U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afpersing en poging tot afpersing na een dinnerdate, in vereniging gepleegd. De afpersing en poging tot afpersing zijn gekwalificeerd als een voortgezette handeling. Aan de verdachte is een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk opgelegd met bijzondere voorwaarden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10-224149-20

Datum uitspraak: 24 december 2020

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, locatie Ter Peel,

raadsvrouw mr. S.A.A.P. van Hees, advocaat te Breda.

1. Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2020.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3. Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 2 december 2020.

4. Waardering van het bewijs

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij samen met een ander de aangever in een auto heeft afgeperst. De aangever is met een mes bedreigd en is gedwongen zijn geld af te staan (feit 1). Vervolgens is de aangever gedwongen te pinnen (feit 2). Dit is bij een poging tot afpersing gebleven omdat de aangever uit de auto wist te ontsnappen. Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Haar medeverdachte heeft ontkend dat hij de aangever in de auto van achteren heeft beetgepakt.

De rechtbank zal het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen verklaren, ook waar dat ziet op het onverhoeds van achteren beetpakken van de aangever. De aangever heeft over de door de verdachte verrichte handelingen gedetailleerd verklaard. De rechtbank heeft op grond daarvan, en op grond van de omstandigheid dat de aangever over de overige handelingen ook volgens de verdachte naar waarheid heeft verklaard, de overtuiging dat de aangifte ook op dit punt betrouwbaar is en zal derhalve ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen verklaren.

4.1.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

zij op 13 augustus 2020 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (200 euro), dat aan die [naam slachtoffer] toebehoorde, door het

- ( onverhoeds) van de achterbank van een personenauto komen en vervolgens van achteren vastpakken van die [naam slachtoffer] en- tonen/voorhouden van een keukenmes, aan die [naam slachtoffer] en

- ( daarbij) dit mes voor het gezicht van die [naam slachtoffer] houden en- (daarbij) meermalen aan die [naam slachtoffer] dreigend toevoegen van de woorden: "blijf kalm" en "geef al je geld" en "als je iets verkeerd doet zal ik direct steken, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

2.

zij op 13 augustus 2020 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich eneen ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan die [naam slachtoffer] toebehoorde

- een (keuken)mes, aan die [naam slachtoffer] te tonen/voor te houden en- met een personenauto naar een pinautomaat te rijden om geld te pinnen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad

5. Strafbaarheid feit

5.1.

Kwalificatie

5.1.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft de rechtbank verzocht eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat de feiten als één feit moeten worden beschouwd, omdat ze elkaar in tijd direct hebben opgevolgd zonder dat er bijvoorbeeld overleg heeft kunnen plaatsvinden. De verdachte kan voor het feitencomplex maar één verwijt worden gemaakt.

5.1.2.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich verzet tegen het aannemen van eendaadse samenloop. Hij heeft er op gewezen dat het, hoewel het wellicht niet zo is beleefd, om twee afzonderlijke strafbare feiten gaat.

5.1.3.

Beoordeling

De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.

De verdachte heeft samen met de medeverdachte het slachtoffer in de in een parkeergarage geparkeerde auto van de medeverdachte afgeperst, waarbij de medeverdachte het slachtoffer bedreigde met een mes. Na het in ontvangst nemen van het door het slachtoffer afgestane contante geldbedrag is op aangeven van de medeverdachte naar een pinautomaat gereden waar het slachtoffer meer geld zou moeten pinnen.

Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is sprake als de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde valt onder dezelfde strafbepalingen, met dien verstande dat er bij het onder 2 ten laste gelegde sprake is van een poging en geen voltooid delict. De gedragingen leveren naar het oordeel van de rechtbank echter geen feitencomplex op dat zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspeelt. De feiten spelen zich duidelijk na elkaar af.

De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr . De verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet uiteenloopt.

5.1.4.

Conclusie

De bewezen feiten leveren op:

De voortgezette handeling van:

1.

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

en

2.

poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7. Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een afpersing en poging daartoe. De verdachte heeft via het internet kennis gemaakt met het slachtoffer en na het uitwisselen van een aantal berichten een afspraak met hem gemaakt om tegen betaling voor haar gezelschap met hem uit eten te gaan in een restaurant in Dordrecht. Voorafgaand aan die afspraak hebben de verdachte en de medeverdachte de omgeving van Dordrecht verkend, waaronder de parkeergarage waar de afpersing zou gaan plaatsvinden. Op de avond van de eetafspraak en tijdens het eten bleef de verdachte telefonisch in contact staan met de medeverdachte. Nadat de verdachte en het slachtoffer uitgegeten waren en zij het restaurant hadden verlaten, heeft het slachtoffer haar hiervoor € 300,- betaald. Vervolgens zijn zij – voordat zij in de beleving van het slachtoffer samen naar een hotel zouden gaan om de verdere avond door te brengen – de auto van de verdachte onder valse voorwendselen van de verdachte gaan verplaatsen naar de parkeergarage die was voorverkend. In de parkeergarage heeft de verdachte haar auto geparkeerd op een lege etage, in een donkere uithoek. Vervolgens is de medeverdachte vanuit de kofferbak naar voren gekropen en heeft het slachtoffer bedreigd door een keukenmes in de nabijheid van zijn gezicht te tonen en daarbij onder meer te zeggen dat hij alleen uit was op geld. De verdachte, die voorwendde hierdoor heel angstig te zijn, heeft hierop het bedrag van € 300,- euro dat zij had gekregen aan haar medeverdachte afgestaan en het slachtoffer een bedrag van € 200,-. Omdat dit kennelijk niet genoeg was, is de verdachte op aangeven van de medeverdachte naar een pinautomaat toe gereden waar door het slachtoffer meer geld zou moeten worden gepind. Dit laatste is niet gelukt omdat het slachtoffer toen de auto stilstond ter hoogte van de pinautomaat wist te ontsnappen en werd geholpen door omstanders. De verdachte heeft een dag later nog berichten gewisseld met het slachtoffer waarin zij hem aanspreekt op het feit dat hij haar de avond ervoor in de steek zou hebben gelaten met de medeverdachte.

De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten gepleegd om aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen, zij wist dat dit strafbaar was en heeft zich niets gelegen laten liggen aan de impact daarvan op het slachtoffer. Delicten als de onderhavige kunnen een enorme impact hebben op het slachtoffer zelf, en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen versterken. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en -maat in aanmerking genomen dat sprake is geweest van een planmatige en doortrapte handelwijze, waarbij het slachtoffer de stuipen op het lijf is gejaagd. Uit de verklaring van de verdachte op zitting blijkt echter dat zij ook zelf vindt dat ze alle grenzen heeft overschreden en zich schaamt voor hetgeen zij heeft gedaan.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van

20 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.3.2.

Rapport

Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 december 2020. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.

Door de coronacrisis is de verdachte haar werk kwijtgeraakt. Zonder inkomsten verslechterde haar financiele positie en besloot de verdachte om over te gaan tot het plegen van de ten laste gelegde feiten. Er zijn psychische problemen, maar deze staan waarschijnlijk niet in relatie tot de ten laste gelegde feiten. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Gezien dat risico en de ernst van de ten laste gelegde feiten zijn interventies en toezicht hierop door de reclassering nodig om de kans op recidive te verkleinen. De verdachte heeft zelf aangegeven graag in behandeling te willen voor haar psychische problemen. Omdat nog niet bekend is waar de verdachte zal gaan verblijven, is geen adres van een reclasseringsinstelling opgenomen in de voorwaarde. Er zijn geen aanwijzigingen voor problemen op het gebied van alcohol, drugs of gokken, daarom is het logisch als het toezicht wordt uitgevoerd door Reclassering Nederland. De verdachte kan zich melden bij Reclassering Nederland in de regio waar zij gaat wonen.

De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de verzochte mogelijkheid van verplichte medicatie. Voor oplegging van de verzochte mogelijkheid voor een door de reclassering te initiëren korte crisisopname ontbreekt een wettelijke basis.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8. Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- aan materiële schade.

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag.

8.2.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft geconcludeerd tot toewijzing van € 200,-.

8.3.

Beoordeling

De verdachte en de benadeelde partij zijn samen uiteten gegaan. De benadeelde partij heeft

€ 300,- betaald aan de verdachte voor haar gezelschap tijdens dat etentje. Na dat etentje heeft de medeverdachte het doen voorkomen day hij zowel de verdachte – van een bedrag van € 300,- – als de benadeelde partij – van een bedrag van € 200,- – beroofde, terwijl de verdachte die beroving in werkelijkheid voorafgaand aan het etentje samen met de medeverdachte had gepland.

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij door het onder

1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade van € 200,- is toegebracht. Omdat de gevorderde schadevergoeding voor dat deel door de verdachte niet is weersproken, zal dat deel van de vordering worden toegewezen.

De vordering zal voor het overige worden afgewezen omdat het bedrag van € 300,- niet van de benadeelde partij is afgenomen of afgedwongen.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover de medeverdachte de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2020.

Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.4.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 56 en 317 van het Wetboek van Strafrecht .

10. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11. Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of de voorwaarden die daaraan van rechtswege zijn verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

1.de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;

2.de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een forensische polikliniek of soortgelijke hulpverlener voor haar psychische problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt;

3.de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang Exodus, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;

4.de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;

5. de veroordeelde zal meewerken aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding (bij voorkeur betaald werk);

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:

- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, zo dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij

[naam benadeelde] , te betalen een bedrag van € 200,- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen € 200,- (hoofdsom, zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf

13 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door haar mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. P. Putters, voorzitter,

en mrs. W.J.M. Diekman en D. van der Sluis, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

zij op of omstreeks 13 augustus 2020 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (200 euro en/of 300 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer] of aan een derde, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde, door het

- ( onverhoeds) van de achterbank van een personenauto komen en/of vervolgens van achteren vastpakken van die [naam slachtoffer] en/of

- tonen/voorhouden van een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] en/of

- ( daarbij) (vervolgens) met dit mes voor het gezicht van die [naam slachtoffer] tonen/voorhouden en/of

- ( daarbij) meermalen aan die [naam slachtoffer] dreigend toevoegen van de woorden: "blijf kalm" en/of "geef al je geld" en/of " als je iets verkeerd doet dat hij direct zou stekken, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

2.

zij op of omstreeks 13 augustus 2020 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer] of aan een derde, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde

- een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer] te tonen / voor te houden en/of

- met een (personenauto naar een pinautomaat te rijden om geld te pinnen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature