Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor seksueel misbruik van een slachtoffer in staat van een verminderde bewustzijn door twee daders in een afgesloten ruimte. Gevangenisstraf 36 maanden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/680449-17

Datum uitspraak: 23 april 2019

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,

gemachtigd raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2019.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 17 januari 2019 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.

De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden met aftrek van voorarrest.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verklaringen van de aangeefster ten aanzien van de seksuele handelingen worden niet ondersteund door de overige inhoud van het dossier en niet kan worden vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte (hierna: [naam medeverdachte] ) seksueel zijn binnengedrongen bij de aangeefster. Bovendien verkeerde de aangeefster niet in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Als zij al in zo een staat verkeerde, dan heeft de verdachte daar geen wetenschap van gehad.

4.1.2.

Beoordeling

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Seksuele handelingen

Vast staat dat aangeefster en de verdachten op 29 mei 2017 een aantal drankjes hebben genuttigd in het café van de verdachte. Nadat de andere gasten na 23.00 uur waren vertrokken, bleven zij met z’n drieën achter in het café. Vervolgens hebben zij zo’n twee uur zitten praten.

Op camerabeelden van Cameratoezicht is te zien dat de gordijnen van het café worden gesloten rond 01.18 uur en rond 01.48 uur weer geopend door een persoon die grotendeels ontkleed lijkt. Enkele minuten na het openen van de gordijnen is te zien dat aangeefster buiten huilend en naakt rondloopt.

Rond 1:50 uur is aangeefster naakt aangetroffen door een taxichauffeur, die vervolgens de politie heeft gebeld. Aan de politieagent verklaarde aangeefster direct: “zij hebben mij net verkracht met z’n tweeën. [naam verdachte] heet hij. Ze hebben mij tegelijk verkracht anaal en vaginaal tegelijk. Ook moest ik hen pijpen. Ik wilde niet. Ik heb vanaf het begin ‘nee’ gezegd maar ze gingen gewoon door.” Opeens gaf aangeefster aan zich niet lekker te voelen en viel zij flauw. Ze kwam even bij kennis en viel toen weer weg. Toen de ambulance arriveerde, verklaarde ze aan de ambulancemedewerker hetzelfde als aan de politieagent.

Aangeefster heeft die middag, tijdens een informatief gesprek zeden, verklaard dat de verdachte de deur van het café op slot had gedaan en de gordijnen had gesloten. Nadat aangeefster van het toilet terugkwam, werd haar BH losgemaakt en haar jumpsuit uitgedaan. [naam medeverdachte] penetreerde haar vaginaal en anaal en vervolgens moest zij hem pijpen. Daarna penetreerde de verdachte haar vaginaal en anaal en moest zij ook hem pijpen. Vervolgens heeft aangeefster tegen de deur staan trappen en is zij naakt de straat opgerend.

De verdachte is om 02.00 uur bij het café aangehouden. Hij heeft verklaard bij de politie dat aangeefster [naam medeverdachte] heeft gepijpt en – naar hij denkt – door [naam medeverdachte] is gevingerd en dat zij toen opeens hysterisch naar de deur rende.

Ondersteunend aan de verklaringen van aangeefster zijn de resultaten van het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verrichte DNA- en RNA-onderzoek. Bij dit onderzoek is onder andere de penishuid van de verdachte bemonsterd. Uit het onderzoek naar deze bemonstering is gebleken dat deze celmateriaal bevat van de verdachte zelf en van aangeefster. Op basis van de resultaten van de RNA-celtypering van voornoemde bemonstering, blijkt dat het aangetroffen celmateriaal vaginale cellen van aangeefster, spermacellen van de verdachte en speeksel van aangeefster en/of van de verdachte kan bevatten. De verdediging heeft aangevoerd dat de mogelijk van aangeefster afkomstige vaginale cellen op de penishuid van de verdachte zijn gekomen doordat de verdachte met zijn hand een voorwerp met daarop vaginaal vocht van aangeefster heeft aangeraakt en daarna met zijn hand zijn geslachtsdeel heeft aangeraakt. Dit alternatieve scenario is, gezien het zeer korte tijdsverloop tussen de seksueel handelingen en de aanhouding van de verdachte, niet voldoende onderbouwd en niet aannemelijk geworden. Het verweer wordt verworpen.

Verder ondersteunend aan de verklaringen van aangeefster zijn de resultaten van het door het NFI verrichte onderzoek naar biologische sporen. Uit dit onderzoek blijkt dat op meerdere plekken rondom en in de vagina van aangeefster aanwijzingen voor spermavloeistof zijn aangetroffen. Tevens wordt op meerdere plekken rondom en in de vagina en anus van aangeefster bloed aangetroffen.

Dat de verdachte en [naam medeverdachte] beiden orale seks hebben gehad met aangeefster wordt bovendien ondersteund door de bij de politie afgelegde verklaring van [naam medeverdachte] . Hij heeft verklaard dat aangeefster en de verdachte en aangeefster en [naam medeverdachte] hebben gezoend. Vervolgens heeft de aangeefster [naam medeverdachte] gepijpt, de verdachte heeft haar gevingerd en aangeefster heeft daarna de verdachte ook gepijpt.

Ter zitting van 9 april 2019 is [naam medeverdachte] ten dele op deze verklaring terug gekomen door te verklaren dat hij geen orale seks heeft gehad met aangeefster en dat hij dit eerder heeft verklaard omdat hij onder druk stond. Deze nieuwe verklaring is door [naam medeverdachte] strikt genomen alleen afgelegd in zijn eigen zaak en niet in de zaak van de verdachte. Nu de rechtbank ambtshalve kennis heeft van deze wijziging van de verklaring van [naam medeverdachte] en ook de raadsman van de verdachte hiervan kennis heeft genomen en op heeft kunnen reageren, acht de rechtbank het niet passend die gewijzigde verklaring in dit vonnis niet te bespreken.

De rechtbank acht de gewijzigde verklaring van [naam medeverdachte] ongeloofwaardig gezien het feit dat aangeefster hier steeds consequent over heeft verklaard en het feit dat ook de verdachte heeft verklaard dat aangeefster [naam medeverdachte] heeft gepijpt. [naam medeverdachte] heeft bovendien op zitting geweigerd om vragen van de rechtbank over het verloop van de avond te beantwoorden, en ook daardoor overtuigt zijn enkele ontkenning van zijn eigen eerdere verklaring niet. De rechtbank zal daarom voorbijgaan aan de ontkennende verklaring van de [naam medeverdachte] op zitting en zijn eerdere verklaring bij de politie voor het bewijs bezigen.

Met verwijzing naar het arrest Vidgen tegen Nederland (Europese Hof voor de Rechten van de Mens, 10 juli 2012, ECLI:NL:XX:2012:BY6426) heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van [naam medeverdachte] bij de politie dient te worden uitgesloten van het bewijs. Die verklaring moet worden gezien als ‘sole or decisive evidence’ en de verdediging is niet in staat geweest om die verklaring te toetsen omdat [naam medeverdachte] zich als getuige in de zaak van de verdachte op zijn verschoningsrecht heeft beroepen.

De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Aangezien de verklaring van [naam medeverdachte] in voldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, zoals de aangifte, de verklaring van de verdachte, het DNA-rapport, het RNA-rapport, de camerabeelden en de bevindingen van de verbalisanten die aangeefster hebben aangetroffen na het verlaten van het café, betreft de verklaring van [naam medeverdachte] geen ‘sole or decisive evidence’. De bij de politie afgelegde verklaring van [naam medeverdachte] behoeft dan ook niet van het bewijs te worden uitgesloten. Het verweer wordt verworpen.

Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat zowel de verdachte als [naam medeverdachte] anale, vaginale en orale seks met aangeefster hebben gehad.

Verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht

Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 Sr heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Daarbij kan worden gedacht aan een verminderd bewustzijn als gevolg van dronkenschap of aan een situatie waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol en/of drugs.

Aangeefster heeft meermalen verklaard dat ze die avond ongeveer zes tot acht wijn op had en dat ze erg dronken was. Toen de verbalisanten aangeefster (naakt op straat) aantroffen en aanspraken, gaf aangeefster aan zich niet lekker te voelen en draaierig te zijn. Daarna viel ze meerdere keren flauw. In het ziekenhuis is op 30 mei 2017 om 04:40 bloed afgenomen van aangeefster. Uit de resultaten van het toxicologisch onderzoek in dit afgenomen bloed blijkt dat in het bloed van aangeefster alcohol is gemeten in een concentratie van 1,5 promille. Bij een alcoholconcentratie van 1,5 promille zijn de effecten bij een gematigde gebruiker: duidelijke dronkenschap, significante verslechtering van lichaamsfuncties, misselijkheid en braken.

De verdediging heeft aangevoerd dat aangeefster wel in staat was haar wil kenbaar te maken aangezien ze, blijkens haar verklaringen, bewust de keuze heeft gemaakt zich niet te verzetten tegen het seksueel binnendringen door de verdachte en [naam medeverdachte] . De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Dat aangeefster heeft verklaard dat zij ervoor heeft gekozen om zich fysiek niet te verzetten tegen het seksueel binnendringen, brengt niet met zich mee dat zij in staat was haar wil kenbaar te maken over of weerstand te bieden tegen het seksueel binnendringen door de verdachte en [naam medeverdachte] . Zij verklaart immers dat ze in shock en draaierig was, verstijfde en zich niet durfde te verzetten tegen de verdachte en [naam medeverdachte] .

Het verweer wordt verworpen.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat aangeefster dusdanig onder invloed van alcohol was, dat zij ten tijde van het seksueel binnendringen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde waardoor zij niet, of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

Wetenschap verminderd bewustzijn

De verdachte en [naam medeverdachte] zijn de gehele avond bij aangeefster geweest en hebben haar alcohol zien drinken. Toen zij op enig moment naar de wc ging, hebben de verdachte en/of [naam medeverdachte] haar moeten helpen haar jumpsuit uit te trekken omdat ze zo dronken was.

Gelet hierop, en gelet op de bevindingen van de verbalisanten bij het aantreffen van aangeefster en de resultaten van het toxicologisch onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en [naam medeverdachte] wisten dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde ten tijde van het seksueel binnendringen.

4.1.3.

Conclusie

Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij

op 30 mei 2017te Rotterdam

tezamen en in vereniging met een ander met iemand, te weten [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die [naam slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijnverkeerde, dat zij niet, of onvolkomen in staat was haar

wil omtrent de hierna te benoemen handelingen te bepalen of kenbaar te maken,

of daartegen weerstand te bieden,

handelingen /hebben gepleegd, die mede

bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,

namelijk het meermalen brengen/duwen/houden van de penis

van hem, verdachte, en het door zijn mededader brengen/duwen/houden van de

penis in de vagina en de anus en de mond van die [naam slachtoffer] .

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op: met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft samen met een ander verregaande seksuele handelingen verricht bij een slachtoffer dat in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Hij heeft dit gedaan in een afgesloten ruimte waar het slachtoffer in eerste instantie zich veilig voelde en terwijl hij en zijn mededader wisten dat het slachtoffer niet in staat was weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen of haar wil hieromtrent kenbaar te maken. De verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en op het vertrouwen dat het slachtoffer in hem en zijn medeverdachte had. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens, zonder daarbij oog te hebben voor de gevoelens van het slachtoffer en de gevolgen voor haar. Het voorval moet voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring zijn geweest, hetgeen ook naar voren is gekomen uit de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Zo heeft zij PEP-medicatie moeten nemen in verband met het risico van besmetting met seksueel overdraagbare ziekten.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.

Alles afwegend acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.2.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft primair niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit. De hoogte van het toe te wijzen bedrag is niet te beoordelen vanwege pre-existentiële klachten bij de benadeelde partij die mogelijk ook ten grondslag liggen aan de schade bij de benadeelde partij. Hier moet nader onderzoek naar worden gedaan, hetgeen een onevenredige belasting voor de strafzaak oplevert. Subsidiair is op grond van voornoemde matiging van de vordering bepleit.

8.3.

Beoordeling

Anders dan door de verdediging bepleit, staat het bestaan van pre-existentiële klachten niet in de weg aan het toewijzen van de vordering van de benadeelde partij. Uit de onderbouwing van de vordering en uit de door de benadeelde partij ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij door het bewezen verklaarde feit (immateriële) schade heeft opgelopen. Deze kan worden begroot op het gevorderde bedrag. De gevorderde schadevergoeding zal daarom ook niet gematigd worden.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 mei 2017.

Nu de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil

en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.4.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 243 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 10.000,00 (hoofdsom, zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 10.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 85 (vijfentachtig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. N. Doorduijn, voorzitter,

en mrs. J. Bergen en A.M. van der Leeden, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. A.M. in ’t Veld, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij

op of omstreeks 30 mei 2017

te Rotterdam

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

met iemand, te weten [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, en/of zijn

mededader wist(en) dat die [naam slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijn of

lichamelijke onmacht verkeerde, dat zij niet, of onvolkomen in staat was haar

wil omtrent de hierna te benoemen handelingen te bepalen of kenbaar te maken,

of daartegen weerstand te bieden,

een of meer handeling(en) heeft/hebben gepleegd, die bestond(en) uit of mede

bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,

namelijk het meermalen, althans eenmaal het brengen/duwen/houden van de penis

van hem, verdachte, en/of het door zijn mededader brengen/duwen/houden van de

penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [naam slachtoffer] .

Nadat [naam medeverdachte] op zitting teruggekomen was op zijn politieverklaring, heeft de raadsman van de verdachte verzocht om [naam medeverdachte] als getuige te horen in de zaak van de verdachte. [naam medeverdachte] heeft zich vervolgens op zijn verschoningsrecht beroepen, ondanks herhaald aandringen. Zo heeft hij niet willen aangeven of hij blijft bij zijn verklaring dat verdachte orale seks met aangeefster heeft gehad.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature