Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Proces-verbaalnummer: [procesverbaalnummer]
Raadkamernummers: 18/2878 (89 Sv)
18/2879 (591a Sv)
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de verzoeken van:
[naam verzoeker] verzoeker,
geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te Rotterdam, Boompjes 404, ten kantore van
zijn raadsman mr. H. Raza.
Procedure
Op 12 september 2018 is ingediend een verzoekschrift met verzoeken op grond van artikel 89 en artikel 591a Sv .
De verzoeken zijn op 19 april 2019 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr J. Verschuren en de raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva (namens mr. Raza) zijn gehoord. De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie
Verzoek artikel 89 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 315,- als vergoeding voor de immateriële schade als gevolg van het voorarrest.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat er geen gronden van billijkheid zijn om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de geleden immateriële schade. Daartoe is aangevoerd dat verzoeker zich zonder toestemming bevond op het terrein van [naam bedrijf] gelegen op de Maasvlakte. Verzoeker is daar met een ander persoon in een auto aangehouden. In die auto, met valse nummerborden, lagen twee zwarte lege sporttassen. Deze situatie schreeuwt dan ook om een verklaringen en de verzoeker heeft ervoor gekozen zich te beroepen op zijn zwijgrecht.
Verzoek artikel 591a Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ‘s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor de kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 280,- en bij een behandeling en nadere toelichting in raadkamer ter hoogte van het forfaitaire bedrag van
€ 550,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Feiten
De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd proces-verbaalnummer van 30 juli 2018 tot op 2 augustus 2018 in verzekering gesteld geweest op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Bij schriftelijke kennisgeving van 21 augustus 2018 heeft de officier van justitie de verzoeker bericht dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd.
Beoordeling
Verzoek artikel 89 Sv
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 89 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is ge ëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Gebleken is dat er ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling voldoende verdenking tegen de verzoeker was om dat dwangmiddel te rechtvaardigen.
Immateriële schade
Alle omstandigheden in aanmerking genomen worden geen gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding voor immateriële schade als gevolg van het voorarrest toe te kennen.
Daartoe wordt het volgende overwogen:
Naast hetgeen de officier al heeft aangevoerd zijn bij verzoeker niet door de bevoegde instantie aan hem afgegeven toegangspassen aangetroffen, een omstandigheid waarover hij geen (inhoudelijke) verklaring heeft gegeven. Met deze passen heeft hij zich onbevoegd (en bewust) toegang verschaft tot het ICT-terrein. Zijn enkele verklaring dat hij alleen daar op het terrein was om lachgas te gebruikten is volstrekt onaannemelijk en een andere inhoudelijke verklaring heeft hij niet gegeven. Dit maakt dat verzoeker het in overwegende mate aan zichzelf heeft te wijten dat zijn verzekeringstelling noodzakelijk is geweest om de politie in staat te stellen nader inhoudelijk onderzoek te kunnen doen en hij in daardoor enkele dagen op het politiebureau heeft moeten doorbrengen.
Gronden van billijkheid om tot enige vorm van vergoeding over te gaan zijn onder deze omstandigheden n iet aanwezig, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
Verzoek artikel 591a Sv
Vooropgesteld wordt dat een gewezen verdachte indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - op grond van artikel 591a juncto artikel 90 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, zulks voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Kosten rechtsbijstand voor opstellen, indienen en behandelen verzoekschrift
Het verzoek ziet op de vergoeding van kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 591a Sv ingediende verzoekschrift.
De beslissing van de rechtbank op het verzoek op grond van artikel 89 Sv brengt met zich dat er in deze zaak ook geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding voor de kosten voor de indiening van het onderhavige verzoekschrift, onderscheidenlijk het ingediende verzoekschrift ex artikel 89 Sv toe te kennen. Ook dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 18/2878 ingeschreven verzoek:
wijst het verzoek af.
t.a.v. het onder RK-nummer 18/2879 ingeschreven verzoek:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. W.A.F. Damen, rechter,
in tegenwoordigheid van R.M.T. Verheijde, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.