Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Kort geding; executiegeschil; executoriale beslagen deels opgeheven, aangezien executant tegenover het verweer van eiseressen (echtgenote en dochter van geëxecuteerde) onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat alle beslagen goederen (uitsluitend) aan geëxecuteerde toebehoren.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/578550 / KG ZA 19-752

Vonnis in kort geding van 18 september 2019

in de zaak van

1 [naam eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats eiseres 1] ,

2. [naam eiseres 2],

wonende te [woonplaats eiseres 2] ,

eiseressen,

advocaat mr. F.J.H. Krumpelman te Rotterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ARCUS HOLDING B.V.,

gevestigd te Dordrecht,

gedaagde,

advocaten mrs. P.J. de Waal, S. Palm en P.N.M. de Gier te Rotterdam,

2. [naam gedaagde],

wonende te [woonplaats gedaagde] ,

gedaagde,

verschenen in persoon.

Partijen worden hierna [eiseressen] , Arcus en [naam gedaagde] genoemd. Eiseressen worden afzonderlijk [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 16 augustus 2019, met producties;

de producties van Arcus;

de aanvullende producties van Arcus met een aankondiging van een eis in reconventie;

de mondelinge behandeling gehouden op 27 augustus 2019;

de pleitnota van [eiseressen] ;

de pleitnota van Arcus.

1.2.

Vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Arcus is de houdstermaatschappij van ondernemingen in Nederland, België en Duitsland. Het Arcus-concern richt zich (onder meer) op de wereldwijde verkoop en levering van stalen buizen, flenzen en fittingen aan afnemers in de (petro)chemische industrie, de voedingsmiddelen- en zuivelindustrie en de scheepbouw. Enig aandeelhouder van Arcus is de Zwitserse vennootschap [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ).

2.2.

[naam gedaagde] is op 1 januari 1986 in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) Arcus. Van 29 december 1998 tot 20 maart 2018 was hij statutair directeur. Na een daaraan voorafgaande schorsing van [naam gedaagde] heeft de Algemene Vergadering van Aanhouders van Arcus op 20 maart 2018 het besluit genomen tot ontslag van [naam gedaagde] als bestuurder met gelijktijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang. Dit besluit is onder meer gegrond op de bevinding van Arcus dat [naam gedaagde] excessieve privé-uitgaven voor rekening van Arcus heeft gebracht en dat hij zich als bestuurder ten koste van Arcus heeft verrijkt. Dit laatste besluit is op 21 maart 2018 meegedeeld aan [naam gedaagde] .

2.3.

Over het ontslag zijn bij deze rechtbank twee procedures gevoerd waarin [naam gedaagde] opkwam tegen het ontslag en Arcus schadevergoeding vorderde. Op 5 juni 2019 zijn daarin een uitvoerbaar bij voorraad verklaard(e) vonnis en beschikking gewezen.

Bij vonnis van 5 juni 2019 (hierna: het Vonnis) is [naam gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Arcus van € 1.633.384,40, te vermeerderen met de wettelijke rente en met proceskosten.

In het Vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat [naam gedaagde] zich ten koste van Arcus heeft verrijkt en dat hij zijn bestuurstaken niet behoorlijk heeft vervuld, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van zijn gezagspositie als enig statutair bestuurder. De rechtbank heeft onder meer vastgesteld dat [naam gedaagde] privé-uitgaven betaalde met zijn zakelijke creditcards en facturen voor privézaken op naam liet stellen en voor rekening liet komen van Arcus.

Bij beschikking van 5 juni 2019 (hierna: de Beschikking) is [naam gedaagde] veroordeeld tot betaling van het netto-equivalent van € 204.650,68, te vermeerderen met de wettelijke rente en € 16.462,- aan proceskosten. In de beschikking is geoordeeld dat [naam gedaagde] ter zake van achterstallig loon, vakantiebijslag en 13e maand nog aanspraak kan maken op een bedrag van € 74.851,29 bruto en dat Arcus ter zake een beroep op verrekening toekomt.

[naam gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen het Vonnis en de Beschikking, althans is voornemens om dat te doen.

2.4.

[naam gedaagde] is onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd met [naam eiseres 1] . Zij hebben een meerderjarige dochter, [naam eiseres 2] , en een minderjarige zoon. Artikel 1 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt dat er tussen de echtgenoten geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen bestaat. In de artikelen 7, 8, 10 en 11 is – voor zover hier van belang en samengevat – het volgende bepaald:

De echtgenoten verplichten zich jaarlijks om de overgespaarde inkomsten te verrekenen;

De echtgenoten verbinden zich over en weer, door hen beide te ondertekenen, beschrijvingen op te maken van de zaken die zij gedurende het huwelijk verkrijgen;

Onroerende zaken en vorderingen zijn eigendom van de echtgenoot op wiens naam zij staan. Van alle overige goederen zullen de echtgenoten ten opzichte van elkaar de verkrijging met alle middelen kunnen bewijzen. Tegenover derden zal de eigendom slechts bewezen kunnen worden door de vermelding in de akte van huwelijksvoorwaarden of op een daaraan gehechte beschrijving;

In alle gevallen waarin tussen de echtgenoten een vermogensverschuiving plaatsvindt, ontstaat – tenzij anders overeengekomen – voor de verarmde echtgenoot een (onmiddellijk opeisbaar) vergoedingsrecht ten bedrage van de verrijking van de ander.

2.5.

Het gezin van [naam gedaagde] en [naam eiseres 1] had in 2018 de beschikking over drie auto’s, een Mercedes , een Mini en een Audi .

De Mini met kenteken [kentekennummer 1] had een aanschafprijs van € 53.888,84, is in oktober 2017 besteld en begin januari 2018 geleverd. De Mini en de verzekering daarvan staan op naam van [naam eiseres 1] .

De Audi met kenteken [kentekennummer 2] stond aanvankelijk op naam van [naam gedaagde] en is op 8 maart 2018 op naam gesteld van [naam eiseres 2] . De verzekering staat op naam van [naam eiseres 2] .

De Mercedes-Benz met kenteken [kentekennummer 3] is op 22 maart 2018 op naam van [naam eiseres 1] besteld. De koopprijs en de BPM (€ 50.390,00, respectievelijk € 12.495,00) zijn vanaf een op haar naam staande bankrekening betaald. De Mercedes en de verzekering daarvoor staan op naam van [naam eiseres 1] .

2.6.

Op 26 maart 2018 heeft [naam eiseres 1] het aandeel van [naam gedaagde] in de echtelijke woning van hem gekocht, tegen schuldigerkenning van € 590.000,00, en geleverd gekregen. In juni 2019 heeft Arcus, naar aanleiding van deze overdracht buitengerechtelijke vernietigings-verklaringen verzonden aan [naam gedaagde] en aan [naam eiseres 1] . Arcus heeft op 14 juni 2019 ten laste van beide conservatoir (pauliana)beslag doen leggen op de Woning waarna zij een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt. [naam gedaagde] en [naam eiseres 1] hebben verklaard in de vernietiging te berusten.

2.7.

Op 14 juni 2019 heeft Arcus uit hoofde van de (op 7 juni 2019 aan [naam gedaagde] betekende) beschikking van 5 juni 2019 executoriaal beslag doen leggen op een deel van de inboedel en op de drie auto’s. De Mercedes en de Mini zijn tevens in gerechtelijke bewaring genomen.

In het proces-verbaal van de deurwaarder van 14 juni 2019 staat het volgende:

“Voorts wachtte ik op de sleper. Omstreeks 08:30/08:35 uur kwam de heer [naam gedaagde] naar buiten gesneld op zijn blote voeten met 2 winkeltassen/shoppers in zijn hand. Ik trachtte de Mercedes nog te blokkeren en de heer [naam gedaagde] aan te spreken, maar de heer [naam gedaagde] reed om mij heen door het groenperkje met een stevige snelheid weg.

(…)

Omstreeks 09.00 uur arriveerde de heer mr. Gasseling, advocaat van [naam gedaagde] , en aan hem heb ik het doel van mijn komst medegedeeld. Hij deelde mede dat hij was gebeld. Vervolgens heeft de heer Gasseling mevrouw [naam eiseres 1] geadviseerd medewerking te verlenen en de autosleutel van de Mini te overhandigen. Zulks geschiedde.

Vervolgens heeft ze mij binnengelaten en aan haar heb ik mij gelegitimeerd en het doel van mijn komst uiteengezet. De heer Gasseling heeft een uitleg verstrekt over een en ander en indien nodig heb ik dat aangevuld.

Zij deelde mede dat de Mini van haar was en dat de Mercedes van [naam gedaagde] was. (…) ”

2.8.

In opdracht van [naam gedaagde] heeft [naam] van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ) de executiewaarde van de inboedel van de Woning getaxeerd op € 3.100,00.

2.9.

[naam gedaagde] en/of [naam eiseres 1] hebben een inboedelverzekering afgesloten die jaarlijks wordt geprolongeerd en een contractsvervaldatum van 8 februari 2020 heeft. Op het polisblad staat een verzekerd bedrag € 142.100,00 vermeld en separaat een verzekerd bedrag van € 15.500,00 voor audiovisuele apparatuur.

3 Het geschil

3.1.

[naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] vorderen samengevat:

1. opheffing van de executoriale beslagen op de Mercedes, Mini en de Audi;

2. Arcus te veroordelen de in bewaring gegeven auto’s af te geven aan [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] , op straffe van een dwangsom;

3. opheffing van het beslag op de inboedel;

4. opheffing van de beslagen gelegd onder ABN AMRO, waaronder het beslag op de en/of rekening met rekeningnummer [bankrekeningnummer] ;

en Arcus in de proceskosten te veroordelen.

3.2.

Aan deze vordering leggen [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] het volgende ten grondslag. De drie auto’s behoren niet toe aan [naam gedaagde] . De Mini en de Mercedes behoren toe aan [naam eiseres 1] en de Audi aan [naam eiseres 2] . Op grond hiervan moeten de beslagen en de gerechtelijke bewaring worden opgeheven. Subsidiair moet de opheffing van die beslagen plaatsvinden omdat sprake is van een eenvoudige gemeenschap waartoe de auto’s behoren en geen beslag is gelegd op het aandeel van [naam gedaagde] daarin. Voor de inboedel en de en/of rekening geldt dat deze tot een eenvoudige gemeenschap – van [naam gedaagde] en [naam eiseres 1] – behoren en niet alleen aan [naam gedaagde] toebehoren, zodat die beslagen daarom moeten worden opgeheven.

3.3.

Arcus voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.

Arcus voert daartoe het volgende aan.

[naam eiseres 1] heeft de afgelopen jaren niet of nauwelijks inkomen genoten en uit niets blijkt dat [naam gedaagde] en [naam eiseres 1] (steeds) uitvoering hebben gegeven aan het periodiek verrekenbeding van hun huwelijkse voorwaarden. Dit betekent dat het inkomen van [naam gedaagde] zijn privévermogen is geworden. Aangezien [naam eiseres 1] niet heeft aangetoond dat de Mini en de Mercedes uit haar, afgescheiden, vermogen zijn betaald, moet worden aangenomen dat deze auto’s van [naam gedaagde] zijn. Voor de Audi geldt dat Arcus niets op social media kan terugvinden over een cadeau voor de 18e verjaardag van [naam eiseres 2] en evenmin een aangifte schenkingsbelasting heeft gezien, zodat ook deze auto van [naam gedaagde] moet zijn. De aanschaf van de Mercedes en de tenaamstelling van de Audi op naam van [naam eiseres 2] zo kort na het ontslag van [naam gedaagde] zijn volgens Arcus schijnhandelingen die deel uitmaken van pogingen van [naam gedaagde] en [naam eiseres 1] om vermogen aan het verhaal van Arcus te onttrekken.

Voor de en/of rekening geldt dat ieder van de rechthebbenden tegenover de bank aanspraak kan maken op betaling van het geheel en daarmee kunnen individuele schuldeisers van de rechthebbenden dat ook. Dat [naam eiseres 1] dan vervolgens verhaal kan nemen op [naam gedaagde] raakt Arcus niet. Arcus betwist ten slotte dat de inboedel een eenvoudige gemeenschap vormt.

3.4.

Bij brief van 23 augustus 2019 heeft Arcus een afschrift van een brief aan de advocaat van [naam eiseres 1] gestuurd aan de voorzieningenrechter. Daarbij is het volgende aangegeven:

“Indien (…) [naam eiseres 1] mij niet voor maandag 26 augustus 12.00 schriftelijk via hun gemachtigden latende weten de voorwaarden zoals opgenomen in de brief vrijwillig na te komen, geldt (…) de inhoud van de brief aan mr. Krumpelman als eis in reconventie in het kort geding dat dient om 11.00 u. (…)”

Ter zitting heeft Arcus een handgeschreven document met de volgende inhoud overhandigd:

“Eis in reconventie

Arcus Holding de rechtbank Rotterdam verzoekt tot toekenning van de aangekondigde eis in reconventie, zoals opgenomen in de brief van 26 augustus 2019”.

3.5.

[naam gedaagde] heeft zich zeer beperkt over de vorderingen uitgelaten. Voor zover hij dat gedaan heeft, komen zijn stellingen overeen met de stellingen van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] in deze procedure.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Procesrechtelijk

4.1.

Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen moet eerst een aantal procesrechtelijke beoordelingen plaatsvinden. Ten aanzien van de vorderingen van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] gaat dat om het volgende.

4.1.1.

Alle vorderingen zijn ingesteld door beide eisende partijen. Uit de inhoud van de dagvaarding en de overgelegde producties volgt echter dat [naam eiseres 2] alleen opkomt voor de door haar gestelde rechten ten aanzien van de Audi. Dat leidt ertoe dat zij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.

4.2.1.

Uit de tekst van vordering 4 wordt afgeleid dat sprake is van een executoriaal beslag dat meer omvat dan de in de vordering genoemde bankrekening. [naam eiseres 1] heeft geen beslagstukken van dat beslag overgelegd. Bij gebreke daarvan wordt de vordering zo begrepen dat alleen de opheffing van het beslag op de genoemde bankrekening wordt gevorderd. Voor het overige is vordering 4 (ook) onbepaalbaar.

4.2.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt over wat Arcus als eis in reconventie aanduidt. Arcus heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling – pas nadat de voorzieningenrechter er op had gewezen dat er nog geen eis in reconventie ingediend was – volstaan met het indienen van de hiervoor in 3.4. geciteerde tekst. Dit is geen vordering en eis in reconventie, ook niet als de brief aan de raadsman van 23 (en niet 26) augustus 2019 daarbij in aanmerking wordt genomen. Wat in de brief van 23 augustus 2019 staat, kan niet anders worden aangemerkt dan als een schikkingsvoorstel. In de tekst op bladzijde 2 van die brief (die hier verder niet geciteerd wordt) komen de woorden veroordelen, gebieden en verbieden niet voor. Voor het geval bedoeld is door de voorzieningenrechter te laten vaststellen hoe partijen handelen, wordt overwogen dat de tekst evenmin de zinsnede “te bepalen dat” bevat. Dat laatste zou Arcus overigens niet baten omdat in dat geval sprake is van een declaratoire vordering waarvoor in een kort geding geen ruimte is. Dit betekent dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen eis in reconventie is ingesteld waarop een beslissing moet volgen. In de kop van dit vonnis is dit al tot uitdrukking gebracht.

Inhoudelijk

Het beslag op rekeningnummer [bankrekeningnummer]

4.3.

Hoewel onderbouwende stukken ontbreken neemt de voorzieningenrechter aan dat er executoriaal beslag is gelegd op deze bankrekening en dat dit een en/of rekening van [naam eiseres 1] en [naam gedaagde] is. De vordering tot opheffing van het beslag daarop wordt afgewezen. Bij een en/of rekening kunnen alle gerechtigden ieder voor zich – dus ook [naam gedaagde] alleen – ten opzichte van de bank aanspraak maken op betaling van het gehele saldo. Daarbij is niet van belang van wie het saldo op de rekening afkomstig is. Het en/of karakter van de rekening ziet slechts op de mogelijkheid dat de gerechtigden onderling (op basis van door hen gemaakte afspraken) verhaal op elkaar kunnen nemen. Dit betekent dat schuldeisers van de individuele gerechtigden tot het saldo op de bankrekening zich op het gehele saldo kunnen verhalen.

Het beslag op de Audi

4.4.

De stellingen dat de Audi een cadeau voor [naam eiseres 2] voor haar 18e verjaardag was en dat zij daar – vanaf het moment dat zij de auto in 2017 heeft gekregen – als enige gebruik van maakt om naar school, werk en sport te gaan, heeft Arcus niet (gemotiveerd) weersproken. De voorzieningenrechter neemt dat daarom tot uitgangspunt. Dat [naam eiseres 2] het krijgen van dit cadeau niet op social media heeft gedeeld en dat ( mogelijk ) geen aangifte van schenking is gedaan, maakt dit oordeel niet anders en raakt ook niet aan het bezit of aan de schenking. Datzelfde geldt voor het gegeven dat de auto tot kort voor diens ontslag op naam van [naam gedaagde] heeft gestaan. Ten tijde van de beslaglegging stond de Audi op naam van [naam eiseres 2] . De registratie bij de RDW is overigens, ook gelet op het bepaalde in boek 3 BW, namelijk niet doorslaggevend bij de beoordeling van wie een auto is. Dit leidt ertoe dat het beslag op de Audi wordt opgeheven.

Het beslag op de Mini en de Mercedes

4.5.

Bij de verdere beoordeling van de vorderingen 1 en 2 neemt de voorzieningenrechter het bepaalde in de artikelen 3:107 e.v. BW tot uitgangspunt. De in die artikelen geformuleerde vermoedens over bezit, houderschap (voor zichzelf) en het zijn van rechthebbende, kunnen worden weerlegd. Dat betekent dat voor ieder van de auto’s afzonderlijk als eerste de vraag moet worden beantwoord of [naam eiseres 1] vermoed wordt die auto voor zichzelf te houden. Daarna kan eventueel aan de orde komen of Arcus een begin heeft gemaakt met de weerlegging van dat vermoeden. Complicerende factor bij dat laatste is dat een kort geding zich niet leent voor (volledige) (tegen)bewijslevering.

4.5.1.

Tussen partijen staat vast dat [naam eiseres 1] de Mini en Mercedes heeft aangeschaft, geleverd heeft gekregen en dat de kentekens op haar naam staan.

4.5.2.

Ten aanzien van de Mini is aannemelijk dat [naam eiseres 1] die auto voor zichzelf houdt. Zij stelt onbetwist dat zij de enige is die deze auto gebruikt. Daar komt bij dat de aankoopfactuur, de verzekering en de RDW-registratie allemaal op haar naam staan. De enkele omstandigheid dat [naam eiseres 1] geen betalingsbewijs betreffende de aankoop overlegt, maakt het hiervoor overwogene niet anders. De suggestie van Arcus is (blijkbaar) dat [naam gedaagde] (al dan niet na inruil van een auto van hem) de auto voor [naam eiseres 1] betaald heeft. Zelfs als dat zo is dan leidt dat er nog niet toe dat [naam eiseres 1] geen bezitter en rechthebbende is. De opgemaakte huwelijkse voorwaarden leiden ook niet tot dat oordeel. Daaruit kan hooguit een vergoedingsrecht van [naam gedaagde] op [naam eiseres 1] voortvloeien. Dit betekent dat het executoriaal beslag wordt opgeheven en dat geen sprake (meer) kan zijn van gerechtelijke bewaring zodat Arcus wordt gelast de Mini aan [naam eiseres 1] af te geven.

4.5.3.

Ten aanzien van de Mercedes heeft [naam eiseres 1] vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij die auto (nog altijd) voor zichzelf houdt. Naar voorlopig oordeel is geen sprake van bezit althans lijkt dat bezit aan [naam gedaagde] te zijn overgedragen. Bij dat oordeel zijn de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen. [naam eiseres 1] heeft tegen de deurwaarder gezegd dat de Mercedes van [naam gedaagde] ( [naam gedaagde] ) is en de deurwaarder heeft kort daarvoor geconstateerd dat [naam gedaagde] in die auto reed. [naam eiseres 1] zegt over haar uitlatingen weliswaar dat zij niet juridisch onderlegd is, maar daaraan wordt geen betekenis gehecht in het licht van alle andere feiten en omstandigheden. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [naam eiseres 1] heel goed wist wat zij zei en dat ook zo bedoeld heeft. Daar komt bij dat de Mercedes pas is gekocht en op haar naam gesteld nadat [naam gedaagde] was ontslagen (en de bedrijfsauto van Arcus had moeten inleveren). [naam eiseres 1] heeft voorts verklaard dat zij zelf (als enige) in de Mini rijdt. Tot slot heeft [naam eiseres 1] ook niet toegelicht waarom zij twee auto’s (op haar naam) heeft (staan). Dit voorlopige oordeel sluit niet uit dat na bewijslevering, waarvoor in een kort geding geen plaats is, een andersluidend definitief oordeel volgt. Wanneer rekening wordt gehouden met de belangen van partijen brengt dat de voorzieningenrechter tot de volgende beslissing. Het beslag wordt niet opgeheven maar het wordt Arcus, bij wijze van minder vergaande voorziening, verboden om de Mercedes te verkopen totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is geoordeeld over het bezit daarvan of, naar keuze van partijen, totdat partijen andere afspraken hebben gemaakt over de afwikkeling van het beslag op de auto.

Het beslag op de inboedel

4.6.

Het beslag op de inboedel van de echtelijke woning is gelegd ten laste van [naam gedaagde] en niet op het aan [naam gedaagde] toebehorende aandeel in die inboedel. In het geval vastgesteld moet worden, of aannemelijk is, dat inboedel niet of niet volledig in eigendom aan [naam gedaagde] toebehoort, maar bijvoorbeeld aan [naam gedaagde] en [naam eiseres 1] gezamenlijk, had Arcus beslag moeten leggen op het aandeel van [naam gedaagde] in de inboedel. Daar wordt aan toegevoegd dat het beslag, wanneer dat ten onrechte op goederen is gelegd en niet op het aandeel daarin, niet wordt geconverteerd in een rechtsgeldig beslag.

4.7.

[naam eiseres 1] heeft gesteld dat de inboedel van de echtelijke woning aan [naam gedaagde] en haar gezamenlijk toebehoort. Arcus heeft dit betwist. Zonder nadere toelichting die geen van partijen heeft gegeven, kan evenwel niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld wie eigenaar is van de afzonderlijke inboedelgoederen. Dit zal afhangen van de vraag door wie van partijen de betreffende goederen zijn verworven en wat er vervolgens met betrekking tot die goederen door partijen is afgesproken. In ieder geval is niet is gesteld of aannemelijk dat de inboedelgoederen op grond van de huwelijkse voorwaarden of een nadere beschrijving uitsluitend aan [naam gedaagde] toebehoren. Arcus heeft ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat deze om andere redenen uitsluitend aan [naam gedaagde] toebehoren. De omstandigheid dat [naam eiseres 1] tijdens de afgelopen jaren geen inkomen heeft gehad en dat [naam gedaagde] en [naam eiseres 1] leefden van het inkomen van [naam gedaagde] is voor de eigendomsvraag niet relevant. Hetzelfde geldt voor de mogelijk daaruit voortvloeiende vergoedingsrechten.

4.8.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het executoriale beslag op de inboedel op te heffen. Deze opheffing laat onverlet dat Arcus opnieuw executoriaal beslag kan leggen op de inboedel, maar dan op het aandeel van [naam gedaagde] daarin. De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging om ter voorkoming van nodeloze kosten en mede gelet op de hoe dan ook beperkt te achten executiewaarde van de inboedel op dit punt afspraken te maken.

4.9.

Omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld zijn, worden proceskosten gecompenseerd. Partijen moeten ieder hun eigen proceskosten dragen.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

verklaart [naam eiseres 2] niet ontvankelijk in de vorderingen 1, voor zover het de Mini en de Mercedes betreft, en in de vorderingen 2, 3 en 4;

5.2.

heft op het executoriale beslag op de Audi met het kenteken [kentekennummer 2] en de Mini met het kenteken [kentekennummer 1] ;

5.3.

veroordeelt Arcus om de in bewaring gegeven Mini met het kenteken [kentekennummer 1] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis af te geven aan [naam eiseres 1] ;

5.4.

verbiedt Arcus om de Mercedes met het kenteken [kentekennummer 3] executoriaal te verkopen totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is geoordeeld over het bezit daarvan of, naar keuze van partijen, totdat partijen andere afspraken hebben gemaakt over de afwikkeling van het beslag op deze auto;

5.5.

heft op het op 14 juni 2019 gelegde executoriale beslag op de inboedel van de echtelijke woning;

5.6.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.7.

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

5.8.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2019.

3077/2009


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature