Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft de klacht over de beslissing tot dwangbehandeling deels gegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat voor het toedienen van het middel Zyprexa – hetgeen niet is opgenomen in de beslissing tot dwangbehandeling – een afzonderlijke schriftelijke beslissing genomen had moeten worden, met daarin een afweging over proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid ten aanzien van deze medicatie.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team Familie

zaaknummer / rekestnummer: C/10/582447 / FA RK 19-8165

Beschikking van 18 oktober 2019 uit hoofde van een klachtprocedure ex artikel 41a Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) betreffende dwangbehandeling

in de zaak van:

[verzoeker] , hierna te noemen: verzoeker,

geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker] , Ethiopië,

wonende aan de Albrandsewaardsedijk 74, 2172 AA te Poortugaal,

thans verblijvende in Antes GGZ, locatie Albrandswaardsedijk, kliniek Y te Poortugaal, hierna te noemen: Antes GGZ ,

advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 20 september 2019;

- het proces-verbaal van verhoor van verzoeker van 27 september 2019.

1.2.

De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de meervoudige kamer op 8 oktober 2019.

Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;

- [naam] , verpleegkundig specialist.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Bij beschikking van deze rechtbank van 29 april 2019 is een machtiging verleend verzoeker te doen opnemen en te doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis tot uiterlijk 24 april 2020.

2.2.

Bij schriftelijke beslissing van de geneesheer directeur, A.T. van Tongerloo, van 2 juli 2019, is besloten tot voortzetting van dwangbehandeling. In de schriftelijke beslissing staat dat de gedwongen behandeling bestaat uit Depakine (1500 mg per dag in drankvorm) uitgebreid met zo nodig bij weigeren Cisordinol Acutard (50 mg i.m.), voor de duur van drie maanden. In de schriftelijke beslissing staat voorts ““Indien de behandeling medicatie betreft, bespreken wij met u (en zoveel mogelijk uw naasten) wat voor u de best passende medicatie is; ervaringen met eerder toegediende medicatie nemen we hierin mee. De keus van de medicatie kan in de loop van de behandeling veranderen. Hierover wordt u door uw behandelend arts op de hoogte gesteld.”

2.3.

Verzoeker heeft op 25 juli 2019 tegen voormelde beslissing een klacht ingediend bij de klachtencommissie.

2.4.

De klachtencommissie heeft de klacht bij schriftelijke uitspraak van 8 augustus 2019 ongegrond verklaard.

3 De beoordeling

3.1.

Verzoeker verzoekt gegrondverklaring van zijn klacht over de beslissing tot dwangbehandeling en toekenning van een schadevergoeding.

3.2.

Indien een verzoekschrift op grond van artikel 41a Wet Bopz wordt ingediend ter verkrijging van een beslissing over een klacht tegen een beslissing tot dwangbehandeling, dient de rechtbank in volle omvang te onderzoeken of, beoordeeld zowel naar de ten tijde van het besluit tot dwangbehandeling geldende omstandigheden (ex tunc) als het moment van het nemen van de rechterlijke beslissing (ex nunc), die behandeling volstrekt noodzakelijk was.

3.3.

Op grond van het bepaalde in artikel 38 c lid 1 van de Wet Bopz is dwangbehandeling slechts toegestaan voor zover aannemelijk is dat a) zonder die behandeling het gevaar dat als gevolg van de stoornis bestaat niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of b) voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. In onderhavig geval is de beslissing tot dwangbehandeling gestoeld op de hiervoor onder b vermelde grond. Daarnaast dient te worden voldaan aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Dat wil zeggen dat moet worden volstaan met de minst ingrijpende vorm van dwangbehandeling, die niet langer dan nodig wordt toegepast en die effectief moet zijn in de gegeven omstandigheden.

3.4.

De klachtencommissie heeft getoetst of het toedienen van de middelen Depakine en Cisordinol Acutard tegen de wil van verzoeker rechtmatig is. De rechtbank dient hieronder opnieuw te beoordelen of voldaan is van de hiervoor genoemde wettelijke vereisten.

3.5.

Onweersproken staat vast dat bij verzoeker sprake is van een stoornis van de geestvermogens, te weten een maniform psychotisch toestandsbeeld in het kader van een schizo-affectieve stoornis. Deze stoornis wordt niet door verzoeker betwist.

3.6.

De beslissing tot dwangbehandeling is genomen op de grond dat dit volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens verzoeker binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Hoewel verzoeker aanvoert dat niet dan wel onvoldoende sprake is van intern gevaar, omdat hij uitsluitend verbaal agressief is en dit volgens hem te wijten is aan zijn gebrek aan vrijheden, is naar het oordeel van de rechtbank wel voldaan aan de vereisen genoemd in artikel 38c lid 1 sub b Wet Bopz. Uit de onderliggende stukken blijkt namelijk dat wanneer verzoeker niet medicamenteus behandeld wordt, bij hem manische episodes ontstaan die zich uiten in agressie en bedreigingen. Hierdoor is al meermaals toepassing van middelen of maatregelen (separatie of noodmedicatie) noodzakelijk geweest. De verpleegkundig specialist heeft ter zitting toegelicht dat verzoeker in manische episodes op deuren bonkt en dat hij dan dreigt medewerkers van de instelling buiten de instelling op te zoeken, waarbij hij woorden gebruikt als: ‘ik weet waar je woont’ en ‘ik neem je te grazen’. Voor de medewerkers moet het uitermate bedreigend en beangstigend zijn geweest om vanuit de werksituatie dreigementen te horen die zich uitstrekken naar hun persoonlijk leven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze dreigende uitspraken van verzoeker zodanig intimiderend, dat deze kunnen worden aangemerkt als gevaar als bedoeld in de Wet Bopz.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de behandeling volstrekt noodzakelijk om het gevaar binnen de inrichting af te wenden.

3.7.

Verzoeker stelt dat sprake is van schending van de beginselen van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Volgens verzoeker is de voorgestelde (dwang)behandeling niet dan wel onvoldoende beoordeeld op minder ingrijpende alternatieven. Men name acht hij daarbij van belang dat hij bereid is tot vrijwillige medicatie-inname. Hoewel verzoeker ter zitting aangeeft geen Depakine meer te willen gebruiken, verklaart zijn advocaat dat verzoeker wel bereid is tot Depakine-inname wanneer hij goed gestemd is. Verzoeker heeft in het verleden twee jaar lang Dekapine geslikt. Het - op dit moment bij verzoeker aanwezige - verzet tegen Depakine komt voort uit zijn machteloosheid door het gebrek aan vrijheden. Als hij gewoon naar buiten mag, is hij wel bereid Depakine te slikken, aldus verzoeker tijdens het verhoor van 27 september 2019. Verder stelt verzoeker dat hij stress en angst ervaart van de druk die de dwangbehandeling hem geeft. Hij wil daarom van de dwangbehandeling af.

3.8.

Anders dan verzoeker, is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de vereisten van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit van de in de beslissing van 2 juli 2019 genoemde dwangbehandeling met Depakine en Cisordinol Acutard. Weliswaar wordt in het verzoekschrift en door de advocaat van verzoeker ter zitting gesteld dat verzoeker bereid is om vrijwillig de medicatie in te nemen, maar dit is zowel tijdens het verhoor van 27 september 2019 als tijdens de zitting van 8 oktober 2019 niet door verzoeker zelf bevestigd. In het verleden is geprobeerd om de dwangbehandeling met Depakine te stoppen, maar dit resulteerde toen in een weigering van de medicatie. Verzoeker stelt voorwaarden aan het vrijwillig innemen van zijn medicatie, namelijk dat hij vrijheden krijgt. De rechtbank overweegt dat de door verzoeker gestelde medewerking aan vrijwillige medicatie-inname dus niet onvoorwaardelijk is. Bij medewerking aan de door de instelling beoogde behandeling past niet dat daarbij eigen voorwaarden worden gesteld. Gelet hierop is de rechtbank niet overtuigd van de bereidheid van verzoeker om vrijwillig Depakine te slikken. Voor wat betreft de proportionaliteit blijkt uit de onderliggende stukken dat verzoeker Depakine toegediend krijgt, omdat hij naar eigen zeggen de minste bijwerkingen van dit middel ervaart, vergeleken met andere mogelijke middelen.

3.9.

De rechtbank concludeert dan ook dat de klacht ten aanzien van het besluit dwangbehandeling van 2 juli 2019, betreffende de behandeling met Depakine en Cisordinol Acutard, ongegrond is.

3.10.

Omdat voornoemd klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard, zal de rechtbank het verzoek tot toekennen van een schadevergoeding ten aanzien van dit onderdeel afwijzen.

3.11.

De rechtbank constateert dat de klacht van verzoeker ook is gericht tegen het toedienen van het middel Zyprexa. Dit middel staat niet in het besluit van 2 juli 2019 en is niet getoetst door de klachtencommissie op 8 augustus 2019. Dat kon op dat moment ook niet, omdat toen nog niet was besloten om ook Zyprexa als dwangmedicatie toe te dienen. Voorgaande blijkt ook uit de zienswijze van de geneesheer-directeur van 1 augustus 2019: “Zyprexa is voorgeschreven omdat de stemming van patiënt nog steeds niet is gestabiliseerd op het Depakine-voorschrift.” (…) “Of dit laatste middel ook als dwangbehandeling gegeven moet worden zal de komende tijd blijken”.

3.12.

Inmiddels wordt Zyprexa toegediend, waar verzoeker grote bezwaren tegen heeft. De rechtbank dient te toetsen of op het moment van het nemen van de rechterlijke beslissing (ex nunc) de ingezette dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is. Op grond van het bepaalde in artikel 38c lid 2 Wet Bopz vindt dwangbehandeling plaats krachtens schriftelijke beslissing van de behandelaar. De rechtbank is echter niet gebleken van een schriftelijke beslissing tot toediening van Zyprexa. Antes GGZ heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het besluit van 2 juli 2019 ook betrekking heeft op de Zyprexa.

3.13.

De in artikel 38c lid 2 Wet Bopz gestelde eis van een schriftelijke beslissing dient ertoe dat de beslissing tot toepassing van dwangbehandeling op zorgvuldige wijze wordt genomen en dat de behandelaar zijn beslissing zal moeten motiveren (vergelijk HR 10 juli 2009, ECLI:Nl:HR:2009:BI5924, NJ2010/10, rov. 3.4.2.). Gelet op de ingrijpende inbreuk op de lichamelijke integriteit die plaatsvindt bij een dwangbehandeling als de onderhavige, dienen de wettelijke grondslag daarvoor en de wettelijke voorschriften die de toepassing ervan met waarborgen omgeven, strikt te worden uitgelegd (vergelijk HR 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1724, rov. 3.4.4) . De rechtbank is van oordeel dat voor het toedienen van Zyprexa een afzonderlijke schriftelijke beslissing genomen had moeten worden, met daarin een afweging over proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid ten aanzien van deze medicatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst in de beslissing “De keus van de medicatie kan in de loop van de behandeling veranderen”, daartoe onvoldoende. De toepassing van Zyprexa is daarmee immers niet gemotiveerd, en daardoor kan deze toepassing niet door de rechtbank worden beoordeeld. Daarin weegt mee dat ter zitting is gebleken dat Zyprexa aanvullende medicatie is, met een ander doel dan de medicatie die genoemd is in de beslissing van 2 juli 2019.

3.14.

De rechtbank concludeert dan ook dat de klacht ten aanzien van het middel Zyprexa gegrond is, aangezien deze behandeling niet plaatsvindt krachtens een schriftelijke beslissing van de behandelaar zoals vereist in artikel 38c lid 2 Wet Bopz . 3.15. Omdat zowel in het verzoekschrift als (desgevraagd) tijdens de zitting door verzoeker onvoldoende is onderbouwd dat het toedienen van het middel Zyprexa heeft geleid tot schade, zal de rechtbank het verzoek tot toekennen van een schadevergoeding ook voor dit klachtonderdeel afwijzen.

4 De beslissing

De rechtbank:

4.1.

verklaart de klacht ten aanzien van de beslissing tot dwangbehandeling van 2 juli 2019 ongegrond;

4.2.

verklaart de klacht ten aanzien van de toediening van het middel Zyprexa gegrond;

4.3.

wijst af het anders of meer verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, voorzitter, mr. C.A. Schreuder en mr. A.J. van Dijk, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.M.P. van de Kamp op 18 oktober 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature