Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vordering tot nakoming van de koopovereenkomst (aandelenoverdracht) en geldleningsovereenkomst. Vier van acht gedaagden niet verschenen. Eiswijziging vóór comparitie in verband met ontbinding van de overeenkomsten (geen nakoming meer). Eiswijziging is op grond van artikel 130 lid 3 Rv uitgesloten tegen niet verschenen gedaagden, omdat de verandering niet tijdig bij exploot kenbaar is gemaakt. Verzending per e-mail is geen geldige betekening in de zin van de wet. Termijn van drie dagen vóór de zitting is te kort. Vordering tot nakoming niet toewijsbaar tegen niet verschenen gedaagden, omdat de overeenkomsten (op grond van artikel 6:267 lid 1 BW) rechtsgeldig zijn ontbonden en dus geen nakoming meer mogelijk is. De eiswijziging geldt wél tegen de wel verschenen gedaagden, maar ook deze vorderingen kunnen niet worden toegewezen, (mede) er ontbonden is en het een afgeleide vordering betreft.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/564598 / HA ZA 18-1219

Vonnis van 8 januari 2020

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam eiser 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats eiser] ,

2. [naam eiser 2],

wonende te [woonplaats eiser] ,

eisers,

advocaat mr. T. Papachatzidis te Gorinchem,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1] ,

gedaagde,

niet verschenen,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam gedaagde 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2] ,

gedaagde,

niet verschenen,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam gedaagde 3] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 3] ,

gedaagde,

advocaat mr. J.H. Hommel te Rotterdam,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam gedaagde 4] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 4] ,

gedaagde,

advocaat mr. J.H. Hommel te Rotterdam,

5. [naam gedaagde 5],

wonende te [woonplaats gedaagde 5] ,

gedaagde,

niet verschenen,

6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam gedaagde 6] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 5] ,

gedaagde,

niet verschenen,

7. [naam gedaagde 7],

wonende te [woonplaats gedaagde 7] ,

gedaagde,

advocaat mr. J.H. Hommel te Rotterdam,

8. [naam gedaagde 8],

wonende te [woonplaats gedaagde 8] ,

gedaagde,

advocaat mr. J.H. Hommel te Rotterdam.

De verschenen partijen gezamenlijk zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden. Eisers afzonderlijk zullen [naam eiser 1] en [naam eiser 2] genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] , [naam gedaagde 4] , [naam gedaagde 5] , [naam gedaagde 6] , [naam gedaagde 7] en [naam gedaagde 8] genoemd worden. [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 5] en [naam gedaagde 6] tezamen zullen de niet verschenen gedaagden genoemd worden. [gedaagden] en de niet verschenen gedaagden zullen gezamenlijk gedaagden genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het incidenteel vonnis van 19 juni 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;

de conclusie van antwoord van [gedaagden] , met producties;

het tussenvonnis (in de vorm van een brief) van 18 september 2019, waarbij een comparitie is gelast;

de brief van 8 november 2019 van de rechtbank, waarbij een instructie voor de zitting is gegeven;

de akte overlegging producties tevens akte tot eiswijziging van [eisers] , met producties;

de antwoordakte van [gedaagden] , waarbij [gedaagden] bezwaar hebben gemaakt tegen de wijziging van eis;

de ter terechtzitting overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van mr. Papachatzidis;

de ter terechtzitting overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van mr. Hommel;

het proces-verbaal van comparitie van 27 november 2019, en de daarin genoemde ter comparitie door [eisers] overgelegde producties.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:

2.1.

[naam eiser 1] is een onderneming die actief is op het gebied van vermogensbeheer. Ze beheert de effectenportefeuilles van particulieren en kleine institutionele beleggers. [naam eiser 2] houdt alle geplaatste en uitstaande aandelen in [naam eiser 1] en is een van de bestuurders van [naam eiser 1] .

2.2.

[naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 4] en [naam gedaagde 3] zijn actief op het gebied van vermogens- en effectenbeheer. [naam gedaagde 1] is een op 31 augustus 2018 opgerichte participatiemaatschappij. [naam gedaagde 8] houdt 5% van de aandelen in [naam gedaagde 1] . De overige aandelen in [naam gedaagde 1] worden gehouden door [naam gedaagde 6] . De aandelen in [naam gedaagde 6] worden voor 55% gehouden door [naam bedrijf 1] , waarvan de (indirect) bestuurder [naam gedaagde 5] is. De overige 45% van de aandelen worden gehouden door [naam bedrijf 2] Enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf 2] is de echtgenote van [naam gedaagde 7] .

2.3.

Bestuurder van [naam gedaagde 6] is [naam gedaagde 5] , tevens bestuurder van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 1] . [naam bedrijf 3] is de bestuurder van [naam gedaagde 4] . [naam gedaagde 7] is de bestuurder van [naam bedrijf 3] [naam gedaagde 8] is enig bestuurder en aandeelhouder van [naam gedaagde 3] . [naam gedaagde 8] was tot en met de eerste helft van 2017 directeur bij [naam eiser 1] .

2.4.

Op 6 april 2018 is een overeenkomst gesloten tussen [naam eiser 2] en [naam eiser 1] enerzijds en [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ) anderzijds aangaande de verkoop van de aandelen in [naam eiser 1] aan [naam bedrijf 4] (hierna: de koopovereenkomst). [naam bedrijf 4] werd bij het sluiten van de koopovereenkomst vertegenwoordigd door [naam gedaagde 5] namens [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 7] namens [naam gedaagde 4] en [naam gedaagde 8] namens [naam gedaagde 3] .

2.5.

Partijen zijn een koopprijs van maximaal € 350.000,00 overeengekomen. Op grond van artikel 1 van de koopovereenkomst is de datum van de overdracht van de aandelen bepaald op 1 augustus 2018. In artikel 2.6 onder iii van de koopovereenkomst zijn partijen onder meer overeengekomen dat, indien de overdracht door toedoen van [naam bedrijf 4] later zal plaatsvinden dan 1 augustus 2018, [naam bedrijf 4] hiervoor een boete van € 500,00 per werkdag zal voldoen aan [naam eiser 2] .

2.6.

In artikel 4 van de koopovereenkomst hebben partijen aan de verplichting om uitvoering te geven aan de aandelentransactie (onder meer) de opschortende voorwaarde verbonden dat “Alle andere benodigde goedkeuringen en meldingen voor het aangaan van de transactie moeten zijn verkregen en verricht (waaronder, maar niet beperkt tot goedkeuring AFM en DNB van de nieuwe aandeelhouder [naam bedrijf 4] en goedkeuring van twee, door [naam bedrijf 4] aan te stellen, directeuren)”. Op 1 augustus 2018 was niet aan de voornoemde opschortende voorwaarde voldaan, zodat de overdracht van de aandelen op die datum geen doorgang heeft gevonden.

2.7.

Ter overbrugging van de vertraging van de overdracht van de aandelen is door VAD Notarissen een overeenkomst van geldlening opgesteld tussen [naam gedaagde 1] en [naam eiser 2] , op grond waarvan [naam gedaagde 1] € 150.000,00 ter leen zou dienen te verstrekken aan [naam eiser 2] (hierna: de geldleningsovereenkomst).

In artikel 7 onder c van de (concept)geldleningsovereenkomst is opgenomen dat [naam gedaagde 1] vanaf 1 augustus 2018 aan [naam eiser 1] een bedrag van € 8.000,- per maand zou dienen te betalen ter aanzuivering van de in de vennootschap ontstane en verwachte maandelijkse tekorten. Laatstgenoemde verplichting zou komen te vervallen nadat de levering van de aandelen zou hebben plaatsgevonden, doch uiterlijk op 31 maart 2019.

2.8.

Op 10 september 2018 is een addendum op de koopovereenkomst getekend door [naam gedaagde 5] namens [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 1] , door [naam gedaagde 8] namens [naam gedaagde 3] en door [naam gedaagde 7] namens [naam gedaagde 4] . Het addendum is niet ondertekend door [naam eiser 2] .

Het addendum bepaalt dat de in de koopovereenkomst genoemde [naam bedrijf 4] is opgericht en dat de naam van [naam bedrijf 4] wordt gewijzigd in [naam gedaagde 1] , zodat [naam gedaagde 1] in de plaats wordt gesteld van [naam bedrijf 4] .

2.9.

In de Bevestiging bekrachtiging rechtshandelingen van [naam gedaagde 1] , door [naam gedaagde 5] op 14 januari 2019, vrijwaart [naam gedaagde 1] [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] , [naam gedaagde 4] alsmede de natuurlijke personen welke deze entiteiten hebben vertegenwoordigd, van alle verplichtingen, schade en kosten welke uit deze vertegenwoordiging voortvloeien.

3 Het geschil

3.1.

[eisers] vorderen bij dagvaarding om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

de incidentele vorderingen zoals toegewezen in het vonnis in incident te bekrachtigen;

gedaagden te veroordelen om ieder hoofdelijk, des dat de een betaalt de anderen van deze verplichting zullen zijn bevrijd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen aan [naam eiser 2] de koopprijs van de aandelen zoals bepaald in de Koopovereenkomst van Euro 350.000,-, zulks verminderd met een eventuele (deel)betaling daarop gedaan door gedaagden, zoals gevorderd in het incident,

Onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat indien de in (ii) gevorderde Koopprijs van de aandelen geheel is voldaan, gedaagden te bevelen uitvoering te geven aan de ten tijde van de geldleningsovereenkomst gemaakte afspraken, en gedaagden in dier voege te veroordelen om mee te werken aan de levering van de aandelen in [naam eiser 1] per uiterlijk 31 m[aa]rt 2019, althans een in goede justitie door te rechtbank te bepalen datum, en medewerking te verlenen zodanig dat deze aandelen worden overgedragen aan een door gedaagden aan te wijzen vennootschap, althans aan een door hen aan te wijzen bonafide derde koper welke door [naam eiser 2] dient te zijn goedgekeurd, zulks op straffe van een dwangsom te verbeuren aan [naam eiser 2] van Euro 500 per dag of dagdeel dat gedaagden nalaten de aandelen per 31 maart 2019 af te nemen tot een maximum van Euro 350.000,-,

Voor recht te verklaren dat gedaagden ieder hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander hiervan zal zijn bevrijd, zulks tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam eiser 2] , binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, op grond van artikel 2.6 onder iv Koopovereenkomst gehouden zijn om de daarin genoemde boete van Euro 500,- per dag of dagdeel te voldoen aan [naam eiser 2] , zulks ingaande per 1 augustus 2018, althans per een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum, tot aan de datum waarop de aandelen van [naam eiser 2] in [naam eiser 1] worden overgedragen aan een door gedaagden aan te wijzen vennootschap dan wel aan een andere door gedaagden aan te wijzen bonafide koper welke door [naam eiser 2] is geaccordeerd,

Gedaagde[n] te veroordelen in de kosten van deze procedure, bestaande uit de volledige feitelijk door eiseres gemaakte en nader op te geven kosten van de salarissen en verschotten van de advocaat en andere kosten, waaronder de kosten van de conservatoire beslaglegging, de wettelijke rente, en de nakosten”

3.2.

[eisers] vorderen – na eiswijziging – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat:

I. Eisers de tussen hen en [naam gedaagde 6] . en/of [naam gedaagde 1] gesloten Koopovereenkomst en Geldleningsovereenkomst, zoals aan de inleidende dagvaarding gehecht, op 13 november 2019 rechtsgeldig (buitengerechtelijk) hebben ontbonden,

II. [naam gedaagde 6] . en/of [naam gedaagde 1] , ieder hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, aansprakelijk zijn voor de door eisers geleden en nog te lijden schade als gevolg van de onder (i) genoemde buitengerechtelijke ontbinding, welke schade zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet,

III. voor zover [naam gedaagde 6] . en/of [naam gedaagde 1] niet in staat zijn of blijken om, geheel of gedeeltelijk, aan de onder (ii) genoemde vordering tot vergoeding van schade te voldoen zoals vast te stellen in de nadere schadestaatprocedure, en aldus wanneer zij niet binnen 7 dagen na hiertoe te zijn aangesproken door eisers aan de vordering tot schadevergoeding (geheel) voldoen, alsdan [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] , [naam gedaagde 4] , de heren [naam gedaagde 5] , [naam gedaagde 7] en [naam gedaagde 8] , ieder hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander hiervan zal zijn bevrijd, op grond van onrechtmatige daad uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, althans uit hoofde van het schenden van de op hen rustende zorgplicht gehouden zijn om de onder (ii) genoemde veroordeling tot schade, welke schade zal worden opgemaakt in de schadestaatprocedure, te vergoeden aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting,

en voorts gedaagden, ieder hoofdelijk, te veroordelen in de proceskosten, inclusief de kosten van beslaglegging en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.”

3.3.

[gedaagden] voeren verweer, strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

ten aanzien van de niet verschenen gedaagden

4.1.

De rechtbank stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 130 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is tegen de partijen die niet in het geding zijn verschenen verandering van eis uitgesloten, tenzij de eiser de verandering tijdig bij exploot aan die partijen kenbaar heeft gemaakt. Bij het uitbrengen van dat exploot moeten de voor de oproeping voorgeschreven termijnen in acht worden genomen (art. 120 lid 3 Rv). Uit de door [eisers] ter terechtzitting overgelegde exploten blijkt dat de betekeningen van (afschriften van) de akte tot eiswijziging aan de niet verschenen gedaagden pas op 25 november 2019, derhalve twee dagen vóór de terechtzitting, hebben plaatsgevonden. In dit geval is de eiswijziging van [eisers] niet tijdig aan de niet verschenen gedaagden kenbaar gemaakt zoals de wet vereist. Dat de akte tot eiswijziging ook bij e-mailbericht van 24 november 2019 aan [naam gedaagde 5] is toegezonden en [naam gedaagde 5] de ontvangst daarvan heeft bevestigd, maakt het voorgaande niet anders, nu toezending per e-mail geen geldige betekening in de zin van de wet oplevert. Daarbij geldt voorts dat ook een termijn van drie dagen vóór de terechtzitting niet kan worden aangemerkt als een tijdige bekendmaking van de eiswijziging, zodat – anders dan [eisers] hebben gesteld – niet aan de ratio van de wet is voldaan. De vordering tegen de niet verschenen gedaagden luidt daarom zoals deze bij dagvaarding is ingesteld (zie ‎3.1 onder i t/m v).

4.2.

Ingevolge artikel 6:267 lid 1 BW vindt de ontbinding van een overeenkomst plaats door een schriftelijke verklaring van een daartoe gerechtigde aan de wederpartij. In het onderhavige geval is de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst en de geldleningsovereenkomst vervat in de akte overlegging producties tevens akte tot eiswijziging van [eisers] , die - blijkens de in ‎4.1 genoemde exploten - tevens is gericht aan de niet verschenen gedaagden. Op een van de exploten is [naam bedrijf] vermeld. Een partij met die naam is niet in deze procedure betrokken. Uit de dagvaarding volgt dat deze aan (wel in de procedure betrokken partijen) [naam gedaagde 6] en [naam gedaagde 1] is betekend op hetzelfde adres ( [adres 1] ). Volgens de exploten is ook de akte tot eiswijziging aan [naam gedaagde 6] en [naam gedaagde 1] betekend op een (ander dan in de dagvaarding genoemd) gelijkluidend adres ( [adres 2] ). Om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat is beoogd het exploot uit te brengen aan de wel in de procedure verschenen partij [naam gedaagde 6] en dat ook [naam gedaagde 6] dit zo heeft begrepen. De rechtbank neemt op grond van het voorgaande aan dat de schriftelijke verklaring van de ontbinding de wederpartij heeft bereikt en dat de overeenkomsten zijn ontbonden.

4.3.

Onder i vorderen [eisers] de incidentele vorderingen zoals toegewezen in het vonnis in incident van 19 juni 2019 te bekrachtigen. In het incidenteel vonnis zijn [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 5] veroordeeld tot nakoming van de afspraken uit de koopovereenkomst c.q. geldleningsovereenkomst (zie ‎2.7). Overwogen wordt dat [eisers] bij akte tot eiswijziging kenbaar hebben gemaakt dat zij niet langer nakoming vorderen en voornoemde overeenkomsten buitengerechtelijk hebben ontbonden. Om die reden is de grond voor toewijzing van de incidentele vorderingen komen te vervallen, zodat bekrachtiging van de incidentele vorderingen, zoals toegewezen in het incidenteel vonnis, niet mogelijk is.

4.4.

[eisers] hebben onder ii veroordeling van gedaagden gevorderd tot betaling van de koopprijs van de aandelen, zoals bepaald in de koopovereenkomst. Nu deze koopovereenkomst reeds buitengerechtelijk is ontbonden, is er geen plaats voor toewijzing van deze vordering. Dit geldt tevens ten aanzien van de vordering onder iii, waarin veroordeling tot medewerking aan overdracht van de aandelen is gevorderd.

4.5.

Ook de vordering onder iv, strekkende tot betaling van een boete per te verstrijken dag tot de datum waarop de aandelen zullen worden overgedragen, kan gelet op de ontbinding van de koopovereenkomst niet worden toegewezen.

ten aanzien van [gedaagden]

4.6.

Vooropgesteld wordt dat het bezwaar van [gedaagden] tegen de eiswijziging van [eisers] reeds ter zitting is afgewezen. Hiertoe is het volgende overwogen. [eisers] hebben als onweersproken gesteld dat de aandelen in [naam eiser 1] ondertussen (onder opschortende voorwaarden) voorwaardelijk zijn verkocht aan een derde partij. De eiswijziging van [eisers] vloeit logischerwijs voort uit deze ontwikkelingen. Het is ook om die reden dat [eisers] niet langer nakoming vorderen en de overeenkomsten buitengerechtelijk hebben ontbonden. Daarbij komt dat [gedaagden] voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om zich bij antwoordakte en ter zitting uit te laten over de eiswijziging. De vordering tegen [gedaagden] luidt daarom zoals deze in de akte tot eiswijziging is geformuleerd (zie ‎3.2 onder I t/m III).

4.7.

De rechtbank oordeelt ter zake als volgt.

4.8.

[eisers] vorderen onder I een verklaring voor recht dat zij de tussen hen en [naam gedaagde 6] en/of [naam gedaagde 1] gesloten koopovereenkomst en geldleningsovereenkomst op 13 november 2019 rechtsgeldig (buitengerechtelijk) hebben ontbonden. Deze vordering richt zich niet tegen [gedaagden] en is daarom niet toewijsbaar tegen [gedaagden]

4.9.

Ook de onder II gevorderde verklaring voor recht dat [naam gedaagde 6] en/of [naam gedaagde 1] (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor door [eisers] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding, is niet gericht tegen [gedaagden] , zodat ook geen grond bestaat voor toewijzing van deze vordering.

4.10.

Onder III vorderen [eisers] een verklaring voor recht dat (onder meer) [gedaagden] (hoofdelijk) gehouden zijn tot vergoeding van de schade van [eisers] Deze vordering is ingesteld voor zover [naam gedaagde 6] en/of [naam gedaagde 1] niet in staat blijken te zijn om geheel of gedeeltelijk aan de onder II genoemde vordering tot vergoeding van bij staat op te maken schade te voldoen. Overwogen wordt dat [naam gedaagde 6] en [naam gedaagde 1] niet kunnen worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, reeds omdat een dergelijke vordering niet op correcte wijze tegen hen is ingesteld (zie ‎4.1). Om die reden kan ook de tegen [gedaagden] ingestelde (van de vordering tegen [naam gedaagde 6] en [naam gedaagde 1] afgeleide) vordering niet worden toegewezen.

Ook los van het voorgaande bestaat geen grond voor toewijzing van de vordering [eisers] tegen [gedaagden] Van een onrechtmatige daad uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, zoals [eisers] stellen, kan geen sprake zijn, nu [gedaagden] nimmer bestuurder zijn geweest van [naam gedaagde 6] en/of [naam gedaagde 1] . Ook kan op grond van hetgeen is gesteld en gebleken niet worden aangenomen dat [gedaagden] dienen te worden aangemerkt als feitelijk bestuurder van [naam gedaagde 6] en/of [naam gedaagde 1] . De stelling van [eisers] dat [gedaagden] (nauw) betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de koopovereenkomst en de geldleningsovereenkomst is daarvoor onvoldoende. Evenmin kan worden aangenomen dat [gedaagden] een op hen rustende zorgplicht hebben geschonden, welke schending de toewijzing van een hoofdelijke veroordeling tot schadevergoeding rechtvaardigt. De stellingen van [eisers] leveren onvoldoende grond op voor toewijzing van de vordering van [eisers] tegen [gedaagden]

conclusie

4.11.

Conclusie is dat alle vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.

4.12.

[eisers] zullen als de in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagden worden begroot op nihil. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:

- griffierecht 4.030,00

- salaris advocaat 1.357,50 (2,5 punten × tarief € 543,00)

Totaal € 5.387,50

4.13.

De proceskosten in het incident zijn in het vonnis van 19 juni 2019 aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak, zodat daar thans over dient te worden beslist. Ten aanzien van de kosten van het vrijwaringsincident geldt dat de vordering van [gedaagden] tot oproeping in vrijwaring is toegewezen, zodat [eisers] als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van het vrijwaringsincident zullen worden veroordeeld. Ook ten aanzien van het incident ex artikel 223 Rv geldt dat, nu de incidentele vorderingen zoals toegewezen in het voornoemde vonnis niet kunnen worden bekrachtigd, [eisers] als de in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van het incident zullen worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagden worden begroot op nihil. De kosten aan de zijde van [gedaagden] in de incidenten worden begroot op € 1.086,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 543,00).

5 De beslissing

De rechtbank

in de hoofdzaak

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 5.387,50, en aan de zijde van de niet verschenen gedaagden tot op heden begroot op nihil;

in het incident

5.3.

veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.086,00, en aan de zijde van de niet verschenen gedaagden tot op heden begroot op nihil.

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2020.[3085/1729]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature