U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Jeugd MK zaak. Veroordeling van een minderjarige voor een poging tot doodslag door steken met mes. De rechtbank oordeelt dat voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer kan worden aangenomen. Oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team jeugd

Parketnummer: 10/660086-20

Parketnummer vordering TUL VV: 10/691188-17

Datum uitspraak: 28 juli 2020

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] 2002 te [geboorteplaats verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:RJJI Den Hey-Acker te Breda,

raadsman mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 14 juli 2020.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte de aanwijzingen van de jeugdreclassering opvolgt, zijn medewerking verleent aan het traject Harde Kern Aanpak (HKA) en elektronische controle (EC), zijn medewerking verleent aan behandeling gericht op trauma en emotieregulatie bij De Waag of een soortgelijke instelling, zijn medewerking verleent aan hulpverlening vanuit Humanitas Homerun of een soortgelijke instelling (ook indien dit betreft een traject richting begeleid wonen) en zijn medewerking verleent aan dagbesteding vanuit AMZO;

met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;

oplegging van een tweetal vrijheidsbeperkende maatregelen, te weten een locatieverbod voor [naam locatie] en een contactverbod met aangever [naam slachtoffer] en diens partner en dochter voor de duur van 2 jaren;

toepassing van (telkens) een week vervangende jeugddetentie bij overtreding van het verbod, met een maximum van 6 maanden;

dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregelen.

4. Waardering van het bewijs

4.1.

Feit 1 - bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. De verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Als gevolg van het vastpakken door het slachtoffer is er bij de verdachte sprake geweest van een fysiologische reactie van angst, waardoor het zwart werd voor zijn ogen en hij vervolgens op deze wijze heeft gereageerd.

4.1.2.

Beoordeling

De verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend in die zin dat hij heeft bekend de aangever met een mes te hebben gestoken. De aangever is de verdachte achterna gelopen, nadat hij er achter kwam dat deze vlak daarvoor een telefoon had betaald met te weinig en vermoedelijk vals geld . Hij heeft de verdachte vastgepakt bij zijn kleding. Deze handeling triggerde hem als gevolg van een eerder opgelopen trauma bij de verdachte en hij heeft daarop met een agressieve reactie gereageerd, door de aangever in zijn zij te steken met een mes dat hij bij zich droeg. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of dit poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling oplevert. De rechtbank oordeelt hiertoe als volgt.

Het steken van iemand met een mes in de romp is naar het oordeel van de rechtbank gericht op en geschikt voor het toebrengen van dodelijk letsel. De aangever is immers met een mes gestoken in zijn linkerzij, wat een wond van circa 15 centimeter in de lengte heeft veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een kwetsbaar onderdeel is van het menselijk lichaam, waarin zich vitale organen bevinden. De verdachte wordt, net als ieder ander, geacht daarvan op de hoogte te zijn. Volgens de forensisch arts van de politie Rotterdam Rijnmond [naam forensisch arts] betrof de lokalisatie van het letsel potentieel invaliderend dan wel dodelijk letsel. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman en overweegt dat voorwaardelijk opzet op de dood kan worden aangenomen.

4.1.3.

Conclusie

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.

4.2.

Feit 2 - vrijspraak

4.2.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde.

4.2.2.

Beoordeling

De verdachte heeft naar eigen zeggen van een - voor de rechtbank onbekend - persoon enveloppen met geld ontvangen, met als opdracht hiermee telefoons te kopen. Hiermee heeft hij twee keer - na via Marktplaats een koopovereenkomst te hebben gesloten - aan de deur van de verkoper een aankoop gedaan. Beide keren heeft hij, naar eigen zeggen, een enveloppe met geld aan de verkoper overhandigd. Hij heeft de bankbiljetten niet zelf vastgehad. Hoewel uit het proces-verbaal Forensisch technisch onderzoek bankbiljetten volgt dat de bankbiljetten vals waren, kan op grond daarvan de wetenschap van de valsheid van de bankbiljetten bij de verdachte niet zonder meer worden aangenomen, mede gelet op de persoon van de verdachte. Nu uit het dossier geen andere feiten of omstandigheden blijken die daarop wijzen, kan niet worden bewezen dat de verdachte wist dat de bankbiljetten vals waren en dat hij deze bankbiljetten opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven.

De rechtbank is daarom op grond van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is waaruit volgt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit dat hem onder 2 ten laste is gelegd.

4.2.3.

Conclusie

Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

4.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 1 april 2020 te Rotterdam

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met dat opzet

- met een mes in de zij heeft gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

De raadsman van de verdachte heeft in zijn pleidooi de vraag gesteld of misschien sprake is van psychische overmacht. Hierover is naar het oordeel van de rechtbank geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen doordat een redenering die tot deze conclusie zou moeten leiden ontbreekt en er evenmin een conclusie aan is verbonden. De rechtbank ziet in de feiten en omstandigheden - waaronder het al op voorhand meenemen van een mes alsmede het rapport van de psycholoog, zoals hierna vermeld - geen aanleiding om psychische overmacht bij het bewezen verklaarde feit aan te nemen. Er is dan ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straf en maatregelen

7.1.

Algemene overweging

De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feiten waarop de straf en maatregelen zijn gebaseerd

De destijds 17-jarige verdachte heeft zich op 1 april 2020 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door het slachtoffer met een mes in zijn romp te steken. Het slachtoffer heeft hier een steekverwonding van circa 15 centimeter lengte aan over gehouden. Door op die manier te handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Zoals uit de op de terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt, heeft het feit een grote impact op het leven van het slachtoffer en zijn dagelijks functioneren (gehad). De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met zijn handelen het leven van een ander persoon in gevaar heeft gebracht. De gevolgen voor het slachtoffer hadden vele malen ernstiger geweest kunnen zijn. De rechtbank laat ook in haar oordeel meewegen dat de dochter van het slachtoffer hiervan getuige is geweest en dat een dergelijk geweldsdelict leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.

7.3.2.

Rapportages

Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 10 juni 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.

Er is bij de verdachte sprake van een verstandelijke beperking (ernst matig; disharmonisch intelligentieprofiel), een stoornis in het autisme spectrum, een ander gespecificeerde psychotrauma- of stress gerelateerde stoornis en kenmerken van ADHD. Verondersteld wordt dat zowel de verstandelijke beperking als de autisme spectrum stoornis als ander gespecificeerde psychotrauma- of stress gerelateerde stoornis van invloed zijn geweest op de verdachte ten aanzien van de poging doodslag. Als de verklaring van de verdachte gevolgd wordt, lijkt zowel de verstandelijke beperking als de traumastoornis en de autismespectrum stoornis van invloed te zijn geweest op het denken en handelen van de verdachte nadat hij door het slachtoffer werd aangesproken en vastgegrepen. De verdachte beschrijft een fysiologische reactie van gevaar gevoeld te hebben, dat door de traumastoornis en autisme spectrum stoornis extra heftig door de verdachte gevoeld wordt. Hij beschikt, mede door de verstandelijke beperking, over weinig gedragsalternatieven als hij dit gevoel heeft en wordt dan overmand door een gevoel van agressie dat hij niet kan kanaliseren. Vanuit de verstandelijke beperking heeft de verdachte onvoldoende nagedacht over de gevaren die het dragen van een mes met zich meebrengen. De verdachte beschrijft direct gevoelens van spijt ervaren te hebben, die zowel door oma, als in de JJI teruggezien worden. Dit sluit aan bij het impulsieve en weinig doordachte karakter van de daad, waar de verdachte niet bewust en weldoordacht voor gekozen lijkt te hebben en wel direct spijt over voelde. Geadviseerd wordt dit feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.

Vooral de verstandelijke beperking en de autisme spectrum stoornis (gebrek aan overzicht, mensen en/of situaties niet goed kunnen begrijpen en/of inschatten en de lage frustratietolerantie met agressiedoorbraken) dragen bij aan een hoge kans op recidive van een gewelddadig delict. De goede relatie met vooral oma en zijn begeleider van AMZO kunnen gezien worden als beschermende factoren. Ook is de verdachte erg geschrokken van zijn daad en ervaart hij gevoel van spijt.

Geadviseerd wordt de dagbesteding en gesprekken bij AMZO te continueren en toe te werken naar een begeleid woonvoorziening, waarbij intensieve begeleiding en dagbesteding tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast wordt traumabehandeling, bijvoorbeeld in de vorm van EMDR, geadviseerd. Deze begeleiding en behandeling kunnen vormgegeven worden als bijzondere voorwaarde bij een jeugdreclasseringsmaatregel intensieve trajectbegeleiding Harde Kern.

De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 7 juli 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.

Er is bij de verdachte sprake van een verstandelijke beperking en een autisme spectrum stoornis (NIFP, 10 juni 2020), wat hem meer kwetsbaar en beïnvloedbaar maakt dan jongeren zonder beperking. De verdachte overziet de gevolgen van zijn acties niet. Dit in combinatie met de omgang met antisociale vrienden, maakt dat de kans op recidive aanwezig is. Om de risico's voor de kans op recidive aan te pakken is er een zeer strak kader nodig met veel toezicht en begeleiding. Meer specialistische behandeling gericht op zijn emotieregulatie en het versterken van zijn vaardigheden is passend. Daarbij heeft de verdachte veel herhaling nodig om dingen te leren en nieuwe vaardigheden te laten beklijven.

Strafadvies

De Raad adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van de voorlopige hechtenis. Dit in verband met de kwetsbaarheid van de verdachte en de aanwezige negatieve risico’s van het verblijf in een JJI. De Raad ziet geen pedagogische meerwaarde in een extra deel onvoorwaardelijke jeugddetentie en acht de kans groot dat de verdachte schade oploopt in een JJI. De Raad adviseert voorts een voorwaardelijke jeugddetentie, als stok achter de deur om herhaling van delict gedrag te voorkomen. Hierbij adviseert de Raad als bijzondere voorwaarden het opleggen van jeugdreclasseringstoezicht en de meldplicht, het meewerken aan het verscherpt toezicht in de vorm van HKA en EC en het nakomen van de afspraken, het volgen van dagbesteding bij AMZO, het meewerken aan behandeling zoals geadviseerd in het psychologisch onderzoek, het meewerken aan vervolgbehandeling gericht op zijn emotieregulatie en meewerken aan hulpverlening (waaronder een traject richting begeleid wonen), indien de jeugdreclassering dit nodig acht.

De deskundige mw. [naam deskundige] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering), heeft ter zitting verklaard dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft en veel externe sturing nodig heeft. Ook is hij beïnvloedbaar. Door het NIFP wordt HKA geadviseerd, een intensief traject voor de duur van zes maanden. Er is sprake van een weekschema. In het HKA-traject zal onder meer de vriendenkeuze van de verdachte centraal staan. De jeugdreclassering ondersteunt de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. De jeugdreclassering heeft deze bijzondere voorwaarden geconcretiseerd, in die zin dat de verdachte behandeling dient te volgen bij De Waag of een soortgelijke instelling en dat hij zijn medewerking dient te verlenen aan hulpverlening vanuit Humanitas Homerun of een soortgelijke instelling, ook indien dit een traject richting begeleid wonen betreft.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Toerekeningsvatbaarheid

De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis die ook aanwezig waren ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde feit, acht de rechtbank de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar.

Straf

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf - meer dan de officier van justitie - rekening met de persoon van de verdachte en het feit dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. De eis van de officier van justitie doet hier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor een kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.

Nu de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en toezicht adviseren en daarnaast bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Dadelijke uitvoerbaarheid

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot doodslag. Gelet op de ernst van het feit, de eerdere veroordelingen van de verdachte voor een vermogensdelict in combinatie met geweld en een mishandeling en gezien ook het rapport van de psycholoog, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vrijheidsbeperkende maatregelen (77we juncto artikel 38v Wetboek van Strafrecht )

Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de locatie [naam locatie] , zoals is aangemerkt op de als bijlage bij dit vonnis aangehechte plattegrond, en een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] ( [geboorteland slachtoffer] ), zijn vrouw [naam vrouw slachtoffer] , geboren op [geboortedatum vrouw slachtoffer] te [geboortplaats vrouw slachtoffer] ( [geboorteland vrouw slachtoffer] ) en zijn dochter [naam dochter slachtoffer] , geboren op [geboortedatum dochter slachtoffer] te [geboorteplaats dochter slachtoffer] .

Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.

8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van €1.883,36 aan materiële schade en een bedrag van €1.750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en 46 dagen gijzeling als de verdachte niet betaalt.

8.2.

Standpunt verdediging

De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat het verlies aan verdienvermogen lastig te berekenen is, mede in verband met de corona-crisis, en dat de kosten van huishoudelijke hulp en verzorgingskosten behoorlijk hoog zijn. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is aangevoerd dat de bedragen in actuele uitspraken lager liggen dan gevorderd. Ten aanzien van de gevorderde gijzeling bij een op te leggen schadevergoedingsmaatregel is verzocht om de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen te stellen.

8.3.

Beoordeling

8.3.1.

Materiële schade

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de medische kosten, mobiliteitsschade, kosten huishoudelijke hulp en verzorgingskosten en de hiervoor gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen.

Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het verlies aan verdienvermogen is door de verdediging gemotiveerd weersproken en (nader) onderzoek daarnaar levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.3.2.

Immateriële schade

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de op dit moment gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op €1.750,-.

8.3.3.

Wettelijke rente en proceskosten

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 april 2020.

Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.4.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van €3.445,02, vermeerderd met de wettelijke rente.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat gijzeling moet plaatsvinden bij niet nakoming van deze verplichting.

9. Vordering tenuitvoerlegging 10/691188-17

9.1.

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

Bij vonnis van 15 maart 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 1 maand voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van 2 jaren.

De proeftijd is ingegaan op 30 maart 2018. Bij vonnis van 6 december 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de proeftijd met 1 jaar verlengd.

9.2.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 maart 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke straf voor toewijzing vatbaar. De verdachte liep in een proeftijd en hij dient zich aan de afspraken te houden. Ook heeft hij zich niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

9.3.

Standpunt verdediging

De raadsman van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen. Een verblijf in detentie is niet passend, gelet op de persoonlijkheid en het intelligentieniveau van de verdachte alsmede de kans op beïnvloeding in detentie.

9.4.

Beoordeling

Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.

Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10 . Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38 v, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77we, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12. Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 (twaalf) maanden,

bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;

gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan het HKA traject en EC en de afspraken zal nakomen, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;

gedurende de proeftijd dagbesteding volgt bij AMZO, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;

gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan behandeling gericht op trauma en emotieregulatie bij De Waag of een soortgelijke instelling, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;

gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan hulpverlening (waaronder een traject richting begeleid wonen) vanuit Humanitas Homerun of een soortgelijke instelling, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht.

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:

de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.

geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de

duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:

zich niet op te houden in [naam locatie] , zoals gemarkeerd op de aangehechte plattegrond, gedurende 2 (twee) jaren na heden;

zich te onthouden van direct of indirect contact met: - [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] ( [geboorteland slachtoffer] );- [naam vrouw slachtoffer] , geboren op [geboortedatum vrouw slachtoffer] te [geboortplaats vrouw slachtoffer] ( [geboorteland vrouw slachtoffer] ); - [naam dochter slachtoffer] , geboren op [geboortedatum dochter slachtoffer] te [geboorteplaats dochter slachtoffer] ; gedurende 2 (twee) jaren na heden.

met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast;

bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;

met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van €3.445,02 (zegge: drieduizend vierhonderdvijfenveertig euro en twee eurocent), bestaande uit €1.695,02 aan materiële schade en €1.750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen €3.445,02 (hoofdsom, zegge: drieduizend vierhonderdvijfenveertig euro en twee eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, met bepaling van het aantal dagen gijzeling bij gebreke van betaling op 0 dagen;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 maart 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,

en mrs. E.J. Stalenberg en C.C. Peterse, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2020.

De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 1 april 2020 te Rotterdam

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[naam slachtoffer]

opzettelijk

van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

met dat opzet

- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of de

zij heeft gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 1 april 2020 te Rotterdam

althans in Nederland,

opzettelijk

een of meer bankbiljetten die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of

vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing

hem, toen hij deze ontving bekend was

als echt en onvervalst heeft uitgegeven;


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature