Uitspraak
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 578220 / HA RK 19-834
Beslissing van 19 juli 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. S.H. Poiesz, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter).
1 Het procesverloop en de processtukken
Verzoeker heeft op 15 maart 2019 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Dit verzoekschrift, alsmede het daartegen door [naam wederpartij] ingediende verweerschrift, is door de rechter behandeld ter zitting van 24 juni 2019, waarna de rechter op 12 juli 2019 een beschikking heeft gegeven.
Die procedure draagt als kenmerk 7620596 \ VZ VERZ 19-4808.
Bij e-mailbericht van 17 juli 2019 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het wrakingsverzoek met bijlagen en het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de beschikking van 12 juli 2019.
2 De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. 0p grond van
hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden
gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een
rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die
dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter
reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is
geëindigd.
2.2
Bij de uitspraak van 12 juli 2019 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure een beslissing gegeven. Die uitspraak is een beslissing op het verzoek ingevolge artikel 186 Rv . Niet gebleken is dat dit verzoek is gedaan tijdens het aanhangig zijn van een procedure, waardoor dit een verzoek is op grond van artikel 186, eerste lid, Rv. Een verzoek op grond van de ze bepaling is een zelfstandig verzoek, vooruitlopende op een geding voor de burgerlijke rechter. Hiermee is de behandeling van de zaak door de rechter geëindigd en is de beslissing van 12 juli 2019 een eindbeslissing.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 17 juli 2019 en derhalve na de uitspraak van voormelde beschikking ingediend. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, tweede volzin en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.
3 De beslissing
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. S.H. Poiesz wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Verweij, voorzitter, mr. N. Doorduijn en
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. S.H. Poiesz