu voor alle aangiftes geldt dat niet concreet, maar ook niet bij reële benadering, kan worden aangegeven wanneer de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden en hoe vaak deze zijn voorgevallen. De verklaringen zijn allen onvoldoende betrouwbaar.

De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

4.1.2.

Beoordeling bewijsverweer

Het verweer wordt verworpen.

De vier in de tenlastelegging genoemde jongens: [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4], hebben ieder verklaard dat de verdachte de ontuchtige handelingen met hen heeft gepleegd die in de tenlastelegging staan vermeld. Het gaat daarbij steeds om nagenoeg dezelfde handelingen: de verdachte ging met zijn hand in de broek van de jongens of deed hun broek naar beneden, raakte met zijn hand hun penis en soms hun balzak aan en maakte in sommige gevallen met zijn hand heen en weer gaande bewegingen aan hun penis. Twee van de jongens zijn door de verdachte daarnaast ook wel eens gepijpt. Die twee jongens zijn daarvan over en weer getuige geweest. De ontucht vond steeds plaats bij de verdachte thuis, in de woonkamer. Alle vier de jongens kwamen bij de verdachte thuis over de vloer om te gamen. De verdachte was altijd lief en aardig voor de jongens. Ze kregen drinken en chips van hem en mochten soms wat gamespullen van hem kopen. Bij alle vier de jongens heeft de ontucht plaatsgevonden, toen zij bij de verdachte op de bank zaten. De jongens waren van ongeveer dezelfde leeftijd, toen de ontucht plaatsvond, tussen de 8 en 13 jaar oud.

Gelet op de met elkaar overeenkomende ontuchtige handelingen, de wijze waarop deze zijn gepleegd, de plaats en setting waar dit gebeurde en de houding die de verdachte ten opzichte van de jongens aannam, alsook het feit dat de jongens allen van ongeveer dezelfde leeftijd waren toen de ontucht plaatsvond, is de rechtbank van oordeel dat het bewijs voor elk van de feiten telkens bijdraagt tot het bewijs van de andere feiten.

De verklaringen van de vier jongens worden betrouwbaar geacht. Behalve met het vorenstaande is daarbij mede in aanmerking genomen dat de vier jongens allen terughoudend waren bij het afleggen van hun verklaringen Zij verklaren wat er aan seksuele handelingen heeft plaatsgevonden, maar geven allen ook duidelijk aan wat er niet is gebeurd en besproken. Zij lijken wat er is voorgevallen in hun verklaringen zeker niet erger te willen maken. Zij verklaren ook vrij consistent en hun verklaringen komen in grote lijnen en op belangrijke punten met elkaar overeen. Dit versterkt naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid en de bewijswaarde van hun verklaringen. Hetzelfde geldt voor het feit dat de jongens hebben verklaard dat de verdachte altijd lief voor hen was en vinden dat hij geholpen moet worden, dat het niet goed was en dat hij het niet meer moet doen, maar dat hij niet een lange gevangenisstraf zou moeten krijgen. Het overkoepelende beeld is dat de jongens niet in kwade zin over de verdachte spreken en hem in die zin, ondanks de handelingen waarvan zij hem beschuldigen, in bescherming nemen. Ook dit versterkt naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid en de bewijswaarde van hun verklaringen.

De verhoren van de jongens (al dan niet afgenomen in een speciale verhoorstudio) hebben naar het oordeel van de rechtbank voldoende adequaat en professioneel plaatsgevonden. Dat bij het verhoor van [naam slachtoffer 4], dat bij [naam slachtoffer 4] thuis heeft plaatsgevonden, mogelijk diens vader aanwezig is geweest, zoals de raadsman heeft gesteld, doet, indien al juist, niet af aan de betrouwbaarheid van de door [naam slachtoffer 4] afgelegde verklaring.

Het verweer dat de tenlastegelegde pleegperioden niet kunnen worden bewezen gaat niet op. Dit verweer miskent dat voor het bewijs niet nodig is dat wordt bewezen dat de verdachte zich gedurende die perioden iedere dag of vrijwel iedere dag aan ontuchtige handelingen heeft schuldig gemaakt. Tenlastegelegde pleegperioden zijn bewijsbaar als in ieder geval komt vast te staan dat op een of meerde dagen in die periode een of meer van de tenlastegelegde handelingen heeft plaatsgevonden.

4.2.

Bewijsmotivering en bewezenverklaring

In bijlage II is de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor in hoofdstuk 4.1.2. staat vermeld, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 3 juni 2020 te [plaatsnaam], met [naam slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte bij die [naam slachtoffer 1],

- meermalen diens blote penis aangeraakt, vastgepakt en met zijn, verdachtes hand

- meermalen diens balzak vastgepakt, betast;

2.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 29 oktober 2020 te [plaatsnaam], met [naam slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2012, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte bij die [naam slachtoffer 2]

- meermalen diens blote penis aangeraakt, gestreeld, vastgepakt, en met zijn, verdachtes hand- meermalen diens balzak vastgepakt, betast en in die balzak geknepen

3.

hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2018 tot en met 31 juli 2020 te [plaatsnaam], met [naam slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren

nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte

bij die [naam slachtoffer 3] - meermalen diens blote penis aangeraakt, gestreeld, vastgepakt, en (daarbij) op- en neergaande bewegingen met zijn, verdachtes hand gemaakt,

- die [naam slachtoffer 3] meermalen gepijpt

4.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 27 februari 2021 te [plaatsnaam], met [naam slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte, - die [naam slachtoffer 4] meermalen afgetrokken,

- die [naam slachtoffer 4] meermalen gepijpt,

- bij die [naam slachtoffer 4] meermalen diens hand vastgepakt en in zijn, verdachtes, broek gedaan zodat die [naam slachtoffer 4] zijn, verdachtes, penis aanraakte

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid feiten

De onder 1 tot en met 4 bewezen feiten leveren op:

Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,

de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft vele malen ontuchtige handelingen gepleegd bij vier minderjarige jongens tussen de 8 en 13 jaar oud. Dit vond plaats gedurende een langere periode. Het ging daarbij om het betasten van die jongens aan hun geslachtsdeel, terwijl de verdachte bij twee van de jongens ook hun penis in zijn mond heeft genomen. Door dit te doen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de jongens. Er is toen het misbruik uitkwam ook veel onrust ontstaan bij de jongens en hun omgeving. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven daar nog langdurig de nadelige gevolgen van kunnen ondervinden. Het gaat hier om jonge kinderen, bij wie de verdachte handelingen heeft verricht die hun normale seksuele ontwikkeling ernstig kunnen verstoren. De verdachte heeft toegegeven aan zijn eigen behoeftes, zonder zich te bekommeren over de gevolgen hiervan bij deze nog jonge jongens. Het is des te kwalijker omdat de verdachte hun vertrouwen genoot, omdat de verdachte destijds als politieagent werkte en de jongens hem als een vriend beschouwden, bij wie zij graag thuis kwamen omdat ze daar mochten gamen en het daar gezellig was.

Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2021 blijkt dat de verdachte een keer eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bij vonnis van deze rechtbank van 21 juni 2021 is hij ook voor onder meer seksueel misbruik van kinderen veroordeeld. Die feiten vonden voor een deel in dezelfde periode plaats als de onderhavige feiten.

GZ-psycholoog drs. J. Yntema heeft in die eerdere de strafzaak een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 mei 2021. Dit rapport houdt het volgende in.

Bij de verdachte is sprake van een pedofiele stoornis (van het niet exclusieve type, seksueel aangetrokken tot jongens). Hij pleegde de delicten onder invloed van die stoornis. Geadviseerd wordt daarom om de verdachte de hem ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij - met enige voorzichtigheid - als matig/hoog aangeduid. Daarom is behandeling geïndiceerd. De verdachte is nog niet eerder in behandeling geweest en lijkt nog weinig inzicht te hebben in zijn geaardheid: wel/niet aangetrokken tot kinderen.

De psycholoog acht het ter voorkoming van een nieuw strafbaar feit belangrijk dat de verdachte leert hoe hij zelf invloed op een situatie kan uitoefenen. Een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek wordt het meest geschikt geacht. Die behandeling zou plaats kunnen vinden in de vorm van een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.

Reclassering Nederland, afdeling reclassering, heeft in die eerdere strafzaak ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juni 2021. In dit rapport wordt de wenselijkheid van de door de psycholoog geïndiceerde ambulante behandeling binnen een forensisch-psychiatrische kliniek onderschreven en wordt het noodzakelijk geacht om meer inzicht te krijgen in het delictgedrag van de verdachte. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van kinderporno.

Hoewel deze rapportages over de verdachte in het kader van de eerdere strafzaak zijn opgemaakt, wordt acht geslagen op deze rapportages. Het betreft immers recent uitgebrachte rapportages, die ook naar aanleiding van verdenking van het plegen van vergelijkbare zedendelicten zijn opgesteld.

Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door de bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie ook in deze zaak over en maakt zij die tot de hare. Daarom wordt aangenomen dat de verdachte de verdachte de bewezenverklaarde feiten pleegde onder invloed van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.

Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van na te noemen duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is, behalve op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, tevens acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

Verder is acht geslagen op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Dit artikel bepaalt dat indien iemand, nadat hem een straf is opgelegd, schuldig wordt verklaard aan een misdrijf voor die strafoplegging gepleegd, de bepalingen voor het geval gelijktijdig straf wordt opgelegd van toepassing zijn.

Op de voet van dit artikel zal met de eerdergenoemde veroordeling van de verdachte van 21 juni 2021 rekening worden gehouden.

Bij gelijktijdige berechting van die zaak en de onderhavige zaak zou naar het oordeel van de rechtbank, mede in aanmerking genomen het destijds blanco strafblad van de verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, een passende sanctie zijn geweest. Aan de verdachte is bij het vonnis van 21 juni 2021 een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Naar het oordeel van de rechtbank dient daarom aan de verdachte thans een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, te worden opgelegd.

Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de raadsman is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.

Behalve het (destijds) blanco strafblad van de verdachte is een andere reden waarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd de noodzaak dat de verdachte hulp van de reclassering krijgt en een ambulante behandeling ondergaat. Tevens wordt het nodig geacht dat de komende tijd zijn contact met kinderen wordt ingeperkt. Dit zal, net als bij de eerdere veroordeling en zoals geadviseerd door de reclassering, als bijzondere voorwaarden aan de het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.

Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet , dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8. Voorlopige hechtenis

Het door de verdediging gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte wordt afgewezen, nu de rechtbank geen termen aanwezig acht om tot schorsing over te gaan.

9. Benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Vordering

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2],

in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [naam slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit, raadsvrouwe mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,- ter zake van immateriële schade.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gezien de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.

Subsidiair is de niet-ontvankelijkheid bepleit vanwege het feit dat de vordering onvoldoende onderbouwd en daarmee te belastend is voor het strafgeding. Meer subsidiair is verzocht het schadebedrag te matigen.

Beoordeling

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.

Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2020, zijnde de einddatum van de bewezenverklaarde periode.

Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 374,-. aan salaris voor de raadsvrouwe van de benadeelde partij.

Teneinde voor de benadeelde partij de inningsmogelijkheden te vergemakkelijken zal ter zake van het schadebedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente,

tevens de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Dit wordt passend en geboden geacht.

10 . Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht .

11. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12 . Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;

de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

de veroordeelde zal zich binnen 48 uur na ingang van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland en zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;

de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen voor zijn problematiek bij een forensisch-psychiatrische polikliniek als Fivoor, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar in de kliniek verantwoord vindt;

de veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

de veroordeelde zal gedurende de proeftijd niet werkzaam zijn in functies waarin hij direct met minderjarigen te maken heeft;

de veroordeelde onthoudt zich van contacten met minderjarigen, tenzij de contacten onvermijdelijk zijn (bijvoorbeeld met familie), maar dan zorgt de veroordeelde ervoor dat derden hierbij aanwezig zijn, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden

- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2], in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [naam slachtoffer 1], en te betalen een bedrag van € 1.500,-, als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 374,- aan salaris voor de raadsvrouw van de benadeelde partij;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen € 1.500 (hoofdsom), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.500,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,

en mrs. K.A. Baggerman en H.J. de Kraker, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

Zijnde de oudste rechter buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

dat

hij op een of meer tijdstippen

in de periode van 1 juni 2019 tot en met 31 juni 2020

te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland

met [naam slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2010, en één of meer anderen, die

toen de leeftijd van zestien jaren

nog niet hadden bereikt,

buiten echt,

een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte die

[naam slachtoffer 1], en écn of meer anderen

- meermalen afgetrokken, althans diens (al dan niet ontblote) penis

aangeraakt, gestreeld, vastgepakt, en (daarbij) op- en neergaande bewegingen

met zijn, verdachtes hand gemaakt,

- meermalen diens balzak vastgepakt, betast en in die balzak geknepen;

art 247 Wetboek van Strafrecht

2.

hij

op een of meer tijdstippen

in de periode van 1 januari 2019 tot en met 29 oktober 2020

te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland

met [naam slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2012, en één of meer anderen, die

toen de leeftijd van zestien jaren

nog niet hadden bereikt,

buiten echt,

een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte die

[naam slachtoffer 2] en één of meer anderen

- meermalen afgetrokken, althans diens (al dan niet ontblote) penis

aangeraakt, gestreeld, vastgepakt, en (daarbij) op- en neergaande bewegingen

roet zijn, verdachter hand gemaakt,

- meermalen diens balzak vastgepakt, betast en in die balzak geknepen;

art 247 Wetboek van Strafrecht

3.

hij

op een of meer tijdstippen

in de periode van 1 maart 2018 tot en met 31 juli 2020

te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland

met [naam slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2007, en één of meer anderen, die

toen de leeftijd van zestien jaren

nog niet hadden bereikt,

buiten echt,

een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte die

[naam slachtoffer 3] en een of meer anderen

- meermalen afgetrokken, althans diens (al dan niet ontblote) penis

aangeraakt, gestreeld, vastgepakt, en (daarbij) op- en neergaande bewegingen

met zijn, verdachter hand gemaakt,

- meermalen gepijpt, althans diens penis in zijn, verdachtes mond genoten en

aan die penis gezogen,

- meermalen diens balzak vastgepakt, betast en in die balzak geknepen;

art 247 Wetboek van Strafecht

4.

hij

op een of meer tijdstippen

in de periode van 1 januari 2018 tot en met 27 februari 2021

te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland

met [naam slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 2008, en één of meer anderen, die

toen de leeftijd van zestien jaren

nog niet hadden bereikt,

buiten echt,

een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte

(bij ) die

[naam slachtoffer 4], en één of meer anderen

- meermalen afgetrokken, althans diens (al dan niet ontblote) penis

aangeraakt, gestreeld, vastgepakt, en (daarbij) op- en neergaande bewegingen

niet zijn, verdachtes hand gemaakt,

- meermalen gepijpt, althans diens penis in zijn, verdachtes mond genomen en

aan die penis gezogen,

- meermalen diens balzak vastgepakt, betast en in die balzak geknepen

- meermalen diens hand vastgepakt en in zijn, verdachtes, broek gedaan zodat

die [naam slachtoffer 4] zijn, verdachtes, penis aanraakte;

art 247 Wetboek van Strafrecht


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature