Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden en oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 52 maanden (dadelijk uitvoerbaar) voor het medeplegen van twee gewelddadige berovingen op straat, afpersing en beïnvloeding van een getuige. Beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/158329-20 en 10/300508-20 (ter terechtzitting gevoegd)

Datum uitspraak: 24 december 2020

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,

raadsman mr. P. van Tour, advocaat te Rotterdam.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2020.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 10/300508-20 en hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging met parketnummer 10/158329-20, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie op de terechtzitting van 11 december 2020 is gewijzigd. De tekst van de (nader omschreven) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde (ten aanzien van parketnummer 10/158329-20);

bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (ten aanzien van parketnummer 10/300508-20);

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden;

oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangevers [naam aangever 1] , [naam aangever 2] , [naam aangever 3] , [naam aangever 4] en met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . Deze maatregel dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.

4. Waardering van het bewijs

4.1.

Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van het onder parketnummer 10/158329-20 onder 3 en primair onder parketnummer 10/300508-20 ten laste gelegde

Het onder parketnummer 10/158329-20 onder 3 en primair onder parketnummer 10/300508-20 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2.

Bewijswaardering ten aanzien van het onder parketnummer 10/158329-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde

4.2.1.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de hem ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij op 27 mei 2020 op de uitkijk stond. Om die reden kan er geen sprake zijn van medeplegen, hetgeen wel ten laste is gelegd. Daarbij komt dat, anders dan door een getuige is verklaard, de verdachte geen rood vest droeg op het moment van het incident. Ook is het vreemd dat de berichten over het kopen van de jas niet zijn opgeslagen. Te meer nu door de verdachte is verklaard dat er geen jas verkocht zou worden, maar dat het om een drugsdeal ging. Ook is het merkwaardig te noemen dat het geldbedrag van € 800,00 voor de aankoop van de jas niet als schade door de aangever is gevorderd.

4.2.2.

Beoordeling

Op 27 mei 2020 hebben aangevers [naam aangever 3] en [naam aangever 4] aangifte gedaan van afpersing en diefstal met geweld. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de nacht van 27 mei 2020 samen met drie andere jongens aanwezig was op de Anna van Westrienenstraat in Rotterdam en dat hij de afspraak met de twee jongens en de locatie heeft geregeld. De rechtbank stelt vast dat de twee jongens over wie de verdachte spreekt aangevers [naam aangever 3] en [naam aangever 4] zijn. De verdachte heeft verder verklaard dat mensen klappen hebben gekregen, dat zij vast werden gehouden en dat er is geduwd en getrokken. Ook sluit de verdachte niet uit dat van [naam aangever 3] en [naam aangever 4] spullen zijn afgenomen.

De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn mededaders van tevoren een plan hebben bedacht om op 27 mei 2020 aangevers [naam aangever 3] en [naam aangever 4] te beroven en af te persen. De aangiften van [naam aangever 3] en [naam aangever 4] ondersteunen elkaar op essentiële onderdelen. De aangiften vinden verder steun in de overige door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Toen de aangevers op 27 mei 2020 op de met de verdachte afgesproken locatie arriveerden, liepen de verdachte en zijn mededaders op de aangevers af. De aangevers zijn vervolgens bedreigd met een (nep)vuurwapen en woorden. Een van de aangevers is daarnaast fors mishandeld.

De rechtbank is, anders dan door de verdediging is bepleit, van oordeel dat de verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt, omdat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank leidt dit af uit de ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte, te weten dat hij met drie andere jongens aanwezig was op de Anna van Westrienenstraat, de aangiften waarin over meerdere jongens wordt gesproken en de verklaring van getuige [naam getuige] die een groep jongens heeft waargenomen en ook heeft gezien dat iemand in de richting van een lantaarnpaal werd gesleept en dat een jongen werd geslagen. Daar komt bij dat niet is gebleken dat de verdachte zich van het gepleegde geweld heeft gedistantieerd.

4.2.3.

Conclusie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging jegens aangever [naam aangever 4] . Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde afpersing in vereniging van aangever [naam aangever 3] . De verweren tot vrijspraak vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en worden dan ook verworpen.

4.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen,

houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond

daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en

overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/158329-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.

In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende

voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave

wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen

vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte

het onder parketnummer 10/158329-20 onder 3 en primair onder parketnummer 10/300508-20 ten laste gelegde heeft begaan.

De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

Ten aanzien van parketnummer 10/158329-20:

1.

hij op 27 mei 2020 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, te weten de Anna van Westrienenstraat,

- een tas (merk Louis Vuitton) met daarin een zonnebril (merk Louis Vuitton) en een rijbewijs

en sleutels

en

- een jas (merk Parajumpers)

toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen

met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] en voornoemde [naam slachtoffer 1] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door

- voornoemde [naam slachtoffer 2] beet te pakken en mee te

slepen en

en

- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer 2] en aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en vervolgens voornoemd (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te laden en voornoemd op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te richten op voornoemde [naam slachtoffer 2] en voornoemde [naam slachtoffer 1]

en/

- aan voornoemde [naam slachtoffer 1] de dreigende woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat

voornoemde [naam slachtoffer 1] zijn jas moest uitdoen en zijn tas moest afdoen en zijn spullen moest afgeven aan verdachte of zijn mededaders en

- de jas en de tas van voornoemde [naam slachtoffer 1] van het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer 1] te trekken

en

- meerdere malen met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te slaan op het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer 2] .

2.

hij op 27 mei 2020 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, te weten de Anna van Westrienenstraat,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en

bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van

- een geldbedrag van € 800,-,

- een tas (merk Louis Vuitton) met daarin een zonnebril (merk Louis Vuitton) en een

rijbewijs en een bankpas en een flesje parfum (merk Armani) en een sleutel

toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 2] ,

door

- voornoemde [naam slachtoffer 2] beet te pakken en mee te

slepen en

- aan voornoemde [naam slachtoffer 2] de dreigende woorden toe te voegen: “Geef alles wat je hebt, werk met ons mee en

- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer 2] en aan [naam slachtoffer 1] en vervolgens voornoemd een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te laden en voornoemd (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te richten op voornoemde [naam slachtoffer 2] en voornoemde [naam slachtoffer 1]

en/

- aan voornoemde [naam slachtoffer 2] de dreigende woorden toe te voegen: “Geef je spullen” en

en

- meerdere malen met voornoemd vuurwapen te slaan op het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer 2] .

3.

hij op 29 mei 2020 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, te

weten de kruising van de Enk met de Kortedreef,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen

- een schoudertasje en

- een kentekenbewijs en

- een rijbewijs en

- een pinpas en

- drie telefoons en

- sleutels en

- geld en

- een voertuig met kenteken [kentekennummer] en

- een hoeveelheid lachgasflessen,

toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en [naam] , , welke

diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met

geweld tegen die [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden

en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld

bestonden uit het

- tonen van en richten op die [naam slachtoffer 3] van een (op een) vuurwapen

(gelijkend voorwerp) en

- slaan in het gezicht van die [naam slachtoffer 3] met dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)

en

- vastpakken en meeslepen van die [naam slachtoffer 3] en

- slaan en schoppen van die [naam slachtoffer 3] en

- lostrekken van dat schoudertasje.

Ten aanzien van parketnummer 10/300508-20:

hij in de periode van 09 oktober 2020 tot

en met 16 oktober 2020 te Rotterdam en te Dordrecht,

opzettelijk mondeling zich jegens [naam slachtoffer 4] heeft geuit, kennelijk om diens

vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar

een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige

reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door

- vanuit de Penitentiaire Inrichting De Dordtse Poorten te Dordrecht waar hij,

verdachte, verbleef meerdere malen telefonisch contact op te

nemen met voornoemde [naam slachtoffer 4] en

- vervolgens in die telefoongesprekken op een dreigende en intimiderende

wijze voornoemde [naam slachtoffer 4] proberen te bewegen om contact op te nemen met

de politie en de advocaat van verdachte en vervolgens een nieuwe dan wel

gewijzigde getuigenverklaring af te leggen bij de politie en daartoe in

voornoemde telefoongesprekken aan voornoemde [naam slachtoffer 4] de

dreigende woorden toe te voegen: “Ik weet precies wie je bent” en “Ik weet

waar je woont broer” en “Ik kom gewoon naar jou toe, ik ga met jou praten”

en “Ik heb jouw adres, ja. Ik ben van plan om iemand naar jou te sturen naar

jouw huis” en “Ga jij het zelf doen of moet er iemand van mij mee gaan”.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5. Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

Ten aanzien van het onder parketnummer 10/158329-20 onder 1 ten laste gelegde:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;

Ten aanzien van het onder parketnummer 10/158329-20 onder 2 ten laste gelegde:

afpersing, terwijl het feit wordt begaan op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;

Ten aanzien van het onder parketnummer 10/158329-20 onder 3 ten laste gelegde:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;

Ten aanzien van het onder parketnummer 10/300508-20 primair ten laste gelegde:

zich opzettelijk mondeling jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving op straat van een lachgasverkoper. Het slachtoffer is naar een parkeerplaats gelokt. Er was sprake van een vooropgezet plan. Tijdens de beroving is gebruik gemaakt van een (nep)vuurwapen. Daarnaast is fysiek geweld toegepast. Uiteindelijk zijn de verdachte en zijn mededaders er met de buit vandoor gegaan.

De verdachte heeft zich daarnaast op straat samen met anderen schuldig gemaakt aan afpersing/beroving van twee andere slachtoffers. De slachtoffers zijn ook hier naar een locatie gelokt waarna zij met gebruikmaking van een (nep)vuurwapen en geweld zijn beroofd van hun bezittingen.

Deze twee berovingen vonden plaats binnen een tijdsbestek van twee dagen en beide berovingen hebben zich ’s nachts afgespeeld. Er is in beide gevallen sprake van medeplegen en er is in beide gevallen tot bloedens toe fors geweld toegepast.

De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke feiten overlast en financiële schade ondervinden en daar bovendien gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen door ervaren. Twee van de slachtoffers hadden ook nog (beperkt) fysiek letsel. De verdachte heeft dit alles op de koop toegenomen en blijkbaar alleen gedacht aan zijn eigen financiële belangen.

De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan beïnvloeding van een getuige. De verdachte was ervan op de hoogte dat deze getuige een verklaring bij de politie had afgelegd. De verdachte heeft de getuige bedreigd, zodat hij een nieuwe dan wel gewijzigde getuigenverklaring zou afleggen op een wijze zoals de verdachte dat wenste. De verdachte heeft op onaanvaardbare wijze geprobeerd de verklaringsvrijheid van de getuige aan te tasten.

De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte meer dan eens eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In vergelijking met twee medeverdachten geldt dat ten aanzien van de verdachte meerdere ernstige feiten zijn bewezenverklaard. De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat de verdachte meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voor deze feiten al is gestraft en dat dit daarom niet opnieuw dient te gebeuren. De eerdere veroordelingen hebben bij de verdachte echter kennelijk niet voldoende afschrikwekkend gewerkt en hij heeft daar geen lering uit getrokken, want de verdachte is doorgegaan met het plegen van vergelijkbare strafbare feiten. De rechtbank ziet daarom aanleiding om in de onderhavige strafoplegging met die eerdere veroordelingen in strafverhogende zin rekening te houden. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de twee berovingen binnen zeer korte tijd plaatsvonden, in de nacht en met gebruikmaking van fors geweld. De rechtbank acht deze omstandigheden zodanig ernstig dat ook deze strafverhogend werken. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen die qua duur een groter afschrikwekkend en normbevestigend effect heeft. Om overschrijding van het concrete schuldverwijt aan de verdachte en de proportionaliteit van de straf te voorkomen, zal wel een lagere gevangenisstraf worden opgelegd dan geëist, te weten een gevangenisstraf van 42 maanden.

Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 52 maanden opgelegd (oftewel tot twee jaar na de vermoedelijke invrijheidsstelling), inhoudende een contactverbod met de aangevers [naam aangever 1] , [naam aangever 2] , [naam aangever 3] , [naam aangever 4] en met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] .

Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen naar aanleiding van contact met genoemde medeverdachten of zich – gezien zijn eerdere telefonische contact(pogingen) met aangevers en [naam medeverdachte 3] – belastend zal gedragen jegens laatstgenoemde personen wordt bevolen dat de maatregel inhoudende het contactverbod dadelijk uitvoerbaar is.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.

8. Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

8.1.

De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.224,04 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.1.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schadevergoeding en tot toewijzing van de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft verder geconcludeerd dat de rechtbank de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zal stellen voor de geleden schade.

8.1.2.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft verzocht om de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.

8.1.3.

Beoordeling

Vaststaat dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële en immateriële) schade is toegebracht. Omdat de gevorderde materiële schadevergoeding de ook niet door de verdachte is weersproken, zal de materiële schadevergoeding van € 1.224,04 worden toegewezen. Op basis van de gebleken feiten en omstandigheden stelt de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 3.500,00. Daarbij is aansluiting gezocht bij bedragen aan immateriële schadevergoeding die in soortgelijke zaken worden toegewezen.

Het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.1.4.

Conclusie

De verdachte dient aldus de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding te betalen

van € 4.724,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [naam benadeelde 1] betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

8.2.

De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 39.850,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.2.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering, omdat de onderbouwing van de vordering ontbreekt.

8.2.2.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft verzocht om de vordering af te wijzen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.

8.2.3.

Beoordeling

Vaststaat dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De rechtbank schat de omvang van de schade ten aanzien van de weggenomen lachgasflessen op in totaal € 550,00 (9x € 50,00 en 1x € 100,00).

Het overige deel van de gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.2.4.

Conclusie

De verdachte dient aldus de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding te betalen van € 550,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [naam benadeelde 2] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

8.3.

De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 3] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.783,82 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.350,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.3.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.554,03, vermeerderd met € 159,95 (in verband met de ter zitting overgelegde kassabon) en tot toewijzing van de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Voor het overige deel dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8.3.2.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft verzocht om de gevorderde materiële schade te schatten op een lager bedrag en om de gevorderde immateriële schade te matigen.

8.3.3.

Beoordeling

Vaststaat dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële en immateriële) schade is toegebracht. De rechtbank hanteert met betrekking tot de materiële schade die ziet op oudere kleding, brillen en tassen een afschrijving van 20% op jaarbasis ten aanzien van de goederen waarvan een bon is overgelegd en 50% ten aanzien van de goederen waarvan geen bon is overgelegd. De materiële schade wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 1.224,04.

Op basis van de gebleken feiten en omstandigheden stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.350,00. Daarbij is aansluiting gezocht bij bedragen aan immateriële schade die in soortgelijke zaken worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.

8.3.4.

Conclusie

De verdachte dient aldus de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding te betalen

van € 2.471,52, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.

8.4.

De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 4] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.774,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.4.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.774,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

8.4.2.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft verzocht om de gevorderde materiële schade te schatten op een lager bedrag.

8.4.3.

Beoordeling

Vaststaat dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De rechtbank hanteert met betrekking tot de materiële schade die ziet op oudere kleding, brillen en tassen een afschrijving van 20% op jaarbasis ten aanzien van de goederen waar een bon van is overgelegd en 50% ten aanzien van de goederen waar geen bon van is overgelegd. De materiële schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.169,50. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.

8.4.4.

Conclusie

De verdachte dient aldus de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van € 1.169,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 285a, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht .

10 . Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11. Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/158329-20 onder 1, 2 en 3 en het primair onder parketnummer 10/300508-20 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de

duur van 52 maanden, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:

1. zich te onthouden van direct of indirect contact met de aangevers [naam aangever 1] (geboren op [geboortedatum aangever 1] te [geboorteplaats aangever 1] ), [naam aangever 2] (geboren op [geboortedatum aangever 2] 2003 te [geboorteplaats aangever 2] ), [naam aangever 3] (geboren op [geboortedatum aangever 3] te [geboorteplaats aangever 3] ) en [naam aangever 4] (geboren op [geboortedatum aangever 4] te [geboorteplaats aangever 4] ), gedurende de looptijd van de maatregel;

2. zich te onthouden van direct of indirect contact met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] ), [naam medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] te [geboorteplaats medeverdachte 2] ) en [naam medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum medeverdachte 3] te [geboorteplaats medeverdachte 3] ), gedurende de looptijd van de maatregel;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;

bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;

beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 4.724,04 (zegge: vierduizendzevenhonderdvierentwintig euro en vier eurocent), bestaande uit € 1.224,04 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;

bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen € 4.724,04 (hoofdsom, zegge: vierduizendzevenhonderdvierentwintig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;

bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.724,04 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 57 dagen;

de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van € 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;

bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen € 550,00 (hoofdsom, zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;

bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 550,00 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 11 dagen;

de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van € 2.471,52 (zegge: tweeduizendvierhonderdeenenzeventig euro en tweeënvijftig eurocent), bestaande uit € 1.121,52 aan materiële schade en € 1.350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] meer of anders gevorderde;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen € 2.471,52 (hoofdsom, (zegge: tweeduizendvierhonderdeenenzeventig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;

bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.471,52 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen;

de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van € 1.169,50 (zegge: duizendhonderdnegenenzestig euro en vijftig eurocent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] meer of anders gevorderde;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te betalen € 1.169,50 (hoofdsom, zegge: duizendhonderdnegenenzestig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;

bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.169,50 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen;

de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. F.A. Hut, voorzitter,

en mrs. E. Rabbie en R.H. Kroon, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2020.

De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging ten aanzien van parketnummer 10/158329-20

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Anna van Westrienenstraat, in ieder geval op een openbare weg,

- een tas (merk Louis Vuitton) met daarin een zonnebril (merk Louis Vuitton) en/of een rijbewijs

en/of een bankpas en/of een flesje parfum (merk Armani) en/of meerdere, althans een, sleutel(s)

en/of

- een jas (merk Parajumpers)

- een tas (merk Louis Vuitton) met daarin een zonnebril (merk Louis Vuitton en/of meerdere,

althans een steutel(s), en/of

- een geldbedrag van € 800,-

in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn

mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen

met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of voornoemde [naam slachtoffer 1] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- meerdere malen, althans eenmaal, voornoemde [naam slachtoffer 2] beet te pakken en/of mee te

slepen/sleuren en/of

- aan voornoemde [naam slachtoffer 2] de dreigende woorden toe te voegen: “Geef alles wat je hebt, werk met ons mee”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of (vervolgens) voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of voornoemde [naam slachtoffer 1]

en/of

- aan voornoemde [naam slachtoffer 2] de dreigende woorden toe te voegen: “Geef je spullen”, althans

woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- aan voornoemde [naam slachtoffer 1] de dreigende woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat

voornoemde [naam slachtoffer 1] zijn jas moest uitdoen en/of zijn tas moest afdoen en/of zijn spullen moest afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- de jas en/of de tas van voornoemde [naam slachtoffer 1] van het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer 1] te trekken

en/of te rukken en/of

- meerdere malen, althans eenmaal, met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te slaan op/tegen het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer 2] ;

2.

hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Anna van Westrienenstraat, in ieder geval op een openbare weg

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of

bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van

- een geldbedrag van € 800,-,

- een tas (merk Louis Vuitton) met daarin een zonnebril (merk Louis Vuitton) en/of een

rijbewijs en/of een bankpas en/of een flesje parfum (merk Armani) en/of meerdere,

althans een, sleutel(s) en/of

- een jas (merk Parajumpers) en/of

- een tas (merk Louis Vuitton) met daarin een zonnebril (merk Louis Vuitton en/of

meerdere, althans een steutel(s),

in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde,

door

- meerdere malen, althans eenmaal, voornoemde [naam slachtoffer 2] beet te pakken en/of mee te

slepen/sleuren en/of

- aan voornoemde [naam slachtoffer 2] de dreigende woorden toe te voegen: “Geef alles wat je hebt, werk met ons mee”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of (vervolgens) voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of

- aan voornoemde [naam slachtoffer 2] de dreigende woorden toe te voegen: “Geef je spullen”, althans

woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- aan voornoemde [naam slachtoffer 1] de dreigende woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven -

dat voornoemde [naam slachtoffer 1] zijn jas moest uitdoen en/of zijn tas moest afdoen en/of zijn

spullen moest afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans woorden van

gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- de jas en/of de tas van voornoemde [naam slachtoffer 1] van het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer 1] te

trekken en/of te rukken en/of

- meerdere malen, althans eenmaal, met voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te slaan op/tegen het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer 2] ;

3.

hij op of omstreeks 29 mei 2020 te Rotterdam,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten (de kruising van) de Enk (met) en/of de Kortedreef,

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen

- een schoudertasje en/of

- een kentekenbewijs en/of

- een rijbewijs en/of

- een pinpas en/of

- drie, althans een of meer, telefoon(s) en/of

- een of meer sleutel(s) en/of

- geld en/of

- een voertuig / bus (met kenteken [kentekennummer] ) en/of

- een hoeveelheid lachgasflessen,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met

geweld tegen die [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het

- tonen en/of voorhouden van en of richten op die [naam slachtoffer 3] van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of

- slaan in het gezicht van die [naam slachtoffer 3] met een/dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of

- vastpakken en/of meeslepen van die [naam slachtoffer 3] en/of

- slaan en/of schoppen van die [naam slachtoffer 3] en/of

- ( los)rukken en/of (los)trekken van/aan dat schoudertasje;

Tekst tenlastelegging ten aanzien van parketnummer 10/300508-20

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 oktober 2020 tot

en met 16 oktober 2020 te Rotterdam en/of te Dordrecht, althans in Nederland,

opzettelijk mondeling zich jegens [naam slachtoffer 4] heeft geuit, kennelijk om diens

vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar

een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige

reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door

- vanuit de Penitentiaire Inrichting De Dordtse Poorten te Dordrecht waar hij,

verdachte, verbleef meerdere malen, althans eenmaal, telefonisch contact op te

nemen met voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of

- ( vervolgens) in die telefoongesprek(ken) op een dreigende en/of intimiderende

wijze voornoemde [naam slachtoffer 4] proberen te bewegen om contact op te nemen met

de politie en/of de advocaat van verdachte en/of (vervolgens) een nieuwe dan wel

gewijzigde getuigenverklaring af te leggen bij de politie en/of daartoe in

voornoemde telefoongesprekken aan voornoemde [naam slachtoffer 4] de voornoemde

dreigende woorden toe te voegen: “Ik weet precies wie je bent” en/of “Ik weet

waar je woont broer” en/of “Ik kom gewoon naar jou toe, ik ga met jou praten”

en/of “Ik heb jouw adres, ja. Ik ben van plan om iemand naar jou te sturen naar

jouw huis” en/of “Ga jij het zelf doen of moet er iemand van mij mee gaan”,

althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking’;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot

en met 16 oktober 2020 te Rotterdam en/of te Dordrecht, althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te

weten, [naam slachtoffer 4] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door

bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te

weten voornoemde [naam slachtoffer 4] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te

doen en/of te dulden

- vanuit de Penitentiaire Inrichting De Dordtse Poorten te Dordrecht waar hij,

verdachte, verbleef meerdere malen, althans eenmaal, telefonisch contact heeft

opgenomen met voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of

- ( vervolgens) in die telefoongesprek(ken) op een dreigende en/of intimiderende

wijze heeft geprobeerd om voornoemde [naam slachtoffer 4] te bewegen om contact op te

nemen met de politie en/of de advocaat van verdachte en/of (vervolgens) een

nieuwe dan wel gewijzigde getuigenverklaring af te leggen bij de politie en/of

daartoe in voornoemde telefoongesprekken aan voornoemde [naam slachtoffer 4] de

voornoemde dreigende woorden heeft toegevoegd: “Ik weet precies wie je bent”

en/of “Ik weet waar je woont broer” en/of “Ik kom gewoon naar jou toe, ik ga met

jou praten” en/of “Ik heb jouw adres, ja. Ik ben van plan om iemand naar jou te

sturen naar jouw huis” en/of “Ga jij het zelf doen of moet er iemand van mij mee

gaan”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature