Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

incident tot tussenkomst en tot voeging in een aanhangige procedure afgewezen: onvoldoende belang, respectievelijk geen nadelige gevolgen voor hem, indien uitkomst van de zaak ongunstig zou zijn voor partij aan wiens zijde hij zich had willen voegen.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8401955 CV EXPL 20-9384

uitspraak: 1 mei 2010

vonnis van de kantonrechter in het incident tot voeging/tussenkomst ex artikel 217 Rv , zitting houdende te Rotterdam ,

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

The Two Automatiseringsdiensten B.V. ,

vestigingsplaats: Amstelveen,

eiseres bij exploot van dagvaarding van 9 maart 2020,

verweerder in het incident

gemachtigde: mr. B.E.H. Zwezerijnen te IJsselstein,

tegen

[gedaagde] ,

woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

gemachtigde: mr. P.P. Bergers te Barendrecht,

alsmede

[eiser in incident]

woonplaats: [woonplaats eiser in incident] ,

eiser in het incident,

gemachtigde: mr. P.P. Bergers te Barendrecht.

Partijen worden hierna aangeduid als “T2”, respectievelijk “ [gedaagde] ” en “ [eiser in incident] ”.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

het exploot van dagvaarding van 9 maart 2020, met producties;

de incidentele conclusie houdende vordering tot voeging/tussenkomst ex artikel 217 Rv , met producties;

de conclusie van antwoord in het incident aan de zijde van T2.

De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2. De vordering in de hoofdzaak

2.1

T2 heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

te verklaren voor recht dat [gedaagde] door het oprichten van [naam IT-bedrijf] . (hierna: [naam IT-bedrijf] ) - een concurrerende onderneming van T2, die feitelijk is gevestigd binnen een straal van 100 km rond Amstelveen, althans waarvan de werkzaamheden binnen een straal van 100 km rond Amstelveen worden uitgevoerd - en zichzelf via [naam IT-bedrijf] te detacheren aan de Nationale Politie in Rotterdam en Driebergen in strijd handelt met artikel 11 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, zodat per 1 januari 2020 een contractuele boete is verbeurd, nader op te maken bij staat;

[gedaagde] te veroordelen alle concurrerende activiteiten te staken en gedurende een periode van 2 jaar gestaakt te houden;

[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

2.2

Aan haar vordering heeft T2 - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd:

2.2.1

[gedaagde] was op 1 april 2018 bij T2 voor onbepaalde tijd in dienst getreden in de functie van Medewerker ICT4. [gedaagde] heeft de overeenkomst per 1 januari 2020 opgezegd.

2.2.2

In de arbeidsovereenkomst is een relatie- en concurrentiebeding opgenomen.

2.2.3

[gedaagde] heeft samen met een andere oud-werknemer van T2, [eiser in incident] , het bedrijf [naam IT-bedrijf] opgericht, een bedrijf met de zelfde activiteiten en juridische structuur als T2.

2.2.4

[naam IT-bedrijf] is weliswaar officieel gevestigd te Groningen, maar dit is slechts een virtueel vestigingsadres. Feitelijk worden de werkzaamheden in Rotterdam en Driebergen uitgevoerd, dus binnen een straal van 100 km vanaf Amstelveen, de vestigingsplaats van T2.

2.2.5

[gedaagde] heeft zichzelf middels [naam IT-bedrijf] voor 36 uur per week uitgeleend aan een belangrijke opdrachtgever van T2, de Nationale Politie. [gedaagde] voert sedert 23 december 2019 werkzaamheden uit bij de Nationale politie. [gedaagde] was toen nog bij T2 werkzaam.

2.2.6

[gedaagde] heeft door aldus te handelen in strijd met artikel 11 lid 2 van het voor hem geldende concurrentiebeding gehandeld.

2.2.7

T2 handelt - door een beroep te doen op het tussen partijen geldende concurrentiebeding - niet in strijd met artikel 9 WAADI . [gedaagde] heeft gedurende zijn dienstverband bij T2 niet bij de Nationale Politie gewerkt en is evenmin bij de Nationale Politie in loondienst getreden, noch is hij daar als ZZP-er aan de slag gegaan.

3. De vordering in het incident

3.1

[eiser in incident] heeft in het incident gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

primair: hem in de hoofdzaak toe te laten als tussenkomende partij aan de zijde van [verweerder] ;

subsidiair: hem in de hoofdzaak toe te laten als gevoegde partij aan de zijde van [verweerder] ;

primair en subsidiair: kosten rechtens.

3.2

Aan zijn vordering heeft [eiser in incident] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd:

3.2.1

[eiser in incident] en [verweerder] verkeren in exact dezelfde situatie en [verweerder] heeft een proceseconomisch belang om in de hoofdprocedure tussen T2 en [verweerder] tussen te komen, danwel zich te voegen. Dat blijkt uit het volgende.

3.2.2

[verweerder] en [eiser in incident] waren beiden in dienst van T2 en beiden hebben de arbeidsovereenkomst opgezegd, [eiser in incident] per 1 december 2019.

In beide arbeidsovereenkomsten was een concurrentiebeding opgenomen. De concurrentiebedingen zijn in strijd met artikel 9a WAADI .

3.2.2

[eiser in incident] heeft samen met [verweerder] het bedrijf [naam IT-bedrijf] opgericht.

3.2.3

[eiser in incident] is, net als [verweerder] , bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst door T2 aangesproken op het concurrentiebeding. Niet onwaarschijnlijk is daarom dat ook [eiser in incident] door T2 zal worden gedagvaard inzake het voor hem geldende concurrentiebeding.

3.2.4

Voorts hebben [verweerder] en [eiser in incident] nog achterstallig salaris tegoed van T2, nu T2 dit salaris heeft ingehouden vanwege de vermeende inbreuk op het relatie- en concurrentiebeding.

3.2.5

De interventie zal niet of nauwelijks tot vertraging van de hoofdprocedure leiden. [eiser in incident] hoeft bij toewijzing van de incidentele vordering geen afzonderlijke procedure aanhangig te maken om een vordering tot betaling van salaris en een verklaring van recht in te stellen.

4. Het verweer in het incident

4.1

T2 heeft de vorderingen in het incident betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.

4.1.1

De situatie van [eiser in incident] is niet identiek aan de situatie van [verweerder] . [eiser in incident] heeft de arbeidsovereenkomst al tegen 1 december 2019 opgezegd. Verder was het concurrentie beding in de arbeidsovereenkomst van [eiser in incident] anders geformuleerd dan het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst met [verweerder] . [eiser in incident] is bovendien via [naam IT-bedrijf] bij een ander opdrachtgever werkzaam dan [verweerder] .

4.1.2

[eiser in incident] heeft geen belang bij tussenkomst of voeging. De procedure tussen T2 en [verweerder] is een op zichzelf staande procedure en zal alleen de rechtsverhouding tussen T2 en [verweerder] regelen en heeft dus geen gevolgen voor [eiser in incident] . Dat vonnis zal [eiser in incident] dan ook niet benadelen en [eiser in incident] zal geen een aan hem toekomend recht verliezen.

5. De beoordeling van de incidentele vorderingen

5.1

[eiser in incident] grond zijn vordering op artikel 217 Rv ., dat bepaalt dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen.

ten aanzien van de primaire vordering tot tussenkomst

5.2

Tussenkomst is de figuur waarbij de derde een eigen vordering instelt, die zich richt tegen beide partijen. Bij de beoordeling of een derde partij kan worden toegelaten als tussenkomende partij neemt de Hoge Raad als maatstaf of die partij voldoende belang heeft om zich met een vordering te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die die derde kan ondervinden van de uitspraak in dat aanhangige geding. Van zo’n belang is sprake in het geval dat benadeling of verlies van een recht dreigt dan wel de positie van de tussenkomende partij anderszins kan worden benadeeld. Onder nadelige gevolgen wordt in dit verband verstaan: de feitelijke of juridisch gevolgen die de toe dan wel afwijzing van de in de procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van de in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de tussenkomst vordert. De mogelijkheid van tussenkomst ziet op het tegengaan van die nadelige gevolgen.

5.3

Het komt er bij de beoordeling van de onderhavige vordering dus op aan in hoeverre [eiser in incident] mogelijk nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van de procedure tussen T2 en [verweerder] . [eiser in incident] heeft daartoe niet meer gesteld dan dat zijn situatie identiek is aan de situatie van [verweerder] . Waartoe hij heeft aangevoerd dat zij beiden voormalig werknemers zijn van T2, in beide arbeidsovereenkomsten een concurrentiebeding was opgenomen, zij samen het bedrijf [naam IT-bedrijf] hebben opgericht en dat ook [eiser in incident] door T2 is gedreigd met juridische stappen, als ook dat T2 ook bij [eiser in incident] het loon heeft ingehouden vanwege de inbreuk op het concurrentiebeding.

Dit brengt echter niet noodzakelijk met zich dat [eiser in incident] nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van de procedure tussen T2 en [verweerder] .

5.4

Nog daargelaten dat T2 gemotiveerd heeft betwist dat de situatie van [eiser in incident] identiek is aan de situatie van [verweerder] - waartoe zij heeft aangevoerd dat [verweerder] in tegenstelling tot [eiser in incident] al vóór het einde van zijn arbeidsovereenkomst werkzaamheden is gaan verrichten voor [naam IT-bedrijf] , het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van [eiser in incident] anders is geformuleerd dan het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van [verweerder] en [eiser in incident] voor [naam IT-bedrijf] voor een ander bedrijf werkzaamheden verricht dan [verweerder] - heeft T2 verder aangevoerd dat de uitkomst van de procedure tussen T2 en [verweerder] op zich zelf staat en geen gevolgen zal hebben voor [eiser in incident] en dat er evenmin sprake is van benadeling of het verlies van een aan [eiser in incident] toekomend recht, in welk geval [eiser in incident] onvoldoende belang heeft als bedoeld in artikel 217 Rv . om tussen te komen in het aanhangige geding tussen T2 en [verweerder] .

5.5

Met hetgeen [eiser in incident] heeft aangevoerd heeft [eiser in incident] dan ook onvoldoende onderbouwd dat hij nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van de procedure tussen T2 en [verweerder] en aldus voldoende belang heeft bij toewijzing van de primaire vordering. Dit leidt er toe dat de vordering hem toe te laten om tussen te komen in het aanhangige geding tussen T2 en [verweerder] wordt afgewezen.

ten aanzien van de subsidiaire vordering tot voeging

5.6

Voeging is de figuur waarbij de derde zich schaart aan de zijde van een van partijen, en waarbij die derde alleen nadere feiten, argumenten en verweren kan aanvoeren ten behoeve van de partij aan wiens zijde hij zich schaart en gelijktijdig met deze aan het woord is. Bij de beoordeling of een derde partij kan worden toegelaten als gevoegde partij neemt de Hoge Raad als maatstaf of die derde partij nadelige gevolgen kan ondervinden van een ongunstige uitkomst van de procedure voor de partij aan wier zijde die derde zich voegt, waarbij onder nadelige gevolgen in dit verband zijn te verstaan de feitelijke of juridisch gevolgen die de toe dan wel afwijzing van de in de procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van de in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. De enkele omstandigheid dat de derde bevreesd is voor de precedentwerking van een uitspraak in een procedure waar hij overigens in het geheel geen belang bij heeft acht de Hoge Raad niet reeds een voldoende belang voor voeging, ook niet indien sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen. Bepalend voor de toelaatbaarheid van de voeging is het belang van de verzoeker bij het vaststellen van de inhoud van de rechtsbetrekking in geschil. Zie HR 29 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ0173, NJ 2013/203.

5.7

Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft T2 gemotiveerd betwist dat de situatie van [eiser in incident] identiek is aan de situatie van [verweerder] en heeft zij verder aangevoerd dat de uitkomst van de procedure tussen T2 en [verweerder] op zich zelf staat en geen gevolgen zal hebben voor [eiser in incident] en dat er evenmin sprake is van benadeling of het verlies van een aan [eiser in incident] toekomend recht.

5.8

Gelet op het vorenstaande heeft [eiser in incident] dan ook onvoldoende onderbouwd dat hij nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van de procedure tussen T2 en [verweerder] en aldus onvoldoende onderbouwd dat hij een voldoende belang heeft als bedoeld in artikel 217 Rv. bij toewijzing van de subsidiaire vordering tot voeging. Dit leidt er toe dat ook de subsidiaire vordering, om hem toe te laten zich te voegen aan de zijde van [verweerder] in de hoofdprocedure, wordt afgewezen.

ten aanzien van de primaire vordering tot tussenkomst en de subsidiaire vordering tot voeging

De omstandigheid dat [verweerder] kennelijk in reconventie een loonvordering wensen in te stellen tegen T2 en [eiser in incident] ook een loonvordering op T2 stelt te hebben brengt evenmin met zich dat [eiser in incident] een belang heeft op grond waarvan tussenkomst of voeging geïndiceerd is. Als [eiser in incident] eventueel alsnog zal worden gedagvaard door T2 en gelijktijdige behandeling door voeging van de beide procedures zou wensen, dan kan dat mogelijkerwijs worden bewerkstelligd. Door voeging van de beide procedures waarbij het wel twee aparte procedures blijven waarvan dan ook ieder der procespartijen zelfstandig appel kan instellen. Een dergelijke voeging is echter iets anders dan voeging aan iemands zijde, zoals thans is gevorderd.

5.9

[eiser in incident] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

6. De beslissing

De kantonrechter:

in het incident

wijst af de primaire vordering tot tussenkomst;

wijst af de subsidiaire vordering tot voeging;

veroordeelt [eiser in incident] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van T2 vastgesteld op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

in de hoofdzaak

verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 11 juni 2020 te 14.30 uur, teneinde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen schriftelijk voor antwoord te concluderen

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. C.H. Kemp-Randewijk.

898


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature