Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Incidentele vordering voorlopige voorziening mbt uitsluitend gebruik van de woning. De incidentele vordering, die is ingesteld in de handelskamer van de rechtbank, voldoet aan de criteria van art 223 Rv. Voor zover de kantonrechter bevoegd is in de bodemprocedure noopt dat niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter van de handelskamer is ook bevoegd om voorlopige voorzieningen te treffen in zaken die in een bodemprocedure tot de competentie van de kantonrechter behoren. Toekenning woonrecht aan de man.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/593141 / HA ZA 20-284

Vonnis van 21 oktober 2020

in de zaak van

[eiser in conventie en in het incident/ verweerder in reconventie] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

eiser in het incident,

advocaat mr. J.M.L.G. de Jong te Rotterdam,

tegen

[gedaagde in conventie/ eiseres in reconventie / verweerster in het icident] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

verweerster in het incident,

advocaat mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg.

Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 5 februari 2020;

de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie;

de akte in conventie, met incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, tevens conclusie van antwoord in reconventie;

de antwoordconclusie in het incident, tevens voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 223 Rv ;

de antwoordakte in verband met de door gedaagde opgeworpen voorwaardelijke incidentele vordering.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2. Het geschil in de hoofdzaak

2.1.

Partijen hebben vanaf 2005 een affectieve relatie gehad, die op of omstreeks september 2016 is beëindigd. De vrouw heeft per brief in september 2016 de samenlevingsovereenkomst opgezegd. De vorderingen in de hoofdzaak betreffen de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap bestaande onder andere uit de onroerende zaak, gelegen te Rotterdam aan de [adres] (hierna: de woning).

3. Het geschil in de incidenten

3.1.

De man vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, in de zin van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). De man vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, dat hij het uitsluitende gebruik van de woning, met daartoe behorende inboedel, krijgt toebedeeld voor de duur van het geding en tot zes maanden na de uitspraak ter zake de verdeling.

3.2.

De man legt het volgende aan zijn incidentele vordering ten grondslag. Na de opzegging van het samenlevingscontract heeft de man bij zijn zus verbleven. Vanaf augustus 2017 verbleef de vrouw op wisselende adressen. Begin 2019 stond de vrouw bij de man voor de deur en heeft gevraagd een kamer voor haar in te richten. Onder protest heeft de man haar onderdak gegeven. In juli 2019 heeft de vrouw haar intrek genomen in een hotel. In november 2019 wordt de man geconfronteerd met rekeningen van het hotel. Op 11 november 2019 geeft de man vervolgens opdracht de dagvaarding in de onderhavige hoofdzaak uit te brengen. In januari 2020 stond de vrouw voor de deur bij de man met de mededeling dat zij niet langer in het hotel kon verblijven en verzocht zij om een kamer voor haar in te richten. Dat heeft de man gedaan. Vervolgens werd de man geveld door Covid-19. Hij is op 31 maart 2020 in het ziekenhuis opgenomen, alwaar hij 11 dagen op de intensive care is verpleegd. Nadien heeft de man tot 30 april 2020 in een zogenaamd corona zorghotel verbleven. Na gedeeltelijk herstel meldde de man zich op 30 april 2020 bij de woning maar werd niet toegelaten door de vrouw. Slechts door bemiddeling van politie kon de man enige persoonlijke spullen meenemen. De man verblijft sindsdien noodgedwongen bij een vriend. De vrouw wil de man alleen toegang tot de woning verlenen na een voorafgaande afspraak. Het is echter tot op heden niet mogelijk gebleken een dergelijke afspraak met haar te maken.

3.3.

De vrouw voert verweer, dat strekt tot afwijzing van de incidentele vordering van de man, en vordert zelf voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat de rechtbank bevoegd is en voldoende samenhang met de hoofdvordering bestaat, dat juist aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning met de daarbij behorende inboedel zal worden toegewezen voor de duur van het geding en tot zes maanden na het vonnis in de hoofdprocedure. Op de eerste plaats stelt de vrouw dat de rechtbank niet bevoegd is omdat in de samenlevingsovereenkomst is overeengekomen dat in geval die wordt ontbonden, ieder van partijen het recht heeft zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek uit te spreken dat hij of zij met uitsluiting van de andere partij nog zes maanden mag blijven wonen in de laatstelijk door beiden bewoonde woning.

Verder voert de vrouw aan dat niet voldaan is aan het vereiste van samenhang met de hoofdvordering, omdat de man slechts verdeling vordert van de gezamenlijke woning en niet tevens dat de vrouw de woning dient te verlaten en dient te ontruimen.

Subsidiair is de vrouw van mening dat na de belangenafweging niet de man doch de vrouw voorlopig in de woning mag blijven. De vrouw beschikt over geen enkel inkomen en is als gevolg daarvan zeer beperkt in het vinden van passende woonruimte elders. De man is in staat passende woonruimte elders te huren. Daarbij speelt dat de man nu alweer geruime tijd onderdak heeft bij een vriend. Volgens de vrouw kan dat verblijf bij de vriend nog geruime tijd plaatsvinden. Ook de vrouw is geveld door Covid-19. De vrouw lijdt aan chronische ziektes, te weten reumatische artritis en fybromyalgie.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling in de incidenten

4.1.

Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening als hier bedoeld kan pas worden gevorderd indien en nadat de bodemprocedure aanhangig is gemaakt, terwijl de incidentele vordering moet samenhangen met de vordering in de hoofdzaak. De rechtbank stelt vast dat de incidentele vordering van de man aan deze criteria voldoet, zodat de man ontvankelijk is in zijn vordering.

4.2.

Voor zover de kantonrechter bevoegd is noopt dat niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter van de handelskamer is ook bevoegd om voorlopige voorzieningen te treffen in zaken die in een bodemprocedure tot de competentie van de kantonrechter behoren.

4.3.

Aan de voorwaarde waaronder de vrouw dezelfde incidentele vordering heeft ingesteld als de man is gelet op het vorenstaande voldaan. De rechtbank heeft te beoordelen en te beslissen of het woonrecht aan de man, dan wel aan de vrouw dient te worden toegekend.

4.4.

De rechtbank zal vooralsnog het woonrecht aan de man toekennen. In dit oordeel is het volgende meegewogen. Partijen hebben samen de woning gekocht. De vrouw heeft het initiatief genomen de woning te verlaten in augustus 2017 vanwege verbreking van de relatie. Pas nadat zij geen definitieve woonruimte elders kon vinden, heeft zij zich weer bij de man gemeld om weer bij de man te gaan wonen, zij het niet op basis van een verzoening, maar omdat zij geen onderdak elders kon vinden. De vrouw heeft met haar handelen tot uitdrukking gebracht dat zij het woonrecht aan de man wilde overlaten en de man heeft daar ook van uit mogen gaan. De gezondheidstoestand van de vrouw noopt niet tot een ander oordeel. De man heeft onweersproken gesteld dat de vrouw geen inkomen heeft en hij zelf wel. De rechtbank begrijpt dat de vrouw niet in staat is de woonlasten te betalen en de man wel. De rechtbank zal de man gelasten de volledige woonlasten te voldoen. De vrouw hoeft niet mee te betalen aan de woonlasten, want zij mist het gebruiksrecht van de woning.

4.5.

Uit het voorgaande volgt dat de door beiden gevraagde voorziening aan de man wordt toegewezen en dus de vrouw wordt ontzegd. De rechtbank zal de duur van de voorziening beperken tot de duur van onderhavige procedure en dus tot in de bodemprocedure vonnis zal zijn gewezen.

4.6.

De vrouw zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de incidenten worden veroordeeld (1,5 punt liquidatietarief II, 1 punt voor de vordering en 0,5 punt antwoordakte van de man).

5. De beslissing

De rechtbank

in de incidenten

5.1.

wijst het uitsluitende gebruik van de woning, met de daartoe behorende inboedel, toe aan de man voor de duur van het geding tot op het moment dat in de bodemprocedure vonnis zal zijn gewezen,

5.2.

wijst de vordering van de vrouw af,

5.3.

veroordeelt de vrouw in de kosten van de incidenten, aan de zijde van de man tot op heden begroot op € 814,50,

5.4.

verklaart de beslissing in rechtsoverweging 5.1. en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

in de hoofdzaak

5.5.

beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling, op de terechtzitting van mr. M. de Geus in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,

5.6.

bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,

5.7.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 november 2020 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden december 2020 tot en met maart 2021, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,

5.8.

bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,

5.9.

bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,

5.10.

wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 21 oktober 2020.

3255/638/2517


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature