Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Niet-ambtelijke omkoping; valsheid in geschrift; witwassen. Verwerping beroep op verjaring. De verdachte wordt veroordeeld voor het zich in zijn functie als manager Vastgoed en Techniek van een ziekenhuis laten omkopen in ruil voor het gunnen van toekomstige opdrachten aan twee bouwbedrijven. Taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden.

Het vonnis in deze zaak is op een nieuwe manier opgebouwd. Er wordt direct een samenvatting van het vonnis gegeven en de lezer kan aan de hand van een leeswijzer direct naar het hoofdstuk gaan waar de interesse naar uitgaat. Deze nieuwe vorm is gekozen door de drie rechters en de griffier in deze zaak.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/996608-15

Datum uitspraak: 29 oktober 2020

Tegenspraak

Verkort vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .

Raadsman van de verdachte: mr. J.G. Kabalt, advocaat te Breukelen

Officier van justitie: mevrouw mr. H.C. Vermaseren

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 30 september en 1 oktober 2020.

Kern van dit vonnis

Op de zitting was een discussiepunt of de verdachte zich in zijn functie als manager Vastgoed en Techniek van een ziekenhuis heeft laten omkopen in ruil voor het gunnen van toekomstige opdrachten aan twee bouwbedrijven. De giften zouden onder meer hebben bestaan uit etentjes, goederen, geld , zeilreizen, het opknappen van een boot en een ingrijpende verbouwing van de privéwoning van de verdachte. Met betrekking tot de verbouwing bekent de verdachte de feitelijke gang van zaken dat hij een groot gedeelte van de verbouwingskosten van zijn woning niet heeft hoeven te betalen. Ook stond ter discussie of de giften zijn afgedekt met valse offertes en facturen om te voorkomen dat de omkoping zou worden ontdekt. Ook was een vraag of de verdachte goederen en gelden afkomstig uit de omkoping heeft witgewassen. Gelet op de bewezenverklaarde strafbare feiten, vindt de rechtbank een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Maar vanwege - onder meer - het tijdsverloop is een dergelijke straf nu niet meer op zijn plaats.

Inhoudsopgave van dit vonnis

De verdachte wordt – kort samengevat – beschuldigd van het zich laten omkopen en van valsheid in geschrift van offertes en facturen die met die omkoping samenhingen. Ook wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij een geldbedrag, eveneens samenhangend met de omkoping, heeft witgewassen. De volledige tekst van de beschuldiging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.

De rechtbank moet op de eerste plaats beoordelen of de officier van justitie de verdachte nog voor alle feiten mag vervolgen. De rechtbank vindt van wel en die beslissing wordt in hoofdstuk 2 van dit vonnis uitgelegd.

De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte zich door drie medeverdachten heeft laten omkopen, valse offertes en facturen heeft opgemaakt en/of gebruikt om de omkoping af te dekken en dat hij een geldbedrag heeft witgewassen. De bewijswaardering, de bewezenverklaring en de bewijsmotivering zijn in hoofdstuk 3 van dit vonnis uiteengezet.

Hoofdstuk 4 is gereserveerd voor de inhoud van de bewijsmiddelen voor het geval waarin de wet vereist dat deze worden aangevuld.

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar volgens de wet straf op staat. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 5 van dit vonnis. In dat hoofdstuk wordt ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.

De rechtbank komt tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden en een taakstraf van 240 uren. Hoofdstuk 6 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.

Hoofdstuk 7 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1. De beschuldiging in de tenlastelegging

1.

hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 2 april 2009 tot en met 1 november 2013,

in Eindhoven en/of Leerdam en/of Leidschendam en/of IJsselstein en/of Nieuwegein en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,

anders dan als ambtenaar, namelijk als manager Vastgoed en Techniek werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [naam ziekenhuis] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, giften en/of beloften heeft aangenomen van [naam medeverdachte 1] en/of [naam bouwbedrijf] en/of (een) ander(en), te weten:

a. een verbouwing van de woning aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] , bestaande uit:

arbeid en materialen ten behoeve van de ruwbouw van deze verbouwing (p. 677, p. 716), en/of

arbeid en materialen ten behoeve van de afbouw en stoffering van deze verbouwing (p. 685, p. 716), en/of

arbeid en materialen ten behoeve van een keuken (p. 710, p. 716), en/of

zakjes contant geld ter waarde van in totaal euro 7.900 (p. 783), althans enig geldbedrag, en/of

etentjes (p. 775) ter waarde van euro 4.869,40 althans enig geldbedrag, en/of

twee telefoons (een iPhone 4S (DOC-013) en/of een telefoon van het merk HTC (DOC-014), en/

kaartjes voor Feyenoord - FC Utrecht (DOC-012), en/of

een iPad met toebehoren (DOC-010), en/of

teambuildingactiviteit (DOC-011),

en/of giften en/of beloften heeft aangenomen van [naam aannemersbedrijf] en/of [naam medeverdachte 2] en/of (een) ander(en), te weten zeilreizen naar Griekenland in de jaren 2010 en/of 2011 en/of 2012, en dit aannemen (telkens) in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn, verdachtes, werkgever of lastgever bovengenoemd;

2.

hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 maart 2009 tot en met 22 juni 2009, in Eindhoven en/of Leerdam en/of Leidschendam en/of IJsselstein en/of

Nieuwegein en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,

een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2 april 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] (DOC-042), en/of

een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 18 mei 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] (DOC-043), en/of

een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2 april 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] (DOC-052), en/of

een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 22 juni 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] (DOC-053), en/o

en offerte van [naam aannemersbedrijf] gericht aan dhr. [naam verdachte] d.d. 7 april 2009 (DOC-145),

(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of

doen (laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, ad a en/of c en/of e) op deze offertes werkzaamheden en/of bedragen opgenomen en/of laten opnemen die niet overeenkomstig de werkelijkheid waren, en/of ad b en/of d) werkzaamheden en/of bedragen op deze facturen opgevoerd en/of (doen) laten opvoeren die niet overeenkomen met de werkelijkheid, en/of zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en

onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;

3.

hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2013 tot en met 20 maart 2013, in Amsterdam en/of IJsselstein en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen maken van (een) vals(e) geschrift(en), te weten

een factuur van [naam bedrijf] gericht aan Fam. [naam verdachte] d.d. 17 april 2009 (DOC-039), en/of

een factuur van [naam bedrijf] gericht aan Fam. [naam verdachte] d.d. 22 mei 2009 (DOC-047),

als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat de datum(s) van deze facturen geantedateerd was/waren en/of valselijk en in strijd met de waarheid geleverde goederen op deze facturen staan, terwijl deze in werkelijkheid niet zijn geleverd, bestaande dat (doen) gebruikmaken telkens hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) deze heeft verstrekt aan Ernst & Young;

4.

hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 september 2010 tot en met 4 juli 2016, te IJsselstein en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) onderstaand(e) voorwerp(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de

rechthebbende op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van onderstaand(e) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, te weten een geldbedrag van euro 64.500 (DOC-133 en p. 903-904), terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2. De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt verdediging

De officier van justitie is voor de omkoping door middel van de verbouwing van de woning van de verdachte (feit 1) niet-ontvankelijk, omdat dit feit is verjaard. Tot 2015 bedroeg de maximale gevangenisstraf voor dit feit twee jaren, waardoor de verjaringstermijn zes jaren was. Op 4 juli 2016 is de vervolging tegen de verdachte aangevangen met de aanhouding van de verdachte. Op 14 april 2009 heeft de verdachte de woning gekocht en aansluitend is de woning verbouwd. Die verbouwing heeft dus plaatsgevonden vóór 4 juli 2010.

Beoordeling

Artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt dat voor strafbare feiten met een maximale gevangenisstraf van minder dan drie jaren een verjaringstermijn geldt van zes jaren. Bedraagt het strafmaximum meer dan drie jaren, dan geldt een verjaringstermijn van twaalf jaren. Van 1995 tot 1 april 2010 gold voor omkoping een maximale gevangenisstraf van één jaar. Vanaf 1 april 2010 gold een strafmaximum van twee jaren. Na 1 januari 2015 is het strafmaximum verhoogd naar vier jaren.

In geval van verandering van wetgeving met betrekking tot de verjaring geldt in strafzaken als uitgangspunt dat deze verandering direct van toepassing is, met dien verstande dat een reeds voltooide verjaring wordt geëerbiedigd, tenzij in de wet waarbij het strafmaximum is verhoogd een bijzondere regeling inzake het overgangsrecht is opgenomen. De wet van 19 november 2014, Stb. 2014, nr. 445, waarbij artikel 328ter Sr in die zin is gewijzigd dat de op omkoping gestelde gevangenisstraf van twee jaren is verhoogd naar vier jaren, bevat geen overgangsrecht.

De vraag is dus of in onderhavige zaak op 1 januari 2015 de verjaringstermijn van zes jaren al was verstreken, want eenmaal verjaard, blijft verjaard. Daarvoor is van belang het antwoord op de vraag wanneer de verjaringstermijn aanvangt.

Volgens artikel 71 Sr gaat een verjaringstermijn lopen op de dag na die waarop het strafbare feit is gepleegd. De bestanddelen van het in artikel 328ter, lid 1 Sr omschreven delict betreffen - onder meer - (i) het aannemen van een gift of belofte, en (ii) het in strijd met de goede trouw verzwijgen ervan tegenover zijn werkgever. Hieruit moet worden opgemaakt dat dit misdrijf niet al na het aannemen van de gift of belofte is voltooid. De voltooiing ervan hangt vervolgens nog af van de vervulling van de onder (ii) beschreven verzwijging. Het in strijd met de goede trouw verzwijgen van het aannemen van een gift of belofte wordt aangemerkt als één voortdurende omissie. Daardoor is het delict pas voltooid als de verdachte niet langer in gebreke is.

De verdachte heeft tijdens zijn dienstverband nooit aan zijn werkgever melding gemaakt van het laten verbouwen van zijn woning, die plaatsvond in 2009. In 2013 eindigde het dienstverband tussen de verdachte en zijn werkgever in het kader waarvan de giften zouden hebben plaatsgevonden en was er sprake van een voltooid strafbaar feit. Gelet hierop begon de verjaringstermijn van zes jaren pas in 2013 te lopen. Op 1 januari 2015 was het strafbare feit dus nog niet verjaard, zodat een verjaringstermijn van twaalf jaren is gaan gelden. Die termijn is nog niet verstreken, zodat het feit niet is verjaard.

Conclusie

De officier van justitie is ontvankelijk in haar vervolging.

3. Het bewijs

Feit 1

Inleiding

De verdachte wordt verweten dat hij zich in zijn functie als manager Vastgoed en Techniek bij het [naam ziekenhuis] (hierna: [naam ziekenhuis] ) te Nieuwegein heeft laten omkopen door medeverdachte [naam medeverdachte 1] , destijds directeur bij bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] (hierna: [naam bouwbedrijf] ), en door medeverdachte [naam medeverdachte 2] , voormalig eigenaar van bouwbedrijf [naam aannemersbedrijf] . (hierna: [naam aannemersbedrijf] ) samen met [naam aannemersbedrijf] . De verdachte zou van hen giften hebben ontvangen, in ruil waarvoor hij opdrachten voor onderhoud- en/of verbouwingswerkzaamheden aan het [naam ziekenhuis] aan deze bouwbedrijven heeft gegund. De van [naam bouwbedrijf] ontvangen giften zouden hebben bestaan uit een verbouwing van zijn privéwoning, contant geld, etentjes, telefoons, voetbalkaartjes, een iPad en een teambuildingactiviteit. De van [naam aannemersbedrijf] ontvangen giften zouden hebben bestaan uit een drietal zeilreizen naar Griekenland.

Standpunt verdediging

Ten aanzien van het ontvangen van de giften is door de verdediging het volgende standpunt ingenomen.

De verdachte wist niet dat de werkelijke prijs van de keuken hoger was dan het bedrag dat hij ervoor had betaald, hij ging uit van een korting.

De verdachte heeft slechts eenmaal € 2.000,- contant ontvangen van [naam medeverdachte 1] .

[naam bouwbedrijf] heeft etentjes gesponsord, met uitzondering van het etentje op 29 oktober 2011 bij [naam horecagelegenheid] in Delft.

Van [naam medeverdachte 1] heeft de verdachte een iPhone ontvangen als kerstgeschenk; de ontvangst van een HTC telefoon ontkent hij en daarvoor ontbreekt bewijs.

De verdachte heeft, voor zakelijke doeleinden, een iPad ontvangen van [naam medeverdachte 1] , maar dit was slechts in bruikleen en die heeft hij later teruggegeven.

Ten aanzien van het contante geld (€ 2.000), de etentjes en de teambuildingactiviteit is aangevoerd dat deze niet aan de verdachte privé, maar zakelijk (aan het [naam ziekenhuis] ) ten goede zijn gekomen. Bovendien is ten aanzien van de etentjes en het contante geld aangevoerd dat niet specifiek is gemaakt dat voor deze giften door de verdachte een wederprestatie is verricht.

Beoordeling

- De door de verdachte ontvangen giften

De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot de volgende vaststellingen ten aanzien van die giften.

a. a) Verbouwing woning

De verdachte heeft op de zitting verklaard dat de door hem en zijn vrouw uitgezochte keuken eigenlijk € 25.000,- kostte, maar dat de prijs na onderhandeling uitkwam op € 15.000,-. De rechtbank acht een ‘korting’ van degelijke grootte echter niet aannemelijk en is van oordeel – ook in het licht van het gehele dossier – dat de verdachte heeft geweten dat een deel van de keuken door [naam bouwbedrijf] werd betaald. Voor het overige deel van de verbouwing heeft de verdachte bekend dat hij slechts een deel van de kosten heeft betaald. Vast staat daarmee dat [naam bouwbedrijf] en [naam aannemersbedrijf] een substantieel deel van de verbouwing van de woning van de verdachte hebben gefinancierd.

b) (zakjes) contant geld

Door [naam medeverdachte 1] is een rekening-courant verhouding bijgehouden tussen de verdachte en [naam bouwbedrijf] . Deze rekening-courant werd gevoed doordat [naam bouwbedrijf] facturen stuurde voor meerwerk en/of werkzaamheden aan het ziekenhuis, terwijl de omschreven werkzaamheden niet of slechts voor een deel waren uitgevoerd. De opbrengst van deze facturen kwam vervolgens niet ten goede aan het op de factuur omschreven project van het ziekenhuis maar aan het rekening-courant tegoed voor de verdachte. Op basis van het rekening-courant tegoed werden vervolgens via een zwarte kas contante gelden aan de verdachte verstrekt. De zwarte kas werd onder meer gevoed door gepinde bedragen die boekhoudkundig niet ˗ zoals gebruikelijk ˗ in de reguliere kas van [naam bouwbedrijf] zijn geboekt, maar werden geboekt ten laste van lopende projecten bij het ziekenhuis. Het verloop van de rekening-courant werd handmatig op een zogeheten staffel bijgehouden. De omschrijvingen op de staffel “zakje” of “zakkie” hebben betrekking op contant aan de verdachte verstrekte geldbedragen. Volgens de staffel gaat het in totaal om een bedrag van € 7.900,-. Vast staat daarmee dat de verdachte deze contante gelden heeft ontvangen van [naam medeverdachte 1] .

c) etentjes

Gelet op de verklaring van de verdachte dat de diners en etentjes door [naam bouwbedrijf] zijn ‘gesponsord’ staat deze gift vast.

d) telefoons

Gelet op de verklaring van de verdachte met betrekking tot de iPhone staat ook deze gift vast. Gelet op het feit dat direct bewijs ontbreekt dat de telefoon van het merk HTC door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte is gegeven, wordt de verdachte van deze ‘gift’ vrijgesproken.

e) kaartjes Feyenoord – FC Utrecht

Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij van [naam medeverdachte 1] vijf voetbalkaartjes heeft ontvangen staat ook deze gift vast.

f) iPad

Omdat niet op voorhand onaannemelijk is dat de iPad met toebehoren is aangeschaft door [naam medeverdachte 1] en verstrekt aan de verdachte om te onderzoeken of daarmee de besturingssystemen van allerlei apparaten en machines in het ziekenhuis konden worden bediend en gecontroleerd kan dit feit niet worden bewezen.

g) Teambuildingactiviteit

Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij voor deze teambuildingsactiviteit geld van [naam medeverdachte 1] heeft gevraagd en ontvangen staat ook deze gift vast.

h) Zeilreizen

De verdachte heeft verklaard dat hij de zeilreizen (in elk geval de huur van de boot, de vliegreizen en een deel van het eten en drinken) cadeau heeft gekregen, zodat ook deze giften vast staan.

Privé of zakelijk

Het feit ten slotte dat de door [naam bouwbedrijf] betaalde etentjes en de teambuildingactiviteit, zoals door de verdachte gesteld, geen privé etentjes of privé uitjes waren maar betrekking hadden op bedrijfsuitjes en/of etentjes met projectcoördinatoren na oplevering van grote projecten of in verband met de start van nieuw project om de samenwerking tussen de deelnemende personen te bevorderen, doet aan het voorgaande ook niet af. Immers, ook dat leidt tot een bevoordeling van de verdachte om zo de contractuele relatie tussen het ziekenhuis en [naam bouwbedrijf] te onderhouden, gericht op het binnenhalen van toekomstig werk voor [naam bouwbedrijf] .

Tegenprestatie

De vraag is of deze giften ook in relatie gebracht kunnen worden met een doen of nalaten van de verdachte in de uitoefening van zijn functie, meer concreet of hij door die giften opdrachten/projecten van het [naam ziekenhuis] aan [naam bouwbedrijf] heeft gegund of laten gunnen. Op basis van het dossier kan dat niet voor concrete opdrachten worden vastgesteld. Voor een bewezenverklaring van omkoping is echter ook niet vereist dat de omkoping daadwerkelijk heeft geleid tot een doen of nalaten door degene die is omgekocht (zie HR 27 november 1990, NJ 1991, 318 en ECLI:NL:GHAMS:2017:2018). Voldoende is dat de bevoordeling van de verdachte is gedaan met het oog op het onderhouden van de contractuele relatie tussen het ziekenhuis en [naam bouwbedrijf] , gericht op het binnenhalen van toekomstig werk voor [naam bouwbedrijf] . Dat (onder andere) van dat oogmerk sprake was, volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm en bovendien ook uit de verklaring van de verdachte.

Conclusie

De verdachte heeft een groot deel van de verbouwingskosten cadeau gekregen van [naam bouwbedrijf] en de [naam aannemersbedrijf] , ontving de verdachte van [naam bouwbedrijf] zakjes met geld, een iPhone en voetbalkaartjes en etentjes en liet hij een teambuildingsactiviteit betalen door [naam bouwbedrijf] . Van [naam aannemersbedrijf] ontving de verdachte drie zeilreizen in Griekenland. De verdachte heeft zich laten omkopen en de verweren worden verworpen.

Feit 2

Standpunt verdediging

De verdachte heeft de offertes van [naam bouwbedrijf] en [naam aannemersbedrijf] geaccordeerd, de werkzaamheden zijn verricht en de bijbehorende facturen zijn betaald. Deze documenten zijn dus niet vals. Bovendien ontbreekt het oogmerk tot misleiding. De verdachte wist niet dat de daadwerkelijke kosten hoger waren dan aan hem geoffreerd en gefactureerd. De verdachte moet dus worden vrijgesproken van valsheid in geschrift.

Beoordeling

De verdachte heeft op de zitting verklaard dat een deel van de verbouwing van zijn woning niet door hemzelf is betaald, maar door [naam bouwbedrijf] . De rechtbank beschouwt dit als omkoping (feit 1). Bij feit 2 gaat het om de vraag of de offertes en facturen die [naam bouwbedrijf] en [naam aannemersbedrijf] voor deze verbouwing aan de verdachte hebben uitgebracht, vals zijn opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Op zichzelf is het juist dat de werkzaamheden op de offertes daadwerkelijk in de woning van de verdachte zijn uitgevoerd en de bijbehorende facturen door hem zijn betaald. Deze kosten bedragen echter slechts een deel van de werkelijke kosten. Deze offertes en facturen staan dan ook niet op zichzelf, maar zijn naar het oordeel van de rechtbank onlosmakelijk verbonden met de omkoping. Ze vormen de ‘afdekking’ daarvan en zijn met dat doel vals opgemaakt.

Dit blijkt voor de offertes van [naam bouwbedrijf] (DOC-042 en -052) en de bijbehorende facturen (DOC-043 en -053) uit het feit dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] namens [naam bouwbedrijf] de offertes op 2 en 28 april 2009 ondertekende, terwijl toen al bekend was dat de verbouwingswerkzaamheden veel omvangrijker zouden zijn. Op 2 april 2009 beschikte [naam medeverdachte 1] namelijk al over een aangepast (en dus al eerder opgemaakt) overzicht van de geplande werkzaamheden aan de woning van de verdachte, waarin veel meer werkzaamheden zijn opgenomen dan in de offerte vermeld. Dat dit een document zou zijn met ‘mogelijke werkzaamheden’ en dat er aanvankelijk voor was gekozen slechts een deel van de werkzaamheden uit te voeren en later toch weer alles, zoals de verdachte ter zitting heeft betoogd, vindt de rechtbank gelet op de gedetailleerdheid ongeloofwaardig.

Dat de verdachte het opzet had om met deze stukken anderen te misleiden, staat ook vast. De rechtbank gaat ervan uit dat hij de stukken in de toekomst wilde gebruiken om te verbloemen dat anderen de verbouwing grotendeels hadden betaald. Dit wordt onderstreept door het feit dat hij de offertes en facturen tijdens het interne onderzoek binnen het [naam ziekenhuis] in 2013 aan Ernst & Young (hierna: EY) ook daadwerkelijk heeft verstrekt, om daarmee aan te tonen dat hij de verbouwing zelf had betaald. Hij verklaarde daarbij expliciet dat de werkzaamheden op de offertes en facturen de enige werkzaamheden waren die door [naam bouwbedrijf] aan zijn woning waren uitgevoerd.

Ook de offerte (DOC-145) die [naam aannemersbedrijf] voor de afbouw van de woning van de verdachte heeft uitgebracht, is vals opgemaakt. Ook voor deze offerte geldt dat de rechtbank de verklaring van de verdachte op de zitting, dat aanvankelijk slechts deze werkzaamheden waren overeengekomen en later is besloten om de verbouwing grootser aan te pakken, ongeloofwaardig vindt.

Daarbij is allereerst van belang dat bepaalde werkzaamheden of producten van leveranciers die in de offerte aan de verdachte worden doorberekend, tegen veel lagere prijzen zijn geoffreerd dan de prijzen in de offertes van deze leveranciers. De leveranciersoffertes waren al eerder uitgebracht en dus op de offertedatum bekend bij [naam aannemersbedrijf] .

Bovendien is – naast het overzicht waarover [naam medeverdachte 1] op 2 april 2009 al beschikte – in de administratie van [naam aannemersbedrijf] een overzicht aangetroffen van de werkzaamheden die zij uitvoerden in de woning van de verdachte, waarin veel omvangrijker werkzaamheden zijn opgenomen dan geoffreerd. In dit overzicht wordt opgemerkt ‘start 15 april’, waaruit de rechtbank afleidt dat dit overzicht op de offertedatum al beschikbaar was.

Het opzet op de valsheid van de offerte wordt tot slot verder ingekleurd door de mailwisseling tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] van 30 maart 2009, waarin zij overleggen hoe zij de verschillende prijzen en omschrijvingen op de offerte meer in overeenstemming met de werkelijkheid kunnen laten lijken. De mededeling van de verdachte dat de e-mail moet worden verwijderd, ook uit de prullenbak, is daarbij veelzeggend.

Het oogmerk op het als echt en onvervalst gebruiken van deze offerte leidt de rechtbank eveneens af uit het feit de verdachte de bijbehorende facturen aan EY heeft verstrekt tijdens het interne onderzoek van het [naam ziekenhuis] , om aan te tonen dat de [naam aannemersbedrijf] slechts deze werkzaamheden had verricht en deze door hem waren betaald.

Conclusie

De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte samen met anderen de offertes en facturen zoals vermeld in de tenlastelegging vals heeft opgemaakt dan wel heeft laten opmaken met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. De verweren van de verdediging worden dan ook verworpen.

Feit 3

Standpunt verdediging

De verdachte moet worden vrijgesproken van het opzettelijk gebruik maken van de twee ten laste gelegde valse facturen, omdat hij niet wist dat deze facturen vals waren.

Beoordeling

EY heeft in 2013 op verzoek van het [naam ziekenhuis] een intern onderzoek uitgevoerd naar mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot onder meer de verbouwing van het woonhuis van de verdachte in 2009. In het kader van dat onderzoek heeft de verdachte twee facturen van het bedrijf [naam bedrijf] , gericht aan “Fam. [naam verdachte] ”, met betrekking tot een geleverde houten vloer en een hoeveelheid natuursteen, aan EY overhandigd. De facturen dienden – kort gezegd – om het vermoeden van onregelmatigheden (in die zin dat de verbouwing in feite was bekostigd door derden waarmee de verdachte ook een zakelijke relatie had; zie ook feit 1) te bestrijden.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de eigenaar van [naam bedrijf] de facturen heeft laten opstellen en dat de spullen die op de facturen vermeld staan niet zijn geleverd. De vraag is of de verdachte daar ook van op de hoogte was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk ook dat de verdachte in 2013 op de eigenaar van [naam bedrijf] is afgestapt omdat hij ‘iets nodig had om zich in te dekken’ en dat de eigenaar van [naam bedrijf] daarom de twee valse facturen heeft laten opmaken.

De verdachte heeft dus kennis gehad van de valsheid van die facturen, die hij vervolgens heeft overhandigd aan EY met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.

Conclusie

Bewezen is dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van twee valse facturen. De verweren worden verworpen.

Feit 4

De verdachte en zijn vrouw hebben in augustus 2005 een (tweedehands) boot gekocht voor een bedrag van € 70.000. In 2006 heeft [naam aannemersbedrijf] opknapwerkzaamheden aan de boot verricht. Dit betrof onder meer schilderwerkzaamheden, revisie van de motor, reparatie/vervanging van de ramen, leveren en aanbrengen van een naambordje en stoffering. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze werkzaamheden ongeveer tussen de

€ 35.000 en € 45.000 hebben gekost en dat [naam aannemersbedrijf] de opbrengsten van andere projecten heeft aangewend om de kosten van deze werkzaamheden te dekken. De verdachte heeft zelf niets betaald. In september 2010 heeft de verdachte de boot vervolgens verkocht voor een bedrag van € 64.500. Dat bedrag is bijgeschreven op de gezamenlijke bankrekening van de verdachte en zijn vrouw.

Hoewel in deze zaak niet aan de verdachte ten laste gelegd, is naar het oordeel van de rechtbank ook – op dezelfde wijze en met dezelfde onderbouwing als de giften zoals die onder feit 1 bewezen zijn verklaard – door het gratis opknappen van de boot van de verdachte door [naam aannemersbedrijf] sprake geweest van niet-ambtelijke omkoping van de verdachte door [naam aannemersbedrijf] . Dat is een misdrijf.

Door dat opknapwerk is, zo mag – zeker gelet op de hoogte van de kosten van die werkzaamheden – aangenomen worden, de boot substantieel in waarde gestegen. Die waardestijging is aan te merken als zijnde afkomstig uit een misdrijf, te weten de genoemde omkoping. Hoe groot die waardestijging exact is geweest, is op basis van het dossier niet vast te stellen.

De verdachte heeft, vier jaar na het opknappen, een bedrag van € 64.500 ontvangen uit de verkoop van de boot. Dat bedrag is deels legaal, want uit normale verkoop verkregen, maar bestaat ook voor een deel uit de uit misdrijf afkomstige waardestijging. Dat maakt dat de ten laste gelegde € 64.500 gedeeltelijk (en middellijk) uit enig misdrijf afkomstig is. De omstandigheden van dit geval – zoals hiervoor uiteen is gezet – rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie om het gehele bedrag – door vermenging – aan te merken als zijnde afkomstig uit enig misdrijf.

De verdachte heeft zelf verklaard over de opknapwerkzaamheden en het feit dat hij daar niets aan heeft betaald. Hij was er dus van op de hoogte dat een deel van de waarde van zijn boot uit misdrijf afkomstig was.

Desondanks heeft hij deze boot verkocht, het bedrag op zijn bankrekening laten bijschrijven en van dat geld gebruik gemaakt (het geld wordt direct overgeboekt naar de ‘profijtrekening’). Daarmee heeft de verdachte dat geldbedrag witgewassen.

De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, dat geen sprake is van het verbergen of verhullen van de werkelijke aard en herkomst van het geld. De verkoop van de boot, die ook op geheel transparante wijze is verlopen, was immers niet als zodanig gericht op het bemoeilijken van het zicht op de deels illegale herkomst ervan.

Conclusie

De verdachte heeft gebruik gemaakt van een eerst door hem omgezet geldbedrag van € 64.500, dat gedeeltelijk afkomstig was uit een misdrijf, en dat geld daarmee witgewassen.

Bewezenverklaring

De rechtbank vindt wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan, en vindt bewezen dat:

1.

hij in de periode van 2 april 2009 tot en met 1 november 2013 in Nederland, anders dan als ambtenaar, namelijk als manager Vastgoed en Techniek werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [naam ziekenhuis] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, giften heeft aangenomen van [naam medeverdachte 1] en/of [naam bouwbedrijf] en (een) ander(en), te weten:

a. a) een verbouwing van de woning aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] , bestaande uit:

- arbeid en materialen ten behoeve van de ruwbouw van deze verbouwing en- arbeid en materialen ten behoeve van de afbouw en stoffering van deze verbouwing en

- arbeid en materialen ten behoeve van een keuken en

zakjes contant geld ter waarde van in totaal euro 7.900,

etentjes,

een iPhone 4S en

kaartjes voor Feyenoord - FC Utrecht en

g) teambuildingactiviteit,

en giften heeft aangenomen van [naam aannemersbedrijf] en [naam medeverdachte 2] te weten: zeilreizen naar Griekenland in de jaren 2010 en 2011 en 2012, en dit aannemen (telkens) in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn, verdachtes, werkgever bovengenoemd;

2.

hij in de periode van 30 maart 2009 tot en met 22 juni 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),

een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2 april 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en

een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 18 mei 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en

een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 28 april 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en

een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 22 juni 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en

en offerte van [naam aannemersbedrijf] gericht aan dhr. [naam verdachte] d.d. 7 april 2009

elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, telkensvalselijk heeft opgemaakt en/of doen (laten) opmaken, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededaders, telkens valselijk en in strijd met de waarheid, ad a en c en e: op deze offertes werkzaamheden enbedragen opgenomen en/of laten opnemen die niet overeenkomstig de werkelijkheid waren, en ad b en d: werkzaamheden en bedragen op deze facturen opgevoerd en/of (doen) laten opvoeren die niet overeenkomen met de werkelijkheid, en zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;

3.

hij in de periode van 8 maart 2013 tot en met 20 maart 2013 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften te weten

een factuur van [naam bedrijf] gericht aan Fam. [naam verdachte] d.d. 17 april 2009 en

een factuur van [naam bedrijf] gericht aan Fam. [naam verdachte] d.d. 22 mei 2009

als waren die geschriften echt en onvervalst, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande de valsheid hierin dat de data van deze facturen geantedateerd waren en valselijk en in strijd met de waarheid geleverde goederen op deze facturen staan, terwijl deze in werkelijkheid niet zijn geleverd, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat verdachte deze heeft verstrekt aan Ernst & Young;

4.

hij in de periode van 10 september 2010 tot en met 4 juli 2016 in Nederland, een geldbedrag van euro 64.500 heeft omgezet, en van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp - middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf.

Bewijsmotivering

De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die hieronder zijn uitgewerkt en de daarop gebaseerde bewijsoverwegingen die hiervoor zijn uiteengezet.

4. Bewijsmiddelen

Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist in dit hoofdstuk worden aangevuld met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5. De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie

De bewezen feiten leveren op:

Feit 1:

het, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, aannemen van een gift, en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd;

Feit 2:

medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

Feit 3:

opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd ;

Feit 4:

witwassen.

Strafbaarheid feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is strafbaar.

6. Motivering straf

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte is gedurende een langere periode als manager Vastgoed en Techniek van het [naam ziekenhuis] door [naam bouwbedrijf] , regio Zuid en de [naam aannemersbedrijf] , twee bouwbedrijven die voor het ziekenhuis bouwactiviteiten verrichtten, omgekocht. Aan de verdachte werden, veelal op zijn eigen verzoek, door [naam bouwbedrijf] contante gelden en goederen gegeven en van de [naam aannemersbedrijf] kreeg hij zeilreizen aangeboden zonder dat hij daarvoor hoefde te betalen. Ook heeft de verdachte grotendeels op kosten van anderen zijn privéwoning ingrijpend laten verbouwen en zijn boot door de [naam aannemersbedrijf] laten opknappen. Dit ging om grote bedragen. Zelfs als alleen al wordt gekeken naar het bedrag dat de verdachte heeft toegegeven, gaat dit al om tienduizenden euro’s. De verdachte had verder de beschikking over visitekaartjes van medeverdachte [naam medeverdachte 1] zodat hij allerlei etentjes niet zelf hoefde te betalen maar de rekening eveneens bij anderen kon neerleggen. Het doel van al deze giften aan de verdachte was ervoor te zorgen dat de twee bouwbedrijven nieuwe opdrachten zou blijven krijgen van het ziekenhuis. De verdachte is als gevolg van deze omvangrijke omkoping schaamteloos en flink verrijkt en plukt daar, tot op de dag van vandaag, nog altijd de vruchten van in de vorm van het woongenot van zijn verbouwde woning. Om deze omkoping te verbloemen, zijn valse offertes en facturen opgesteld, werd een slim rekening-courantsysteem gebruikt en een zwarte kas aangehouden. Omkoping en daaraan gerelateerde strafbare feiten zijn ernstige misdrijven vanwege het ondermijnende en corrumperende karakter op de samenleving. Corruptie zorgt voor concurrentievervalsing en het vormt een ernstige aantasting van de integriteit die in het handelsverkeer zo nodig is. Daarom rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij zich op deze wijze en op deze schaal heeft laten omkopen.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Rapportage

De reclassering heeft op 9 januari 2020 een rapportage uitgebracht, waarin – kort samengevat – wordt beschreven dat de verdachte op alle levensgebieden goed functioneert, maar dat hij wel lijdt onder de lange duur van de strafzaak en daardoor stress en boosheid ervaart. Er is geen bemoeienis van de reclassering nodig. De reclassering merkt op dat een gevangenisstraf tot gevolg zal hebben dat de verdachte zijn werk tijdelijk niet kan uitvoeren. Volgens de reclassering is een werkstraf uitvoerbaar voor de verdachte en is hij ook in staat en bereid om een boete te betalen.

Redelijke termijn

Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn, zo waarborgt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat die termijn in zaken als deze in beginsel een periode van twee jaren bestrijkt. Als uitgangspunt geldt dus dat de rechtbank binnen twee jaren na aanvang van de redelijke termijn vonnis wijst. De termijn vangt aan op het moment dat vanuit de Nederlandse Staat (bijvoorbeeld de FIOD of het OM) richting de verdachte een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hij – kort gezegd – zal worden vervolgd. In geval van bijzondere omstandigheden kan de termijn van twee jaren worden opgerekt. Bijvoorbeeld als de verdediging zorgt voor vertraging van het proces.

De verdachte en de medeverdachten zijn allen in juni of juli 2016 aangehouden en voor de eerste keer verhoord door de FIOD. De rechtbank merkt, met de officier van justitie, dat moment aan als aanvangsmoment van de redelijke termijn in deze zaak. De FIOD heeft haar onderzoek op 9 januari 2017 gesloten. De zaak is vervolgens pas – deels wegens toegewezen getuigenverzoeken van de zijde van de verdachte – op 17 januari 2020 voor de eerste keer voor de rechtbank gebracht. Dit vonnis is uitgesproken op 29 oktober 2020. De gedane verzoeken van de verdediging zijn niet van dien aard geweest dat deze zouden moeten leiden tot uitbreiding van de als redelijk aan te merken termijn.

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De procedure heeft ruim vier jaren geduurd, waar een maximum gold van twee jaren. Deze overschrijding dient te worden gecompenseerd door vermindering van de straf.

Standpunten en afwegingen

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist van 15 maanden. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, zij het in beperkte mate omdat het traject van onderzoekswensen en het horen van getuigen door de verdediging ruim twee jaren heeft geduurd.

Standpunt verdediging

Door en namens de verdachte is aangevoerd dat in strafmatigende zin dient mee te wegen de negatieve publiciteit in de pers en de impact die dat heeft gehad en nog steeds heeft op het gezin van de verdachte. Ook dient rekening te worden gehouden met het feit dat de verdachte financiële gevolgen heeft ondervonden omdat hij een tijd zonder werk heeft gezeten en genoodzaakt was om zijn pensioenvoorziening aan te spreken, een aanspraak die niet meer stop te zetten is waardoor de verdachte als het ware zijn eigen pensioen “aan het opeten is”. Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat in de strafmatigende zin moet meewegen dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte concrete invloed had op de gunning van projecten aan de diverse aannemers.

Conclusies van de rechtbank

Omkoping en valsheid in geschrifte (om deze omkoping af te dekken) zijn, zoals hiervoor beschreven, ernstige feiten. De rechtbank weegt strafverzwarend bij de strafoplegging mee dat de verdachte op de zitting op geen enkele wijze berouw of inzicht heeft getoond in zijn gedragingen, anders dan zijn opmerking dat hij ‘voortaan van alles bonnen bewaart’ en nooit meer in een dergelijke situatie terecht wil komen. Het komt de rechtbank voor dat de verdachte daarmee vooral oog heeft voor de situatie waarin hij belandde toen de omkoping aan het licht kwam in plaats van dat hij volledig beseft en inziet dat wat hij gedaan heeft fout is en strafbaar, zeker gelet op de enorme geldbedragen waarmee hij is verrijkt. De rechtbank is er niet blind voor dat er jaren geleden in de bouwwereld een andere cultuur heerste met betrekking tot het fêteren van zakenrelaties, maar in de bewezenverklaarde periode was de grootschalige bouwfraude (en bijbehorende omkoping) ruimschoots aan het licht gekomen, zodat de verdachte had moeten weten dat wat hij deed strafbaar was.

Het feit dat de verdachte wellicht niet (altijd) formeel de zelfstandige (eind)bevoegdheid had om opdrachten aan derden te verstrekken kan niet in strafmatigende zin worden meegewogen. Aannemelijk is dat de verdachte een functie bekleedde binnen het ziekenhuis waarin hij wel grote invloed kon uitoefenen op dergelijke besluitvorming. De verdachte is hiervoor betaald en dat vormt de kern van het verwijt. Dat de omvang van de schade van de omkoping aan de zijde van het ziekenhuis niet volledig concreet is gemaakt maakt dat verwijt niet (substantieel) kleiner.

Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Mede gelet op het langdurige karakter van de omkoping en het forse profijt dat de verdachte heeft gehad en nog steeds heeft, zou uit het oogpunt van vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats zijn. De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte echter rekening met zijn blanco strafblad, zijn leeftijd en het feit dat de redelijke termijn is geschonden. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de strafbare feiten lang geleden hebben plaatsgevonden.

Gelet op het voorgaande is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist niet meer passend. Wel is een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals dergelijke strafbare feiten te plegen, gecombineerd met een taakstraf. Alles afwegend vindt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden en een taakstraf van 240 uren een passende straf.

Wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225, 328ter en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7. Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:

verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 234 (tweehonderdvierendertig) uren te verrichten taakstraf resteert;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 117 (honderdzeventien) dagen.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.H. Janssen, voorzitter,

en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en T.M. Riemens, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,

en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 29 oktober 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature